ECLI:NL:RBOVE:2017:1939

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
08/061645-16 en 08/261555-14 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal, flessentrekkerij en valsheid in geschrifte met gebruik van valse sleutels

Op 9 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal, flessentrekkerij en valsheid in geschrifte. De verdachte had zonder medeweten van zijn toenmalige vriendin geld van haar rekening opgenomen, goederen op haar naam besteld en contracten voor mobiele telefonie en goederenkrediet afgesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2014 tot en met 30 november 2014 meermalen geldbedragen heeft weggenomen uit een pin-/geldautomaat, toebehorende aan zijn vriendin, door gebruik te maken van haar pinpas en bijbehorende code. Daarnaast heeft hij in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015 een gewoonte gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling de beschikking over die goederen te verzekeren. Tot slot heeft hij op 5 maart 2015 een aanvraagformulier voor een niet-doorlopend goederenkrediet valselijk opgemaakt door de persoonsgegevens van zijn vriendin te vermelden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Hij werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van zijn vriendin, die met de schulden was achtergelaten. De benadeelde partij, de vriendin van de verdachte, heeft een schadevergoeding gevorderd, die deels werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook aansprakelijk was voor de schade die hij had veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/061645-16 en 08/261555-14 (tul) (P)
Datum vonnis: 9 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 februari 2017 en 25 april 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Klooster en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:meerdere geldbedragen heeft gestolen door te pinnen met een pinpas van een ander;
feit 2:meerdere goederen heeft besteld met de bedoeling de goederen te houden zonder ervoor te betalen;
feit 3:contracten voor mobiele telefonie en kredietverlening valselijk heeft opgemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 30 november 2014, in de gemeente Zwolle, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een pin-/geldautomaat) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer 2.920,--), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (pinpas met bijbehorende code);

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015, in de gemeente Zwolle en/althans (elders) in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

- (van " [bedrijf 2] ") op of omstreeks 30 oktober 2014 een tv (van het merk Samsung), en/of
- (van " [bedrijf 3] ") op of omstreeks 29 oktober 2014 (een of meer) speelgoed(artikel/artikelen), en/of
- (van " [bedrijf 5] ") op of omstreeks 6 oktober 2014 3, althans een of meer, t-shirts, een blazer en/of een jeans, en/of
- (van " [bedrijf 1] ") een paar schoenen, en/of
- (van " [bedrijf 4] ") een parfum, een showergel en/of een bodylotion, en/of
- (van " [bedrijf 6] ") een of meerdere mobiele telefoons;
3.

hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 31 maart 2015, in de gemeente Zwolle en/althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een bij Vodafone in gebruik zijnd (aanvraag)formulier (genaamd) "Crontract mobiele telefonie" en/of een bij Santander in gebruik zijnd (aanvraag)formulier (genaamd) "Overeenkomst Niet-doorlopend goederenkrediet" valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door - in/op dat "Contract mobiele telefonie" bij persoonsgegevens de naam van [slachtoffer] te vermelden, en/althans - in/op die "Overeenkomst Niet-doorlopend goederenkrediet" bij "Gegevens kredietnemer 1" de persoonsgegevens van [slachtoffer] te vermelden, en/althans - dat Contract en/of die Overeenkomst te ondertekenen met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van [slachtoffer] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In juli 2014 heeft aangeefster [slachtoffer] een relatie met verdachte gekregen. Tijdens hun relatie komt zij erachter dat verdachte zonder haar medeweten geldbedragen heeft opgenomen, goederen heeft besteld en een contract voor mobiele telefonie en overeenkomst van goederenkrediet is aangegaan. Bij de genoemde bestellingen en aanvragen heeft verdachte de persoons- en adresgegevens van [slachtoffer] gebruikt, waardoor [slachtoffer] uiteindelijk aansprakelijk is gesteld voor de ontstane schulden. Aan het einde van de relatie in mei 2015 blijkt er een schuld te zijn ontstaan van ruim 10.000,- euro. Om die reden doet [slachtoffer] nog diezelfde maand aangifte.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte, de schuldbekentenis en de kredietovereenkomst waarbij een e-mailadres wordt gebruikt dat niet van mevrouw [slachtoffer] is, maar bij verdachte in gebruik is, en een bedrag ter hoogte van het kredietlimiet is opgenomen dat vervolgens naar de rekening van verdachte is gestort. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte en facturen. Daarnaast voert de officier van justitie aan dat verdachte in zijn politieverhoor aangeeft dat hij niet weet waarom hij de goederen heeft besteld, daar hij deze niet kon betalen. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte, een e-mailadres dat wordt gebruikt terwijl dat niet van mevrouw [slachtoffer] is, maar bij verdachte in gebruik is en het proces-verbaal van bevindingen waarin de verbalisant constateert dat de handtekening afwijkt van die van de kredietaanvraag.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Met betrekking tot het eerste feit voert de raadsman aan dat geen sprake is van ‘wederrechtelijke toe-eigening’ dan wel een ‘valse sleutel’. Aangeefster heeft de pincode aan zijn cliënt gegeven, omdat het de bedoeling was dat zij gezamenlijk gebruik zouden maken van de rekening. Met betrekking tot het tweede feit stelt de raadsman dat zijn cliënt geen beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen, omdat hij goederen voor dagelijks gebruik heeft besteld via een iPad waar het hele gezin gebruik van maakt. Met betrekking tot het derde feit voert de raadsman aan dat het een standaarddocument betreft, dat dus niet valselijk is opgemaakt door zijn cliënt, en dat alleen de handtekening vervalst is. Het enige bewijsmiddel op dat punt is de verklaring van mevrouw [slachtoffer] , hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Mocht de rechtbank de handtekening als bewijsmiddel gebruiken, dan acht de raadsman onderzoek door een handschriftdeskundige noodzakelijk.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1:
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte met toestemming van aangeefster op 6 november 2014 een SNS rekening opent op naam van aangeefster. Opvallend is dat de gegevens van verdachte en aangeefster daarbij door elkaar lopen. Zo gebruikt verdachte de naam van aangeefster, maar zijn eigen telefoonnummer en e-mailadres, waarbij [e-mail 1] suggereert dat dit e-mailadres van aangeefster is. Verdachte heeft erkend dat hij de enige is die gebruikmaakte van dit e-mailadres en daarover de beschikking had. Daarnaast verklaart verdachte dat hij samen met [slachtoffer] het kredietlimiet bij de SNS bank heeft aangevraagd en dat hij dat geld vervolgens alleen heeft opgenomen en op zijn eigen rekening heeft gestort. Uit bankafschriften blijkt dat de geldopnamen ter hoogte van het kredietlimiet tot en met 20 november 2014 te Zwolle hebben plaatsgevonden. Daarentegen verklaart aangeefster dat verdachte heeft aangegeven dat het openen van de rekening bij de SNS bank niet door zou gaan, omdat hij de ING bank als betere optie beschouwde. Vanaf dat moment was aangeefster in de veronderstelling dat de SNS rekening van de baan was en verwachtte zij niet dat er op die rekening activiteiten – waaronder een kredietlimietaanvraag – zouden plaatsvinden. Op 11, 14 en 17 november 2014 is echter een kredietlimietaanvraag gedaan ter hoogte van 1.000 respectievelijk 2.000 euro. Uit bankafschriften blijkt dat de geldopnamen ter hoogte van het kredietlimiet tot en met 20 november 2014 te Zwolle hebben plaatsgevonden.
De verklaring van aangeefster over de gang van zaken met betrekking tot de rekeningaanvraag bij de SNS, het afbreken van die aanvraag en vervolgens het aanvragen van een rekening bij de betere optie de ING wordt ondersteund door de omstandigheid dat aangeefster op 7 november 2014, dus daags na de aanvraag van de rekening bij de SNS en ruim voor de kredietlimietaanvragen bij de SNS, de aanvraag voor de rekening bij de ING bank heeft ondertekend. Dat aangeefster op geen enkele wijze afwist van het voortbestaan van de SNS rekening blijkt eveneens uit de omstandigheid dat zij jegens een medewerkster van de SNS bank, die vraagt of zij een rekening bij hen heeft, aangeeft dat zij daar geen rekening heeft.
In deze context kan niet gezegd worden dat sprake is van een gezamenlijke rekening. De rekening staat op naam van aangeefster en behoort derhalve haar toe. Nu verdachte buiten medeweten van aangeefster haar rekening bij de SNS bank heeft aangehouden, krediet heeft aangevraagd, opgenomen en gebruikt, leidt dat ertoe dat hij daarvoor geen toestemming had en wederrechtelijk heeft gehandeld. Aangezien verdachte de geldbedragen heeft opgenomen door middel van de pinpas en bijbehorende code die aan aangeefster toebehoorden, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Zoals hiervoor reeds vermeld, is op 7 november 2014 in Zwolle een rekening geopend bij de ING bank. Bij deze aanvraag lopen de gegevens van verdachte en aangeefster op dezelfde wijze als bij de SNS rekening door elkaar heen. Hoewel verdachte en aangeefster beiden verklaren dat deze rekening voor gezamenlijk gebruik zou zijn, verklaart aangeefster dat deze rekening expliciet zonder krediet is afgesloten. Verdachte geeft aan dat aangeefster later toch de kredietlimiet heeft verhoogd. Verdachte heeft vervolgens het gehele krediet opgenomen zonder medeweten van aangeefster. Uit bankafschriften blijkt dat de opname van het geld op 19 november 2014 te Zwolle heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft vervolgens het geld op zijn eigen rekening gestort.
Volgens aangeefster heeft verdachte zonder haar toestemming een kredietovereenkomst afgesloten waarbij hij het krediet heeft verhoogd. Vervolgens zou verdachte, zonder daarvoor toestemming te vragen, het pasje en de bijbehorende pincode uit haar portemonnee hebben gehaald om dat geld op te nemen.
De rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan de verklaringen van aangeefster over de gang van zaken met betrekking tot het krediet bij de ING bank. De manier waarop de rekening en het krediet bij de ING is aangevraagd, is vrijwel identiek aan die bij de SNS en zoals hierboven is overwogen heeft de rechtbank daarvan geconcludeerd dat verdachte zonder medeweten en instemming van aangeefster heeft gehandeld. Daarbij komt dat verdachte het krediet van de ING bank, net als dat van de SNS, heeft opgenomen en vervolgens op zijn eigen rekening gestort. Verdachte heeft hiervoor geen goede verklaring kunnen of willen geven. Indien het krediet was aangevraagd met instemming van aangeefster, dan ziet de rechtbank geen noodzaak in voor deze verhullende handelswijze. Immers, dan had het krediet op de gebruikelijke wijze met de bij de rekening behorende pas kunnen worden opgenomen en uitgegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook vast dat aangeefster enkel toestemming heeft gegeven voor het openen van de rekening op haar naam en niet voor de kredietverhoging, terwijl opname van het geldbedrag zonder die kredietverhoging niet mogelijk zou zijn geweest. Nu verdachte vervolgens zonder toestemming van aangeefster het krediet heeft aangevraagd, haar pinpas en pincode uit haar portemonnee heeft gehaald en daarbij het gehele krediet heeft opgenomen, leidt de rechtbank af dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geldbedragen, die toebehoorden aan aangeefster als tenaamgestelde van de rekening, heeft weggenomen door middel van een valse sleutel.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte feit 1 gepleegd heeft.
Ten aanzien van feit 2:
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte: op 6 oktober 2014 herenkleding van de [bedrijf 5] ; op 9 oktober 2014 schoenen van de [bedrijf 1] ; op 30 oktober 2014 een tv van [bedrijf 2] ; op 29 oktober 2014 speelgoed van [bedrijf 3] en op 3 maart 2015 goederen bij het [bedrijf 4] heeft besteld. Bij het plaatsen van de bestelling zijn de naam- en adresgegevens van aangeefster gebruikt. De goederen zijn voorts op het adres van aangeefster aan de [adres] geleverd. Op het [bedrijf 4] na, bekent verdachte de bestellingen op naam van aangeefster te hebben gedaan. Als reden hiervoor geeft hij aan dat hij geregistreerd staat bij de BKR in Tiel en daarom de bestellingen zelf niet kon verrichten. Ook verklaart verdachte dat hij de goederen niet kon betalen, maar toch bestelde. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte op het moment van het afnemen van de goederen wist dat hij een en ander niet kon betalen en dat het niet anders kan zijn dan dat hij zich op dat moment ook van bewust was dat op korte termijn geen daadwerkelijke verbetering in zijn financiële situatie was te verwachten. Op grond daarvan en nu verdachte desondanks herhaaldelijk transacties is aangegaan, maakt de rechtbank niet alleen op dat bij verdachte sprake is geweest van het oogmerk daartoe, maar ook dat hij een gewoonte heeft gemaakt van het bestellen van goederen zonder daarvoor te betalen. Ook de bestelling bij [bedrijf 4] is gezien de daarbij ingevoerde gegevens door verdachte gedaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte feit 2 gepleegd heeft. De rechtbank stelt vast dat de telefoons bij [bedrijf 6] buiten de tenlastegelegde periode zijn gekocht. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3:
Uit de bewijsmiddelen, te weten de verklaring van aangeefster en die van haar broer dat verdachte tegen hen gezegd had dat hij de scooter had gewonnen, concludeert de rechtbank dat verdachte zonder toestemming en medeweten van aangeefster een scooter heeft gekocht en de betaling daarvan via een kredietregeling bij Santander op naam van aangeefster heeft afgesloten. Opnieuw lopen de gegevens van verdachte en aangeefster bij de kredietaanvraag door elkaar, omdat verdachte het bij hem in gebruik zijnde e-mailadres en telefoonnummer heeft opgegeven. Door zo te handelen heeft verdachte het doen voorkomen alsof niet hij, maar aangeefster het krediet is aangegaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte feit 3 voor zover dat ziet op de kredietovereenkomst bij Santander gepleegd heeft.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het valselijk opmaken van het formulier van Vodafone te komen, zodat de rechtbank verdachte van dit onderdeel zal vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2014 tot en met 30 november 2014, in de gemeente Zwolle, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pin-/geldautomaat heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (pinpas met bijbehorende code);
2.
hij in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015, in de gemeente Zwolle, een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- van " [bedrijf 2] " op 30 oktober 2014 een tv van het merk Samsung, en
- van " [bedrijf 3] " op 29 oktober 2014 een speelgoedartikel, en
- van " [bedrijf 5] " op 6 oktober 2014 3 t-shirts, een blazer en een jeans, en
- van " [bedrijf 1] " een paar schoenen, en
- van " [bedrijf 4] " een parfum, een showergel en een bodylotion;
3.
hij op 5 maart 2015 in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, een bij Santander in gebruik zijnd aanvraagformulier genaamd "Overeenkomst Niet-doorlopend goederenkrediet" valselijk heeft opgemaakt door in die "Overeenkomst Niet-doorlopend goederenkrediet" bij "Gegevens kredietnemer 1" de persoonsgegevens van [slachtoffer] te vermelden, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 225, 310 juncto 311 en 326a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
valsheid in geschrift.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van geldbedragen middels een valse sleutel, flessentrekkerij en het valselijk opmaken van een overeenkomst niet-doorlopend goederenkrediet. Deze strafbare feiten rekent de rechtbank verdachte aan, temeer nu verdachte op slinkse wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van aangeefster − zijn toenmalige vriendin − en haar daarbij schade heeft toegebracht. Verdachte verdween na het beëindigen van de relatie uit beeld en liet aangeefster achter met zijn schulden. Daarnaast heeft verdachte door zijn handelen het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer aan financiële documenten wordt gesteld ernstig geschonden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op geen enkele manier inzicht heeft willen geven in zijn beweegredenen, geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag en op geen enkel berouw heeft getoond.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 17 maart 2017 waaruit blijkt dat verdachte op 9 juli 2015 is veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor een soortgelijk feit. In dat verband houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat in het geval onderhavige zaak gelijktijdig met die zaak was afgedaan aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou zijn opgelegd. Daarnaast weegt de rechtbank het tijdsverloop mee in het voordeel van verdachte.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 200 uren met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren opleggen, omdat de rechtbank een dreigende extra straf bij het wederom plegen van strafbare feiten als passende en recidiveverlagende sanctie noodzakelijk acht.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.562,27 [tweeduizend vijfhonderdtweeënzestig euro en zevenentwintig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 1.038,24 [bedrijf 6] ;
