ECLI:NL:RBOVE:2017:1556

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
C/08/197235 / HA RK 17-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van gegevens uit het Externe Verwijzingsregister na weigering door Santander Consumer Finance

In deze zaak heeft eiser op 7 oktober 2015 een doorlopend krediet van € 10.000 aangevraagd bij Santander Consumer Finance. Na de aanvraag heeft Santander geconstateerd dat de door eiser verstrekte informatie niet overeenkomt met de werkelijkheid, wat leidde tot de registratie van eiser in het Externe Verwijzingsregister. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze registratie en verzocht om verwijdering van zijn gegevens. De rechtbank Overijssel heeft op 5 april 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat de registratie in het Externe Verwijzingsregister niet proportioneel was, gezien de twijfels over het gedrag van eiser en de omstandigheden rondom de kredietaanvraag. De rechtbank heeft de verzoeken van eiser tot verwijdering van de gegevens toegewezen en Santander veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de verstrekte gegevens primair bij eiser ligt, maar dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat eiser opzettelijk had gemanipuleerd. De rechtbank heeft bepaald dat Santander binnen veertien dagen na betekening van de beschikking de gegevens van eiser uit het register moet verwijderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer : C/08/197235 / HA RK 17-20
Beschikking van 5 april 2017
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partijen, hierna gezamenlijk te noemen [eiser] ,
advocaat: voorheen mr. E.T.J.A.M. Nijkamp te Hengelo (O),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANTANDER CONSUMER FINANCE BENELUX B.V.,
gevestigd te Utrecht,
belanghebbende, hierna te noemen Santander,
vertegenwoordigd door de heren L.J.J. Smeets en C.L.M. Doeswijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • de brief met bijlagen van Santander d.d. 21 februari 2017;
  • de mondelinge behandeling d.d. 6 maart 2017;
  • de brief met bijlagen van [eiser] d.d. 14 maart 2017;
  • de e-mail met bijlagen van Santander d.d. 15 maart 2017.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten en standpunten van partijen

2.1.
Op 7 oktober 2015 heeft [eiser] een doorlopend krediet tot een bedrag van
€ 10.000,00 bij Santander aangevraagd. Naar aanleiding van deze kredietaanvraag heeft [eiser] op verzoek van Santander een bankafschrift van zijn bankrekening aan Santander verstrekt. Bij brief van 26 oktober 2015 heeft Santander [eiser] bericht dat uit nader onderzoek is gebleken dat de door [eiser] verstrekte informatie niet overeenkomt met de werkelijkheid. Het afschrift van de Rabobankrekening bevat een transactie die niet heeft plaatsgevonden terwijl een betaling ten laste van [eiser] ad € 600,- niet zichtbaar is. Santander stelt zich op het standpunt dat [eiser] het bankafschrift bewust heeft gemanipuleerd. Naar aanleiding van deze constateringen heeft Santander de persoonsgegevens van [eiser] geregistreerd in het Incidentenwaarschuwingensysteem voor financiële instellingen (Externe Verwijzingsregister). Tegen de inhoud van de hiervoor genoemde brief heeft [eiser] schriftelijk bezwaar gemaakt. [eiser] heeft eveneens contact opgenomen met de Rabobank en Hoofdagent [A] bij de Politie Oost Nederland en hierbij onder andere zijn computerapparatuur ter onderzoek aangeboden om tot ontdekking van het ontstaan van de fout in het afschrift te komen. Bij brief van 20 november 2015 heeft Santander volhard in haar besluit tot registratie in het Externe Verwijzingsregister. Hierbij heeft Santander [eiser] gewezen op de mogelijkheid een klacht voor te leggen aan het Financieel Klachteninstituut (KiFiD).
2.2.
Het betreffende rekeningafschrift is op 21 oktober 2015 door [eiser] gedownload. Voor de rechtbank is niet duidelijk geworden of de ontbrekende afschrijving van € 600,00 een periodieke afschrijving betreft danwel een eenmalige afboeking.
2.3.
Tegen [eiser] is aangifte gedaan. Hij is vervolgd wegens –kort gezegd- valsheid in geschrifte en/of oplichting. Bij mondelinge uitspraak van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 29 juli 2016 is [eiser] volledig vrijgesproken. Naar aanleiding van de vrijspraak heeft [eiser] op 11 augustus 2016 Santander verzocht de registratie in het Externe Verwijzingsregister ongedaan te maken. Santander heeft op dit verzoek bij bief van 25 oktober 2016 afwijzend gereageerd.
2.4.
Vervolgens heeft [eiser] een advocaat, mr. E.T.J.A.M. Nijkamp, ingeschakeld. Bij brief van 29 december 2016 heeft de advocaat Santander verzocht tot verwijdering uit het Externe Verwijzingsregister over te gaan. Op deze brief heeft Santander bij brief van
3 januari 2017 afwijzend gereageerd.
2.5.
Bij e-mail van 5 januari 2017 heeft mr. Nijkamp Santander gevraagd of Santander [eiser] op de hoogte heeft gebracht van de termijn van 6 weken na weigering van het verzoek tot verwijdering van gegevens uit het Externe Verwijzingsregister waarbinnen een verzoek ex artikel 46 Wbp kan worden ingediend. Santander heeft bij e-mail van 10 januari 2017 bericht dat zij [eiser] niet op deze termijn heeft gewezen omdat hiertoe voor haar geen verplichting bestaat.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzoek strekt tot het verwijderen van de gegevens van [eiser] uit het Externe Verwijzingsregister ex artikel 46 lid 1 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking met veroordeling van Santander in de kosten en uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Santander heeft in deze procedure geen beroep gedaan op vermeende te late indiening van het verzoekschrift. De rechtbank overweegt, voor zover nodig, dat het verzoekschrift tijdig is ingediend. Zij neemt hiervoor als uitgangspunt 3 januari 2017 als zijnde de datum waarop Santander voor het laatst een afwijzende beslissing heeft genomen. Derhalve heeft [eiser] het verzoekschrift binnen 6 weken na 3 januari 2017, namelijk op 25 januari 2017, tijdig ingediend.
3.3.
[eiser] betwist niet dat het bankafschrift zoals door Santander ontvangen door hem is aangeleverd. [eiser] heeft, naar hij stelt, de bankafschriften voorafgaand aan het verzenden niet gecontroleerd. [eiser] heeft ter zitting verklaard niet te begrijpen hoe de gewraakte afschrijving ad € 27,70 op het bankafschrift terecht is gekomen. Hij wijt de fout aan een storing in het systeem van de bank. Santander heeft verklaard dat Rabobank haar per e-mail d.d. 26 oktober 2015 heeft medegedeeld dat het er op lijkt dat in plaats van de gewraakte afschrijving een afschrijving van € 600,00 vermeld had moeten worden. Bij e-mail van 5 oktober 2016 heeft de Rabobank Santander bericht dat er op de datum van downloaden door [eiser] geen storing heeft plaatsgevonden en dat een storing niet kan leiden tot aanpassing van transacties op het afschrift. [eiser] heeft daar tegenover bij zijn brief van 14 maart 2017 een nieuwsbericht overgelegd waarin geschreven wordt:
“Rabobank-klanten hebben de laatste tijd uiteenlopende bedragen zien verschijnen én verdwijnen van hun rekeningen. Foute overboekingen door een computerfout”. (….)Rekenfout door softwarewijzigingDe bank meldt op zijn website dat de oorzaak “een technische storing” is en dat het de onterechte bijschrijvingen (en afschrijvingen) aan het herstellen is. “Deze onterechte bijschrijvingen worden vanaf zaterdag 7 november 2015 weer van de rekening afgehaald. (…)”
3.4.
Opname in het Externe Verwijzingsregister heeft voor [eiser] ver strekkende consequenties. De Rabobank heeft de relatie met [eiser] , naar de rechtbank althans begrijpt, opgezegd. Alle deelnemende banken en financiële instellingen kunnen door toetsing van het Externe Verwijzingsregister vaststellen dat er sprake is geweest van een incident. Deelnemende banken en financiële instellingen kunnen bij elkaar informatie over het incident opvragen. Dit kan ertoe leiden dat niet alleen Rabobank maar ook andere deelnemende banken en financiële instellingen diensten aan [eiser] zullen weigeren. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij zijn uitspraak d.d. 12 januari 2006 (NJF 2006, 364 en WBP 2009/184) geoordeeld dat hoge eisen dienen te worden gesteld aan de gronden voor opname in het Externe Verwijzingsregister. Ook het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem financiële instellingen benoemt onder 5.2.1. de voorwaarden voor opname in het Externe Verwijzingsregister.
3.5.
De rechtbank stelt voorop dat het primair [eiser] zelf is die verantwoordelijkheid draagt voor de juistheid en de betrouwbaarheid van de aan Santander verstrekte gegevens. Ook als [eiser] kennelijk niet kan verklaren waarom het er op lijkt dat het aangedragen bankafschrift onregelmatigheden bevat, is dat in beginsel onvoldoende om zich jegens Santander te disculperen. In dat licht bezien is het niet onbegrijpelijk dat Santander tot actie is overgegaan en aangifte bij justitie heeft gedaan. Voor opname in het Externe verwijzingsregister is echter meer nodig dan een constatering van mogelijke onregelmatigheden. Gelet op de langdurige en ingrijpende gevolgen die dat voor [eiser] en zijn echtgenote kan hebben, moet geen twijfel kunnen bestaan over de vraag of [eiser] al dan niet opzettelijk heeft gemanipuleerd. De rechtbank oordeelt dat die twijfel in dit geval echter wel kan bestaan.
3.6
Opvallend is dat [eiser] onmiddellijk nadat Santander hem op de hoogte had gesteld van haar constateringen, zelf contact heeft gezocht met de Rabobank en met de politie om zijn beklag te doen, waarbij hij alle medewerking heeft toegezegd om nader onderzoek te doen naar de totstandkoming van het bankafschrift en met name naar zijn gedachte dat er kennelijk fouten zijn gemaakt bij het downloaden. De rechtbank kan niet vaststellen dat de bank of de politie van dat aanbod gebruik hebben gemaakt. De stelling omtrent fouten bij het downloaden is bovendien niet op luchtfietserij gebaseerd. Uit door [eiser] overgelegde stukken, waarnaar hiervoor is verwezen, blijkt dat sprake geweest kan zijn van een storing waardoor verkeerde bij- of afschrijvingen op bankrekeningen van de Rabobank te zien zijn geweest. Bovendien is de door Santander gesignaleerde afwijking op het bankafschrift naar het schijnt ook niet dusdanig omvangrijk ( een eenmalige of periodieke(?) last van € 600,- was niet zichtbaar) dat die bepalend geweest zou zijn voor het antwoord op de vraag of het aangevraagde krediet al dan niet verleend kon worden, althans is dat niet door Santander gesteld. Daarenboven blijkt uit de door [eiser] overgelegde verklaring van de Rabobank van 8 mei 2015 dat hij toen nog solvabel en van onbesproken gedrag werd beschouwd. Ten slotte staat vast dat [eiser] ( en echtgenote) door de politierechter zijn vrijgesproken van het strafrechtelijk aan hen met betrekking tot het onderhavige bankafschrift verweten gedrag. Weliswaar behoeft dat civiel niet te leiden tot de conclusie dat niets aan [eiser] kan worden verweten (de strafrechter heeft een ander toetsingscriterium) maar de vrijspraak brengt met zich mee dat de toetsing aan het proportionaliteitsbeginsel extra zorgvuldig dient te zijn.
3.7
de rechtbank concludeert op grond van het hiervoor gestelde dat de vermelding in het EVR niet proportioneel is, bezien in het licht van de twijfel die omtrent het gedrag van [eiser] kan bestaan, nu niet kan worden uitgesloten dat er hooguit van slordigheid of onoplettendheid sprake is geweest. Het verzoek van [eiser] tot verwijdering van de gegevens uit het EVR is dan ook voor toewijzing vatbaar.
3.8.
De rechtbank zal Santander veroordelen in de proceskosten begroot op € 287,00 vanwege griffierecht en € 384,00 wegens salaris advocaat (1 punt vanwege indienen verzoekschrift).

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
draagt Santander op om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking zorg te dragen voor verwijdering van de gegevens van [eiser] en [eiseres] uit het Externe Verwijzingsregister;
4.2.
veroordeelt Santander in de kosten van deze procedure begroot op € 671,00;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2017.