ECLI:NL:RBOVE:2017:1502

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
16/2392
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over digitale postontvangst en aanmaningskosten in belastingzaak

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 4 april 2017, staat de rechtsvraag centraal of de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) terecht aanmaningskosten in rekening heeft gebracht aan eiser. Eiser had een aanslag waterschapsbelastingen ontvangen, maar stelde dat hij deze nooit had ontvangen omdat hij ervoor had gekozen om zijn berichtenbox op MijnOverheid niet te activeren. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende heeft aangetoond dat eiser akkoord is gegaan met het ontvangen van digitale post van GBLT. De rechtbank wijst erop dat bij aanmelding bij MijnOverheid expliciet moet worden aangegeven met welke organisaties men digitaal wil corresponderen. De rechtbank geeft de heffingsambtenaar de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat eiser daadwerkelijk akkoord is gegaan met de digitale postontvangst. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/2392

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1], te [woonplaats] , eiser,
en
de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT), verweerder
gemachtigde: K. de Boer.

Procesverloop

Met dagtekening 31 mei 2016 heeft verweerder aan eiser voor het belastingjaar 2016 een aanslag waterschapsbelastingen ten bedrage van € 274,65 opgelegd.
Omdat eiser deze aanslag niet heeft betaald binnen de gestelde termijn, heeft verweerder eiser met dagtekening 15 september 2016 een aanmaning gezonden om het nog openstaande bedrag te voldoen. Daarbij heeft verweerder de aanmaningskosten van € 7,- in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 september 2016 heeft verweerder het door eiser tegen de aanmaningskosten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2017. Eiser is verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek geschorst, omdat verweerder nader bewijs zal overleggen.
Bij brief van 20 maart 2017 heeft verweerder aanvullende informatie toegezonden. Voorts heeft verweerder verzocht om een tussenuitspraak om informatie bij Logius, het bedrijf dat MijnOverheid beheert van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, op te kunnen vragen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eiser met dagtekening 31 mei 2016 aangeslagen in de watersysteemheffing ingezetenen, zuiveringsheffing en watersysteemheffing gebouwd tot een bedrag van totaal € 274,65. Verweerder heeft deze aanslag digitaal bekend gemaakt door plaatsing ervan in de Berichtenbox van eiser op MijnOverheid.
Met dagtekening van 15 september 2016 is aan eiser per post een aanmaning gezonden, waarbij aanmaningskosten van € 7,00 in rekening zijn gebracht.
2. In geschil is of verweerder aanmaningskosten terecht in rekening heeft gebracht.
3. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij eerst door de aanmaning van
15 september 2016 van de aanslag op de hoogte is geraakt. Deze is gelijk door hem voldaan, behoudens de aanmaningskosten. Eiser heeft hierbij gesteld dat hij de aanslag nooit heeft ontvangen omdat hij er bij MijnOverheid.nl nadrukkelijk voor heeft gekozen om de berichtenbox niet te activeren. Nu er direct een aanmaning is gezonden heeft eiser niet meer kunnen verzoeken om een betalingsregeling. Het is volgens eiser ook niet toegestaan om aanmaningskosten in rekening te brengen zonder voorafgaande waarschuwingen.
4. Verweerder heeft eisers bezwaar bij besluit van 29 september 2016 ongegrond verklaard, omdat uit onderzoek is gebleken dat eiser is aangemeld bij MijnOverheid.nl. De aanslag is bezorgd in eisers persoonlijke elektronische Berichtenbox van MijnOverheid en is niet per post toegezonden. Bij de aanmelding bij MijnOverheid is eiser akkoord gegaan met het regelmatig bezoeken van de berichtenbox. Daarnaast kent MijnOverheid een notificatieservice. Er bestaat geen wettelijke plicht voor verweerder om eerst een betalingsherinnering te verzenden, indien tijdige betaling achterwege blijft.
5. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het bestreden besluit onvoldoende worden opgemaakt dat eiser bij de aanmelding van MijnOvereid.nl akkoord is gegaan met het ontvangen van digitale post van de GBLT. Uit de toelichting van verweerder in het verweerschrift blijkt immers dat sinds november 2015 bij aanmelding/registratie in MijnOverheid expliciet moet worden aangevinkt met welke organisaties men digitaal wil corresponderen (de opt-in regeling). GBLT is pas sinds 15 november 2015 zichtbaar in MijnOverheid als bestuursorgaan waarmee via de elektronische weg kan worden gecorrespondeerd. Bij het inloggen na 15 november 2015 op MijnOverheid wordt een lijst getoond met nieuwe organisaties waarmee via de elektronische weg kan worden gecorrespondeerd. Daarbij staan alle organisaties aangevinkt en die moet men accorderen als organisaties waarvan men post in de Berichtenbox wil ontvangen en dus niet meer op papier. Indien dat geaccordeerd wordt, kan er verder geklikt worden naar MijnOverheid.
Eiser heeft MijnOverheid geactiveerd op 15 november 2015, maar verweerder heeft met de motivering in het bestreden besluit niet aannemelijk gemaakt dat eiser bij het inloggen GBLT aangevinkt heeft gelaten en heeft geaccordeerd om van het GBLT digitale post te ontvangen.
6. Gelet op hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5 is overwogen is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen moet verweerder met bewijsstukken aannemelijk maken dat eiser in MijnOverheid akkoord is gegaan met het ontvangen van digitale post van GBLT. Ter zitting heeft verweerder gewezen op de mogelijkheid om bij het bedrijf Logius ICT gegevens over eiser op te vragen.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen met de gegevens van Logius op twee weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.R. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van K.M.C. Zijlstra-van Middelkoop, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.