ECLI:NL:RBOVE:2017:140

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 januari 2017
Publicatiedatum
13 januari 2017
Zaaknummer
C/08/195204 / KG ZA 16-420
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gebruiksrecht van de echtelijke woning in kort geding na echtscheiding

In deze zaak, die op 13 januari 2017 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest. De vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, vordert het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, terwijl de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, zich verzet tegen deze vordering. De vrouw stelt dat zij en haar moeder de woning bewoonden, maar dat de man zonder overleg de sloten heeft veranderd en de woning is gaan bewonen. De vrouw heeft geen toegang meer tot de woning en vordert dat de man de sleutels teruggeeft en de woning verlaat. De man voert verweer en stelt dat hij recht heeft op het gebruik van de woning totdat de eigendom is verdeeld.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw en haar moeder niet vrijwillig elders verblijven en dat de man zich niet heeft gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid door de sloten te vervangen en de vrouw buiten te sluiten. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vrouw toe en bepaalt dat de man de woning binnen zeven dagen moet verlaten, met een dwangsom voor het geval hij hieraan niet voldoet. De vordering in reconventie van de man wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/195204 / KG ZA 16-420 (ib)
Vonnis in kort geding van 13 januari 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verder te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.H. Hasselo te Nijverdal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen de man,
advocaat mr. L.J.A. Eshuis- Nijmeijer te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de door de man ingestelde eis in reconventie,
  • de door man overgelegde producties,
  • de door de vrouw overgelegde nadere producties,
  • de mondelinge behandeling op 11 januari 2017,
  • de pleitnota van de zijde van de vrouw,
  • de pleitnota van de zijde van de man.
1.2.
Ter zitting heeft de advocaat van de man bezwaar gemaakt tegen de door de vrouw op 10 januari 2017 overgelegde producties, omdat deze producties te laat zijn ingediend. Hoewel deze producties buiten de in artikel 6.2 van het ‘Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie’ genoemde termijn zijn overgelegd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de man hierdoor, mede gelet op de omvang en de inhoud ervan, niet in zijn verdediging is geschaad. De man heeft immers ter zitting voldoende gelegenheid gehad zich over de inhoud daarvan uit te laten en van deze gelegenheid is ook gebruik gemaakt. De voorzieningenrechter gaat dan ook aan het bezwaar van de advocaat van de man voorbij.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van [datum] is de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat de vrouw, als deze op het ogenblik van de inschrijving van de beschikking, voor zover daarbij de echtscheiding is uitgesproken, de echtelijke woning aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden voort te zetten. De inschrijving van de echtscheidingsbeschikking heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2015.
2.2.
De woning betreft het ouderlijk huis van de vrouw. De moeder van de vrouw heeft het vruchtgebruik op (een deel van) de woning.
2.3.
De man heeft op 1 april 2016 via een dagvaardingsprocedure een vordering tot verdeling aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, locatie Almelo. Deze zaak staat voor vonnis op 15 februari 2017.
2.4.
Sinds enige tijd bewoont de man de woning.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
De vrouw vordert - kort samengevat -:
I. te bepalen dat de man alle sleutels van de woning aan de vrouw dient te verschaffen, althans haar te machtigen de sloten te wijzigen,
II. te bepalen dat de vrouw bij uitsluiting van de man het gebruik van de woning zal hebben totdat de woning aan haar is overgedragen door middel van een notariële akte,
III. te bepalen dat de man de woning dient te verlaten en verlaten dient te houden,
dit alles desnoods met behulp van de sterke arm en op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de man in de (na)kosten van dit geding.
3.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
De man vordert - kort samengevat-:
I. te bepalen dat de man voorlopig, zijnde tot het moment dat de woning aan één der partijen of een derde, notarieel wordt overgedragen, het gebruik van de woning zal hebben met uitsluiting van de vrouw, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,
II. onder compensatie van de kosten van deze procedure, aldus dat elk van partijen haar eigen kosten draagt.
3.5.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, lenen die zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.2.
Partijen hebben over en weer een voldoende spoedeisend belang bij het verkrijgen van duidelijkheid over hun positie ten aanzien van de woning en kunnen daarom in hun vordering(en) worden ontvangen.
4.3.
Partijen twisten over de vraag aan wie thans (tijdelijk) het uitsluitend gebruik van de woning, met uitsluiting van de ander, toekomt.
4.4.
De vrouw stelt - kort gezegd - dat zij na het uiteengaan van partijen de woning samen met de meerderjarige zoon en haar moeder heeft bewoond. Zonder enige waarschuwing heeft de man eind november 2016 eigenhandig besloten de sloten van de woning te veranderen, zonder daarbij een sleutel aan de vrouw te overhandigen, en is de man de woning zelf gaan bewonen. De vrouw kan de woning niet meer betreden. De man heeft de vrouw en haar moeder onheus bejegend en bedreigd. De man heeft ook zeer beledigende mailberichten gestuurd. Zowel de vrouw als haar moeder hebben diverse keren aangifte gedaan tegen de man, althans melding gemaakt van voorvallen, bij de politie. De moeder van de vrouw kon bij haar partner vervangend onderdak vinden, doch haar partner is recent overleden en de erfgenamen wensen zijn woning op korte termijn te verkopen, waardoor de moeder van de vrouw op korte termijn geen onderkomen meer heeft. De vrouw wenst thans het recht van haar moeder te waarborgen. De vrouw overnacht thans zelf noodgedwongen bij haar partner in […] . Zij verricht haar werkzaamheden in de omgeving van de woning en is elke dag veel tijd kwijt met reizen. Bovendien kost het handen vol geld. De vrouw en haar moeder durven overdag slechts aanwezig te zijn in het woongedeelte van de moeder van de vrouw. De vrouw heeft geen reële uitwijkmogelijkheden, terwijl de man de beschikking heeft over een vakantiewoning. De man heeft in een eerder stadium beweerd de huur van de vakantiewoning te hebben opgezegd, doch [eiseres] heeft op 10 januari 2017 geconstateerd dat de man nog steeds de beschikking heeft over de vakantiewoning. Ter onderbouwing wordt gewezen op de overgelegde foto’s.
4.5.
De man stelt - kort gezegd - dat hij zich in de verdelingsprocedure op het standpunt heeft gesteld dat dat de woning aan de vrouw kan worden toebedeeld, mits de vrouw de helft van de overwaarde van de woning aan hem kan voldoen. De vrouw stelt telkens dat zij de woning wil overnemen, maar tot op heden heeft zij op geen enkele wijze aangetoond dat zij een hypothecaire lening kan verkrijgen en in staat is om de helft van de overwaarde van de woning aan de man te voldoen. Met betrekking tot de door de vrouw overgelegde brief van 6 januari 2017 van mevrouw [A] van de Rabobank stelt de man dat het vermelde de omgekeerde wereld is. Hij stelt dat de woning eerst aan de vrouw kan worden overgedragen indien vaststaat dat zij in staat is om hem uit te kopen. De vrouw heeft geen verdere inspanning getoond om alsnog een hypotheekofferte te verkrijgen of informatie bij andere hypotheeknemers ingewonnen. De vrouw vertraagt de procedure onnodig. De woning had al lang aan haar kunnen worden overgedragen. Doordat de vrouw de overname van de woning op haar beloop heeft gelaten en veel bij haar partner verbleef, heeft dit de man doen besluiten de woning op zijn beurt te betrekken. De man stelt dat hij altijd op goede voet met zijn toenmalige schoonmoeder heeft geleefd. Kort na de echtscheiding is dit wat minder geweest, waarna er ook inmenging is geweest door de politie. Thans is dit niet meer aan de orde. De vrouw klopt de zaak onnodig op door aangiftes uit het verleden over te leggen. De man heeft sinds enkele maanden de huur van zijn chalet opgezegd, doordat hij ervan uit ging dat de vrouw ermee kon instemmen dat hij de woning bewoonde. Hij beschikt op dit moment ook niet over andere passende woonruimte, terwijl de vrouw dat wel heeft bij haar partner. Het chalet is gedurende de wintermaanden geen geschikte plek om te wonen. De man wil tot het moment dat de vrouw in staat is om aan hem de helft van de overwaarde te voldoen de woning blijven bewonen. Met deze financiële middelen kan hij een eigen woning kopen. Indien de voorzieningenrechter van oordeel is dat de man de woning dient te verlaten, dan stelt de man zich op het standpunt dat aan hem een termijn van veertien dagen moet worden gegeven, omdat hij op dit moment geen passende woonruimte heeft.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de woning het voormalig ouderlijk huis is van de vrouw, dat de moeder van de vrouw een vruchtgebruik heeft op een deel van de woning, dat na het uiteengaan van partijen de vrouw samen met haar moeder en de meerderjarige zoon van partijen in de woning heeft verbleven en dat de vrouw in een eerdere procedure het (tijdelijk) uitsluitend gebruik van de woning is toegekend voor de duur van zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat (de advocaten van) beide partijen de verwachting hebben dat in de verdelingsprocedure de woning aan de vrouw zal worden toegedeeld onder de verplichting voor de vrouw om de man de helft van de overwaarde te vergoeden. De man heeft er ook geen bezwaar tegen dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld, mits aan hem de helft van de overwaarde wordt voldoen.
