ECLI:NL:RBOVE:2017:1591

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
C/08/199709 / KG ZA 17-82
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening tussen ex-samenlevers van onderwaarde woning en inbreng privé-vermogen

In deze zaak, die op 11 april 2017 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-samenlevers, aangeduid als de vrouw en de man. De vrouw heeft de samenlevingsovereenkomst met de man ontbonden en vordert onder andere dat de voorzieningenrechter bepaalt dat zijn vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming van de man voor de eigendomsoverdracht van hun gezamenlijke woning. De vrouw heeft een aanzienlijk bedrag aan eigen geld ingebracht voor de financiering van de woning, terwijl er een hypotheek op rust. De man weigert echter de verkoopovereenkomst te ondertekenen, wat leidt tot een geschil over de verkoopprijs en de verdeling van de opbrengst.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de vorderingen van de vrouw. De man heeft ter zitting de vorderingen niet weersproken, maar heeft wel een tegenvordering ingediend. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vrouw grotendeels toe, met uitzondering van de machtiging om de ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm. De rechter legt uit dat de gedwongen ontruiming door een deurwaarder moet plaatsvinden en dat de gevorderde dwangsommen worden gematigd. De uitspraak bevat ook bepalingen over de verdeling van de kosten en de verplichtingen van de man met betrekking tot de hypotheeklasten en de makelaarskosten.

De voorzieningenrechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/199709 / KG ZA 17-82
Vonnis in kort geding van 11 april 2017
in de zaak van
[X],
wonende te [plaats] ,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. K.C.G.M. Suijker te Apeldoorn,
tegen
[Y],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.H.J. Buitenkamp te Epe.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 7 producties
  • het faxbericht van de vrouw van 31 maart 2017 met productie 8 t/m 10
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling op 4 april 2017
  • de pleitnotitie van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 3 september 2014 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten.
Bij brief van 29 juli 2015 heeft de vrouw deze overeenkomst per direct ontbonden.
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan [adres] (hierna: de woning). Ten behoeve van de financiering van de woning heeft de vrouw een bedrag van EUR 88.025,= aan eigen geld ingebracht. Op de woning rust een hypotheek van EUR 275.606,76 (per 1 maart 2017). Partijen zijn akkoord gegaan met het verstrekken van een verkoopopdracht aan Veldpape Makelaars te Olst. De vraagprijs van de woning is laatstelijk bepaald op EUR 367.500,=. Thans is een bod van EUR 350.000,= op de woning uitgebracht. Op de woning is beslag gelegd. Tot op heden wordt de woning door de man en de vrouw bewoond.
2.3.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over, onder meer, de verkoopprijs van de woning waardoor de man weigert het voorlopig koopcontract te ondertekenen.
2.4.
De vrouw vordert, kort samengevat, dat de voorzieningenrechter bepaalt dat zijn vonnis in de plaats komt van de voor levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man, dat de man de woning zal ontruimen en verlaten, dat partijen ieder de helft van de makelaars- en notariskosten dragen, dat de man zorg draagt voor opheffing van het beslag op de woning en dat de man de achterstand in zijn deel van de verschuldigde hypotheekrente ongedaan maakt.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1.
Van een spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen is in voldoende mate gebleken.
3.2.
De man heeft ter zitting het gevorderde in feite niet weersproken. Wel heeft hij als (reconventionele) eis gesteld dat de woningverkoopopbrengst na aflossing van de hypotheek alsmede een eventuele verkoopopbrengst van roerende zaken op de kwaliteitsrekening van de notaris blijft staan totdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de verkoopopbrengst of ter zake deze verdeling bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis zal zijn beslist. De man heeft verklaard dat hij vanaf 1 mei 2017 vervangende woonruimte heeft, de woning alsdan wil verlaten en dat hij zo spoedig mogelijk het beslag op de woning zal (laten) opheffen en de achterstand in zijn deel van de aan de woning verbonden hypotheeklasten zal voldoen. Ook heeft de man ingestemd met een verdeling van de draagplicht bij helfte van de makelaars- en notariskosten over partijen.
3.3.
De voorzieningenrechter zal het gevorderde, op de hierna te melden wijze, toewijzen, met dien verstande dat de gevorderde machtiging om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie zal worden afgewezen. Artikel 556 lid 1 Rv bepaalt dat de gedwongen ontruiming door de deurwaarder geschiedt. De deurwaarder ontleent de bevoegdheid de sterke arm in te schakelen aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing is verklaard. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd.
3.4.
Zoals ter zitting uiteengezet door de voorzieningenrechter geldt voor de verdeling van de netto verkoopprijs van de woning tussen partijen het volgende. Op deze verkoopprijs strekken in mindering de door partijen bij helfte te dragen (verkoop/leverings)kosten en de hypotheekschuld ad circa EUR 275.000,= (waaraan geen polis is verbonden en van welke schuld partijen in de door hen steeds gehanteerde verdeelsleutel tot de datum van de met de aspirant kopers afgesproken levering op 29 mei 2017 de rente dienen te voldoen, lees: de man ook met terugwerkende kracht van zijn deel). Het alsdan resterende bedrag X valt toe aan de vrouw, die onbetwist EUR 88.025,= als enige van partijen als inleg investeerde in de eigendomsverkrijging van de woning. De man dient aan de vrouw te vergoeden de helft van het verschil tussen bedrag X en EUR 88.025,= met dien verstande dat op het door de man aan de vrouw te betalen bedrag in mindering strekt een bedrag van EUR 1.500,=. Onbetwist staat immers vast dat partijen EUR 10.000,= op hun aanvankelijke hypotheekschuld van EUR 285.000,= aflosten: de vrouw EUR 3.500,= en de man EUR 6.500,=. Het verschil ad EUR 3.000,= leidt, bij helfte, tot een vermindering voor de man van zijn betalingsverplichting aan de vrouw met een bedrag ad EUR 1.500,=.
Op deze wijze dragen partijen bij helfte het verlies, omdat woning after all een verliesgevende investering blijkt te zijn geweest.
3.5.
Een alternatieve berekeningsmethodiek leidt tot dezelfde uitkomst. Netto verkoopprijs minus vergoeding van EUR 88.025,= aan de vrouw, leidt voor beide partijen tot identieke aanvullende betalingsverplichtingen aan de hypotheekbank, omdat de aldus berekende overwaarde onvoldoende is voor algehele aflossing van genoemde hypotheek en partijen dus ieder bij helfte aanvullend het tekort moeten betalen aan de bank (hetgeen de vrouw kan betalen uit het bedrag dat haar als privé-investering toevalt, terwijl de man dit uit eigen middelen moet voldoen). Echter ook dan geldt de correctie hierboven genoemd.
Zie in dit verband het arrest van de Hoge Raad van 21 april 2006, ECLI:NL:HR:2006: AU8938 (NJ 2007, 395).
3.6.
De man heeft niet onderbouwd dat en waarom de opbrengst na aflossing van de hypotheek in depot onder de notaris dient te blijven, reden waarom de vordering in reconventie voor dadelijke afwijzing gereed ligt.
3.7.
Nu partijen ex-partners van elkaar zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om conform vaste rechtspraak de proceskosten – zowel in conventie als in reconventie – te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
4.1.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man zodra de man na
eersteschriftelijke (mail)uitnodiging van de vrouw dan wel de notaris niet binnen 72 uur de koopovereenkomst respectievelijk de akte van levering heeft ondertekend,
4.2.
veroordeelt de man om met ingang van 1 mei 2017 de woning te ontruimen en te verlaten en ontruimd en verlaten te houden onder gelijktijdige terhandstelling van de sleutels van de onroerende zaak c.a. aan de vrouw,
4.3.
bepaalt dat partijen, ieder bij helfte, de makelaarskosten dragen, die samenhangen met de verkoop van de woning, en dat de verdeling plaatsvindt conform het bepaalde in 3.4,
4.4.
veroordeelt de man ervoor te zorgen dat het beslag op de woning uiterlijk vier dagen vóór de dag van eigendomsoverdracht van de woning is opgeheven, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat hij hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
4.5.
veroordeelt de man uiterlijk vier dagen vóór de dag van de eigendomsoverdracht van de woning
zijndeel in de achterstand in de hypotheekrente en de bijkomende kosten aan de bank te voldoen, en net als de vrouw de helft van de notariskosten die samenhangen met de eigendomsoverdracht van de woning en het opstellen van de akte van verdeling te voldoen aan de notaris, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat hij hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2017. [1]

Voetnoten

1.type: