ECLI:NL:RBOVE:2017:1350

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
08/730612-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor brutale diefstal uit snackbar

Op 21 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken voor zijn betrokkenheid bij een brutale diefstal van € 20,- uit de kassa van een snackbar in Enschede. De man, samen met een medeverdachte, heeft zich schuldig gemaakt aan deze diefstal op 30 november 2016. Tijdens de zitting op 7 maart 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.C.J. Nettenbreijers, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.T.E. Vis, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: de diefstal van € 20,- uit de snackbar en een tweede feit dat betrekking had op geweld tegen een ander. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte een intimiderende sfeer creëerden en de kassa openden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de diefstal, ook al heeft hij het geld niet zelf uit de kassa genomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor de geweldpleging.

De rechtbank weegt bij de strafoplegging de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte mee. De officier van justitie had een ISD-maatregel geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende informatie was om deze maatregel op te leggen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, waarbij rekening werd gehouden met de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730612-16 (P)
Datum vonnis: 21 maart 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Somalië),
nu verblijvende in PI Overijssel, HvB “de Karelskamp” te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.J. Nettenbreijers en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander € 20,-- heeft gestolen uit de kassa van een snackbar;
feit 2:met geweld een portemonnee heeft gestolen of heeft afgeperst of een mishandeling heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 30 november 2016 in de gemeente Enschede tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Euro 20,--, althans enig geld,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [snackbar] en/of
[slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededaders;
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2016 in de gemeente Deventer met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of honderd
euro, althans enig geld en/of één of meer pasjes, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die
[slachtoffer 2] van de fiets heeft geschopt en/of getrapt, waarna die [slachtoffer 2] op
de grond is gevallen en/of vervolgens die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd
en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen
en/of die [slachtoffer 2] daarbij de woorden heeft toegevoegd: “Geld, geld, geld”;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 juli 2016 in de gemeente Deventer met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een
portemonnee en/of honderd euro, althans enig geld en/of één of meer pasjes, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die
[slachtoffer 2] van de fiets heeft geschopt en/of getrapt, waarna die [slachtoffer 2] op
de grond is gevallen en/of vervolgens die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd
en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen
en/of die [slachtoffer 2] daarbij de woorden heeft toegevoegd: “Geld, geld, geld”;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 juli 2016 in de gemeente Deventer [slachtoffer 2] heeft
mishandeld door die [slachtoffer 2] van de fiets te schoppen en/of te trappen en/of
(nadat die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen) die [slachtoffer 2] meermalen,
althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen
en/of meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of liet lichaam te stompen
en/of te slaan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Feit 1
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde op grond van de aangifte en de camerabeelden wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [medeverdachte] (hierna [medeverdachte] ) een voor verdachte volledig ontlastende verklaring heeft afgelegd die wordt ondersteund door de verklaring van aangever. De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van aangever over de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en het onderhavige dossier het volgende vast. Verdachte was op 30 november 2016 samen met [medeverdachte] in [snackbar] te Enschede. Zij waren onder invloed van alcohol. Bij binnenkomst ontstond vrijwel direct een intimiderende sfeer, waarbij verdachte schreeuwde: “Ik kom uit Amsterdam. Ik heb meerdere dingen gedaan. Ik heb er ervaring mee. Ik heb ook overvallen gedaan”. Ze begonnen meteen over sigaretten. Om geen problemen te krijgen heeft aangever zes sigaretten uit zijn pakje gegeven. Op een gegeven moment vroeg [medeverdachte] naar de kluis, waarop aangever hem mee nam naar een ruimte achter de balie. Verdachte liep even later achter hen aan. Kort daarna stonden verdachte en [medeverdachte] weer voor de balie, waarna [medeverdachte] weer naar achteren liep met aangever. Verdachte reikte hierop over de balie en opende de kassa. Hierop kwamen aangever en [medeverdachte] weer teruggelopen en duwde [medeverdachte] de kassa weer dicht. Verdachte reikte in elk geval nog een keer met zijn handen over de balie naar de kassa. Op enig moment is [medeverdachte] richting de camera gelopen die op de kassa gericht stond en heeft hij deze van stand veranderd. [medeverdachte] heeft vervolgens de kassa geopend en geld uit de kassa gehaald. Uiteindelijk heeft [medeverdachte] met medeneming van € 20,-- uit de kassa, samen met verdachte de snackbar verlaten.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het vorenstaande – voortvloeiend uit de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen – voldoende wettig en overtuigend bewijs voor medeplegen oplevert.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht (vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905). De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:HR:NL:2014:3474).
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de feiten en omstandigheden zoals die hiervoor zijn opgenomen, sprake is van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] dat er sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank betrekt daarbij met name dat verdachte gedurende langere tijd samen met [medeverdachte] in genoemde snackbar is geweest, waarbij de kennelijke bedoeling was om zonder betaling goederen te verkrijgen (drinken, sigaretten), bij binnenkomst een intimiderende sfeer heeft gecreëerd, zich meermalen al dan niet samen met [medeverdachte] achter de balie heeft begeven terwijl hij en [medeverdachte] daar niets te zoeken hadden en dat verdachte meermalen de kassa heeft geopend. Door op deze wijze – die veel aandacht vroeg van aangever – in de snackbar aanwezig te zijn heeft verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het wegnemen van € 20,-- uit de kassa door [medeverdachte] op een moment dat [medeverdachte] de camera die gericht stond op de kassa had weggedraaid. Dat verdachte niet zelf feitelijk de
€ 20,-- uit de kassa heeft weggenomen staat niet in de weg aan een bewezenverklaring van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat het voorwaardelijk verzoek van de raadsman dient te worden afgewezen, nu de noodzaak tot het horen van aangever niet is gebleken.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
4.2
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 30 november 2016 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen € 20,-, toebehorende aan [snackbar] .
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte voor feit 1 met toepassing van artikel 38m, vijfde lid Sr zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Subsidiair heeft de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van twee weken gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdediging meent subsidiair dat - indien er wel een (gedeeltelijke) bewezenverklaring volgt - de straf gelijk kan zijn aan de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, thans 91 dagen. De verdediging stelt zich voorts op het standpunt dat de ISD-maatregel niet kan worden opgelegd omdat er geen rapport ligt waaruit blijkt dat de maatregel noodzakelijk is en waaruit blijkt dat voldaan is aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie gevorderd, niet overgaan tot het opleggen van de ISD-maatregel, omdat een met redenen omkleed advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel, zoals bedoeld in artikel 38m, vierde lid Sr, ontbreekt. De rechtbank acht zich om die reden onvoldoende voorgelicht. De enkele mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting dat de reclassering zich onthoudt van advies, nu verdachte daaraan zijn medewerking niet heeft willen verlenen, acht de rechtbank onvoldoende om met toepassing van artikel 38m, vijfde lid Sr toch tot oplegging van de ISD-maatregel over te gaan, temeer nu de reclassering los van de weigering van verdachte had kunnen rapporteren over de wenselijkheid en noodzaak van het opleggen van de maatregel.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij ook het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een brutale diefstal van geld uit de kassa van een snackbar. Verdachte en zijn mededader hebben zich gedurende langere tijd in de snackbar opgehouden en hebben het aangever buitengewoon lastig gemaakt. Zij hebben zich achter de balie begeven, in een ruimte waar zij niets te zoeken hadden en meermalen is de kassa geopend. Aangever heeft zich door beide verdachten geïntimideerd gevoeld en ook een getuige beschrijft de sfeer als grimmig. Verdachte en zijn mededader hebben er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Dergelijke feiten brengen bovendien gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan houdt de rechtbank ook rekening met de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Deze geven als uitgangspunt voor een winkeldiefstal waarbij sprake is van recidive een geldboete ter hoogte van € 200,-- en een week gevangenisstraf voorwaardelijk. Gelet op de omstandigheden waaronder en de manier waarop verdachte samen met [medeverdachte] gehandeld heeft, is de rechtbank van oordeel dat voornoemd oriëntatiepunt onvoldoende uiting geeft aan de ernst van het feit, zodat de rechtbank de strafoplegging in soortgelijke zaken in haar overwegingen betrekt.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 februari 2017. Daaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen voor soortgelijke feiten is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes weken moet worden opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;

s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. C.C.S. Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016598250. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 30 november 2016, pagina’s 33 t/m 35, in onderling verband en samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor aangever van 7 december 2016, pagina’s 37 en 38, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe hierbij aangifte van diefstal van geld uit de kassa. Ik heb niemand het recht danwel de toestemming gegeven om enig goed dat mij wederrechtelijk toebehoort kennelijk opzettelijk weg te nemen met het oogmerk om het goed zich wederrechtelijk toe te eigenen. Vandaag, woensdag 30 november 2016, was ik aan het werk. Ik werk bij [snackbar] , gevestigd aan de [adres] te Enschede. Omstreeks 20:45 uur kwamen er twee jongens in de zaak. Op het moment dat de jongens binnen kwamen waren er geen andere klanten in de zaak. Er ontstond direct een intimiderende sfeer. Op een gegeven moment schreeuwde de jongen, die de rits van zijn jas open had: “Ik kom uit Amsterdam. Ik heb meerdere dingen gedaan. Ik heb er ervaring mee. Ik heb ook overvallen gedaan”.
Ze begonnen te vragen naar de kluis. Ze bleven maar zeuren en ik voelde mij niet veilig. Ik voelde mij geïntimideerd door hun. Ik besloot 1 van de jongens mee te nemen naar achteren. Ik wilde hem de kluis laten zien, zodat hij kon zien dat ik of hij deze niet kon openen. Echter voordat ik het wist stond nummer 2 ook ineens achter. Het was een bedreigende situatie. Ik heb de kluis laten zien en gezegd dat ik er geen controle over had en dat de kluis met buisjes werkte waar het geld inging. Gelijk hierna liepen wij weer naar voren.
Vervolgens staan de jongens weer voor de toonbank. Ik zag dat 1 van de jongens de camera, welke bij de deur hangt, weg sloeg. Zo vanuit het niets sprong jongen 1 over de toonbank. Ik zag dat de jongen de kassa opende en er € 20,-- uithaalde. Vervolgens ging hij aan de zijkant weer naar voren. Hierop verlieten beide jongens de snackbar.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 8 december 2016, pagina’s 43 en 44, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op donderdag 08 december 2016 heb ik de beelden bekeken van de diefstal cq overval op
de [snackbar] , gevestigd aan de [adres] te Enschede. Op de beelden zijn twee personen te zien. In dit proces-verbaal is persoon 1 genaamd [medeverdachte] en persoon 2 [verdachte] .
Op de beelden is te zien dat persoon 1 op 30 november 2016 te 19.47.59 uur de cafetaria
binnenkomt. Hij spreekt de werknemer die achter de balie staat aan en je kunt zien dat deze min of meer schrikt. Je ziet namelijk dat hij naar achter loopt en zijn handen in een soort afweerstand heeft.
Dan zie je op een ander beeld persoon 2 binnenkomen. Het is dan 19.49.17 uur.
Te 19.56.49 uur staat de werknemer weer achter de balie. Ook staat persoon 1 hier. Na
enkele seconden zie je ook persoon 2 in beeld komen. Ook hij staat dan achter de balie. Het lijkt erop dat zij dan in een soort keukentje staan. Te 19.58.30 uur zie je dan persoon 1 en 2 weer voor de balie staan. Persoon 1 loopt dan naar rechts en is even uit beeld. Je ziet hem namelijk even daarop weer in beeld komen en hij staat dan weer achter de balie. De werknemer die daar ook staat zet iets op de balie en hij wordt vervolgens door persoon 1 meegenomen naar links. Op andere beelden is te zien dat beiden dan in een soort keukentje staan. Persoon 2 die nog steeds voor de balie staat kijkt in de richting van de beide anderen en gaat vervolgens met zijn rechterhand over de balie heen. Je kunt zien dat hij iets open maakt. Tijdens dit gebeuren zie je op een andere camera persoon 1 en de medewerker in het keukentje staan. Je kunt zien dat persoon 1 richting de camera loopt en dat dan de camera van stand is veranderd. Vervolgens is te zien dat persoon 1 samen met de medewerker weer in beeld komt. Zij staan nog steeds achter de balie. Je kunt zien dat persoon 1 dan ook bij datgene zit wat even daarvoor door persoon 2 was geopend. Het lijkt er op dat hij het weer sluit. De werknemer pakt persoon 1 dan bij zijn schouder en loodst hem weg naar de linkerzijde van de balie. Beiden zijn dan uit beeld. Op de beelden is persoon 2 te zien en hij staat nog steeds voor de balie. Hij staat op dezelfde plaats als even daarvoor toen hij achter de balie iets opende. Er is dan te zien dat persoon 2 met twee handen over de balie gaat en bezig is op de zelfde plek als even daarvoor. Het lijkt nu of hij iets pakt. Persoon 1 en de werknemer komen dan ook weer in beeld. Te 20.19.40 uur kun je zien dat persoon 1 de cafetaria verlaat.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 7 december 2016, pagina’s 96 t/m 98, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die verdachte:
U vertelt mij dat ik verdacht word van een diefstal gepleegd op 30 november 2016. Ik kan mij dat niet zo goed meer herinneren. Dat moet denk ik vorige week gebeurd zijn. Ik heb samen met [verdachte] een fles Wodka puur opgedronken. Ik weet dat " [verdachte] " zijn bijnaam is. Ik kwam toen voorbij de [snackbar] aan de [adres] . Toen ik langs de snackbar fietste met [verdachte] , zag ik dat [slachtoffer 3] achter de toonbank stond. Ik weet dat ik ontzettend dronken was op dat moment. Ik had Wodka gedronken. Ik had een fles wodka bij mij. Toen ik samen met [verdachte] binnen was vroeg ik aan [slachtoffer 3] of ik naar achteren mocht om daar te kijken. [slachtoffer 3] heeft het witte deurtje naast de toonbank geopend en [slachtoffer 3] heeft mij vervolgens de kamer achter laten zien. Ik ben volgens mij meerdere malen naar achteren gelopen. Waarom ik dat gedaan heb weet ik niet meer. Ik ben toen vervolgens naar de toonbank gelopen en heb de kassa geopend. Ik heb toen geld uit de lade gepakt en zei tegen [slachtoffer 3] dat hij ook geld kreeg. Ik zei: "een tientje voor jou en een tientje voor mij". Ik heb zo 80 euro verdeeld onder [slachtoffer 3] en mij als grap. [slachtoffer 3] zei tegen mij dat dit niet grappig was. Ik heb [slachtoffer 3] 60,- Euro terug gegeven en heb de 20,- euro niet terug gegeven. Ik voel mij schuldig aan diefstal. Ik heb inderdaad de 20,- euro gestolen."
4.
De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben wel op de camerabeelden te zien. We kwamen binnen en [medeverdachte] had een fles alcohol bij zich. Hij had een beetje mix nodig voor de alcohol en hij wilde sigaretten. We hadden geen geld bij ons. Ze zijn met zijn tweeën door die zaak gelopen en ik was met de kassa aan het ouwehoeren. We zijn ongeveer drie kwartier binnen geweest, misschien wel een uur. U laat mij de camerabeelden zien van de ruimte achter de balie. Ik herken mijzelf op de beelden. Het klopt wel dat ik over de balie heen hing om aan de kassa te zitten.