4.8.
Uit het bepaalde in artikel 3:166 lid 3 in verbinding met artikel 6:2 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat partijen zich als deelgenoten in een nog onverdeelde gemeenschap dienen te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.9.
Met inachtneming van het vorenoverwogene heeft de man zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid gedragen door op een gegeven moment - wanneer precies is de voorzieningenrechter niet duidelijk geworden - zonder overleg met de vrouw de sloten van de woning te vervangen, de woning te betrekken en de vrouw buiten te sluiten. In de omstandigheden dat, naar de man stelt, de vrouw de overname van de woning op zijn beloop laat en bij haar partner verbleef, kan geen rechtvaardiging voor de handelwijze van de man worden gevonden. Bovendien heeft de vrouw deze stellingen weersproken. De vrouw stelt dat zij en haar moeder op advies van de politie ’s nachts elders verblijven. Uit de door de vrouw overgelegde stukken, in het bijzonder de mailberichten van de man - die boekdelen spreken - en de meldingen bij de politie blijkt genoegzaam dat de verstandhouding tussen partijen ernstig is verstoord. Gelet hierop komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de vrouw en haar moeder niet vrijwillig elders verblijven en dat uit de handelwijze van de vrouw niet kan worden afgeleid dat zij ermee heeft ingestemd dat de man de woning zou betrekken. De vrouw heeft voorts brieven van de Rabobank overgelegd waaruit blijkt dat er mogelijkheden tot financiering zijn, maar dat de hypotheekaanvraag niet in behandeling kan worden genomen zolang de verdeling van zaken nog niet bekend is en dat de financiering (uiteraard wanneer positief beoordeeld) binnen een periode van ongeveer 3 weken kan worden verstrekt. De man heeft voorts niet weersproken dat de vrouw eigen vermogen heeft, zodat het, voorshands oordelend, in de lijn der verwachting ligt dat, indien in de verdelingsprocedure de woning aan de vrouw wordt toegedeeld, binnen een korte termijn aan haar de financiering zal worden verstrekt.
4.10.
Nu partijen met elkaar op gespannen voet staan, wordt in de gegeven omstandigheden een ordemaatregel passend geacht Met inachtneming van het vorenoverwogene dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter de bevoegdheid tot het (verder voortgezet) gebruik van de woning vooralsnog aan de vrouw toe te komen. Dit betekent dat de vorderingen in conventie - op na te melden wijze - zullen worden toegewezen. Bij de beoordeling van de termijn waarop de man de woning dient te verlaten overweegt de voorzieningenrechter dat tussen partijen in geschil is of de man thans over vervangende woonruimte beschikt. Onderhavige procedure leent zich echter niet voor nader onderzoek, mogelijk met bewijslevering, zodat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om de man een korte termijn, te weten zeven dagen na betekening van dit vonnis, te geven om de woning te verlaten en verlaten te houden.
4.11.
De mede gevorderde machtiging van de vrouw om de ontruiming zo nodig zelf, met inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, zal worden afgewezen, omdat zij strikt genomen overbodig is. Artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft al voor dat gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. De deurwaarder behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.12.
De door de vrouw gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op na te melden wijze.
4.13.
Nu de vordering in conventie van de vrouw wordt toegewezen, zal de spiegelbeeldige vordering in reconventie van de man worden afgewezen.
4.14.
Nu partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
5.1.
bepaalt dat, totdat een rechter anders beslist of partijen samen anders beslissen, de vrouw voorlopig bij uitsluiting van de man zal zijn gerechtigd tot het gebruik van de woning aan [adres] te [postcode] [woonplaats] (hierna: de woning), met bevel aan de man om deze woning binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en verlaten te houden, onder afgifte van alle sleutels van de woning aan de vrouw, op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat de man weigert uitvoering te geven aan dit bevel, met een maximum van € 25.000,--,
5.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
In reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2017. [1]

Voetnoten

1.type: