ECLI:NL:RBOVE:2017:1934

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
08/770180-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding in Deventer

Op 9 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding. De verdachte had op 7 juli 2015 in een opticienwinkel in Deventer de billen van een verkoopmedewerkster betast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 25 april 2017 heeft de officier van justitie, mr. T. Klooster, de veroordeling van de verdachte gevorderd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. Ö. Arslan, de feiten ook wettig en overtuigend bewezen achtte.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de camerabeelden van de winkel in overweging genomen. De verdachte heeft bij de politie een bekennende verklaring afgelegd, waarin hij toegaf de aangeefster tweemaal aan haar billen te hebben aangeraakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar is volgens artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft geen feiten of omstandigheden aangetroffen die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en het feit dat het incident bijna twee jaar geleden had plaatsgevonden. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van 250 euro, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf. De rechtbank oordeelde dat deze straf passend was, gezien de aard en ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit was begaan.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770180-15 (P)
Datum vonnis: 9 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Polen),
wonende aan de [adres] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Klooster en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. Ö. Arslan, advocaat te
‘s-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte aangeefster heeft aangerand door in haar billen te knijpen van het slachtoffer.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 07 juli 2015 te Deventer, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten als zijnde klant de winkel (alwaar die [slachtoffer] werkzaam is) is binnengelopen en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft kenbaar gemaakt één of meerdere (zonne)brillen te willen passen en/of
(daarbij) die [slachtoffer] , staande kort voor verdachte, één of meermalen over
de billen heeft gewreven en/of (aan) de billen heeft gevoeld/betast, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het één of meermalen onverhoeds betasten van en/of voelen aan de billen van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Aangeefster [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat verdachte op 7 juli 2015 [winkel] heeft bezocht alwaar aangeefster aan het werk was.
Verdachte wilde diverse zonnebrillen passen. Terwijl aangeefster de brillen voor hem uit de rekken pakte, voelde zij meerdere malen iets bij haar jurk. Op een gegeven moment zag zij de arm van verdachte richting haar billen gaan en heeft zij hem de winkel uitgestuurd.
Op de camerabeelden van de winkel is te zien dat verdachte de billen van aangeefster aanraakt.
Tot slot heeft de verdachte bij de politie een bekennende verklaring afgelegd en verklaard dat hij aangeefster tweemaal aan haar billen heeft aangeraakt.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd nu zij het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juli 2015 door [slachtoffer] , pagina’s 5 tot en met 8, inclusief de print-screens van de camerabeelden;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 juli 2015, pagina’s 16 tot en met 20.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 07 juli 2015 te Deventer, door een feitelijkheid, te weten als zijnde klant de winkel (alwaar die [slachtoffer] werkzaam is) is binnengelopen en (daarbij) die [slachtoffer] heeft kenbaar gemaakt één of meerdere (zonne)brillen te willen passen en (daarbij) die [slachtoffer] , staande kort voor verdachte, meermalen (aan) de billen heeft gevoeld/betast, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van en/of voelen aan de billen van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit
het misdrijf:
feitelijk aanranding van de eerbaarheid

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte voor het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de jeugdige leeftijd van zijn cliënt alsook de omstandigheid dat zijn cliënt een blanco strafblad heeft en het een relatief oud feit betreft.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Naar het oordeel van de rechtbank is het onverhoeds van achteren betasten van de billen van het slachtoffer aan te merken als een seksueel getinte aanraking die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Op geen enkele wijze is gebleken dat het slachtoffer aan de verdachte kenbaar heeft gemaakt van een dergelijke aanraking gediend te zijn. Door het onverhoedse karakter daarvan werd het slachtoffer gedwongen de ontuchtige handeling te dulden. De verdachte heeft niet stil gestaan bij de mogelijke gevoelens van aangeefster en hij heeft slechts gehandeld ter bevrediging van zijn eigen drang tot het verrichten van dergelijke handelingen. Tegen dit gedrag moet worden opgetreden. Het is daarom terecht dat de officier van justitie verdachte heeft gedagvaard.
De rechtbank overweegt dat wat betreft de op te leggen straf ook moet worden gekeken naar wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd. Een dergelijke vergelijking laat zich niet altijd vatten in richtlijnen zoals door de officier van justitie genoemd. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid bestaat in verschillende varianten en binnen dat spectrum moet het boven de kleding aanraken van de billen als lichtste variant worden gezien. Verdachte is jong, niet eerder in aanraking geweest met justitie en het feit heeft bijna twee jaar geleden plaatsgevonden. Alles afwegende dient aan verdachte een aanzienlijk lagere straf te worden opgelegd dan door de officier van justitie geëist, omdat die lagere straf voldoende recht doet aan de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. De rechtbank acht een geldboete van € 250,- passend.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 23 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van €
250,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A. Oosterveld en mr.
V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2017.
Buiten staat
Mr. A. Oosterveld is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie IJsselland met nummer PLO600-2015349288 van 17 juli 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.