  • € 430,99 abonnement T-Mobile;
  • € 53,05 nieuwe ID kaart;
  • € 25,- sportmassage;
  • € 14,99 Valdispert (medicijn).
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op zijn pleidooi voor vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de schadeposten ‘abonnement T-Mobile’ en ‘sportmassage’ onvoldoende zijn onderbouwd omdat noch een overnameformulier noch een verwijsbrief van de arts als bijlagen zijn verstrekt.
Er is volgens de raadsman geen recht op immateriële schade in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), nu geen sprake is van een aantasting in de persoon. Omdat onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding zou betekenen, dient de vordering op dit punt niet-ontvankelijk verklaard te worden. Daarnaast is het bedrag dat aan smartengeld wordt gevorderd buitenproportioneel.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij deels in haar vordering ontvankelijk en is dat deel van de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten ‘nieuwe ID kaart’, ‘sportmassage’ en ‘Valdispert’ zijn niet of onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Hoewel de raadsman bij de schadepost ‘sportmassage’ heeft aangevoerd dat geen verwijzingsbrief van de arts als bijlage is gevoegd en dat derhalve niet blijkt dat de massage behoefde te worden uitgevoerd door een sportmasseur, heeft hij de noodzaak van een massage niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is, mede gelet op de hoogte van het in dit verband gevorderde bedrag, irrelevant of deze massage ter vermindering van spanningsklachten is verricht door een sport- of andersoortige masseur. De opgevoerde schadepost ‘ [bedrijf 6] ’ is niet-ontvankelijk, omdat de data waarop de koopovereenkomsten zijn gesloten buiten de tenlastegelegde periode vallen en verdachte hierdoor voor dit onderdeel is vrijgesproken. De opgevoerde schadepost ‘abonnement T-Mobile’ is eveneens niet-ontvankelijk, omdat geen causaal verband aanwezig is tussen de bewezenverklaarde feiten en de schade.
Ten aanzien van de opgevoerde immateriële schade dient het blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 6:106 lid 1 onder b BW bij de aantasting in eer of goede naam dan wel anderszins in persoon aangetast, te gaan om ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer alsook op andere persoonlijkheidsrechten. De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat aangeefster door het optreden van verdachte ernstig in haar persoonlijkheidsrechten is getroffen. Niet alleen heeft verdachte geldbedragen die aan haar behoren weggenomen, maar ook heeft verdachte wederrechtelijk goederen op naam van aangeefster besteld en een overeenkomst valselijk opgemaakt door bij de persoonsgegevens de naam van aangeefster te vermelden. Het gevolg daarvan is dat alle schuldeisers zich bij aangeefster meldden. Dit heeft voor aangeefster zowel fysieke als psychische gevolgen gehad. In dat licht acht de rechtbank een bedrag van € 250,- aan immateriële schadevergoeding toewijsbaar.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen voor een bedrag van € 343,04,- vermeerderd met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf 31 maart 2015, de meest recente bewezenverklaarde datum. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor wat betreft € 2.219,23,- omschreven als ‘’ [bedrijf 6] , abonnement T-Mobile’’ en het meerdere aan gevorderde immateriële schade is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft bepleit dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel achterwege dient te blijven wegens een gebrek aan draagkracht, waardoor op voorhand vaststaat dat oplegging van de maatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van de vervangende hechtenis. De raadsman heeft daarbij erop gewezen dat zijn cliënt recentelijk heeft vastgezeten voor het niet kunnen betalen van een schadevergoeding.
De rechtbank overweegt dat het gestelde gebrek aan draagkracht niet is onderbouwd en voorts niet is gesteld dat recente hechtenis niet heeft geleid tot betaling. De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr dan ook opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1, 2 en 3 is toegebracht en niet valt in te zien dat verdachte in de toekomst niet in staat zou zijn voldoende verdiencapaciteit te bereiken.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de strafbare feiten voor de proeftijd zijn begaan.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, en 57 Sr.

11.De beslissing

bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;feit 2
een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, meermalen gepleegd;
feit 3
valsheid in geschrift;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden, welke
niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer], wonende te [adres] , voor een deel van
€ 2.219,23,- niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08/261555-14.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. A. Oosterveld en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2017.
Mr. Oosterveld is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Zwolle met registratienummer PL0600-2016126241. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1:
1. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 20 april 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 2):

(…) U houdt mij voor dat er nog een rekening is geopend bij de ING. Die rekening heb ik expliciet zonder krediet afgesloten. (…) Na het afsluiten is er krediet op die rekening aangevraagd. Dat krediet is er ook afgehaald. [verdachte] zei: ‘’de ING is een betere optie dan de SNS, [bedrijf 5] openen geen rekening bij de SNS maar bij de ING.’’ Ik dacht dus dat de SNS buiten beeld was. (…) Er is voor de ING-rekening één pasje afgegeven. Het pasje en de bijbehorende pincode zijn uit mijn portemonnee gehaald. Ik heb [verdachte] op dat moment geen toestemming gegeven dat uit mijn portemonnee te halen. (…)

2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 4 mei 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 51-52):
(…) In november 2014 werd ik door een medewerkster van de SNS bank, genaamd [naam]
, gebeld met de vraag of ik een rekening bij hen had. Ik heb toen ontkennend
geantwoord. Het was de medewerkster opgevallen dat gegevens van mij en [verdachte] door
elkaar liepen; mijn naam en zijn telefoonnummer. Het was ook opgevallen dat vlak na
het openen van de rekening een krediet was aangevraagd. Dit krediet is toen direct
geblokkeerd, wel was er al 2.000 euro opgenomen. (…) Verder wil ik verklaren dat het mailadres [e-mail 1] niet door mij is aangemaakt. Bij alle transacties en aanvragen en documenten gebruikt [verdachte] dit mailadres. (…)
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juni 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 26-27):
(…) V: Wie had het contact met de SNS bank?
A: Ik. Via de mail meestal.
V: Via welke mailadres?
A: Ik heb er toen een aangemaakt: [e-mail 1] . (…)
V: Hoeveel geld is er opgenomen van de ING rekening?
A: 1000 euro. Meer kon niet.
V: Wie heeft dat geld opgenomen?
A: Ik. (…)
V: Is bij het openen van de rekening meteen een kredietlimiet aangevraagd?
A: Nee, later. (…)
4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 juni 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 29-32)
(…) V: Jij hebt gisteren verklaard dat jij het emailadres [e-mail 1] hebt aangemaakt en dat [slachtoffer] hiervan af wist. Was [slachtoffer] volgens jou ook op de hoogte van het wachtwoord dat bij dit emailadres hoort?
A: Nee.
V: Waarom niet?
A: Dat heb ik haar eigenlijk nooit gezegd en zij heeft daar ook nooit naar gevraagd. (…)
V: Heb jij alleen geld opgenomen van de SNS rekening of ook geld overgemaakt?
A: Alleen opgenomen. En volgens mij heb ik er ook een keer mee getankt trouwens.
V: En wat heb jij toen met dat opgenomen geld gedaan?
A: Dat heb ik bij mij op de rekening gestort en daarvan dingen gedaan met [slachtoffer] . (…)
O: [slachtoffer] heeft verklaard dat zij niet wist dat er een aanvraag voor de verhoging van de kredietlimiet was aangevraagd voor die SNS rekening (…)
A: Zij wist daar op een gegeven moment wel van. (…)
V: Maar jij hebt dus zowel de aanvraag voor het openen van de rekening als de aanvraag voor het verhogen van de kredietlimiet aangevraagd?
A: Nee voor het openen van de rekening niet. Dat heeft ze zelf gedaan. (…)
V: Wat heb je gedaan met het geld (1000,- Euro) dat je hebt opgenomen van de ING bankrekening?
A: Volgens mij heb ik een gedeelte op mijn eigen rekening gezet, maar om eerlijk te zijn zou ik dat zo niet weten. (…)
V: Zij wist in eerste instantie niet dat jij dat geld had opgenomen?
A: Nee. (…)
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 juni 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 42-43):
(…) V: Jij hebt net al aangegeven dat jij de enige gebruiker bent van de mailadressen:
[e-mail 1] en [e-mail 2] . Ook heb jij als enige de wachtwoorden van die rekeningen. Tevens heb jij aangegeven dat jij de enige bent geweest die via die mailadressen contact heeft gehad met de ING bank en de SNS bank. Klopt dat?
A: Ja. (…)
V: Kun jij je voorstellen dat de SNS bank in de veronderstelling was dat zij contact hadden met [slachtoffer] en niet met jou?
A: Ja, dat snap ik. Daarom neem ik de SNS bank ook op mij.
V: Je bedoelt dat je je verantwoordelijk stelt voor de totale schuld?
A: Ja, dat ik dat gewoon betaal. Dat is ook het eerste wat ik ga doen bij de SNS. (…)
6. Rekeningafschriften Rabo Basisrekening van [verdachte] (p. 70-73):
(19-11-2014): Stortingsapparaat (…) Mutaties bij: EU 1.000,00 (…)
(20-11-2014): Stortingsapparaat (…) Mutaties bij: EU 1.000,00 (…)
7. Een afschrift Betaalrekening ING Bank van [slachtoffer] (p. 92)
Mw. [slachtoffer]
[adres]
(…)
Totaal afgeschreven bedrag Nieuw saldo
1.000,00 TEKORT 1.000,00
Kredietlimiet
1.000,00
Geboekt op (…) Omschrijving Af/bij Bedrag

19 NOV (…) ING>ZWOLLE>8011RG 1911 00 19-11-14 10:23 AF 1.000,00

U staat negatief sinds 19-11.

8. Een aangifte van [naam] Adviseur Veiligheidszaken in loondienst van SNS Bank N.V d.d. 17 juni 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 123 en 126):

(…) De rekening is via internet aangevraagd en geopend op 6 november 2014. Op 7 november 2014 is er op de rekening € 0,01 bijgeschreven afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [slachtoffer] (…) Op de rekening was inmiddels een kredietlimiet van € 2.000,- verstrekt welke bijna volledig opgenomen was. (…) Bij de aanvragen bij de SNS Bank is het volgende mobiele telefoonnummer opgegeven: 06- [nummer] . [slachtoffer] heeft aangegeven dat dit niet haar telefoonnummer is. (…) Ook van het bij de SNS Bank opgegeven emailadres [e-mail 1] heeft [slachtoffer] aangegeven dat deze niet van haar is. (…)

9. Aanvraag rekening ING bank op naam van [slachtoffer] (p. 88-89):
(…) Gegevens aanvrager
1a Achternaam [slachtoffer]
1b Voorletter(s) [voorletter]
[adres]
(…)
3a Datum 7-11-2014
3b Plaats Zwolle (…)
10. Brief ING bank aan [slachtoffer] d.d. 18 november 2014 (p. 91)
(…) Mw [slachtoffer]
[adres]
(…)
Onderwerp: Uw aanvraag van een Kwartaallimiet
Datum: 18 november 2014
Rekeningnummer/IBAN: NL [rekeningnummer 2] (…)
Geachte mevrouw [slachtoffer] ,
Hartelijk bank voor uw aanvraag van een Kwartaallimiet. Wij hebben dit voor u in orde gemaakt. (…)
11. SNS Kredietlimiet betaalrekening verhogen (p. 129-134):
(…) Gegevens aanvrager
Voorletters [voorletter] (…)
Achternaam [slachtoffer]
Geslacht V
[adres]
(…)
Telefoonnummer [nummer]
E-mailadres [e-mail 1]
Uw gegevens
Uw rekeningnummer [rekeningnummer 3]
Gewenste kredietlimiet € 1000 (…)
Aanvraagdatum 2014-11-11 (…)
Uw gegevens
Uw rekeningnummer [rekeningnummer 3]
Gewenste kredietlimiet € 2000 (…)
Aanvraagdatum 2014-11-15 (…)
Uw gegevens
Uw rekeningnummer [rekeningnummer 3]
Gewenste kredietlimiet € 2000 (…)
Aanvraagdatum 2014-11-17
12. Mutatieoverzicht van Rekening [rekeningnummer 3] (p. 155)
(…) Boek Datum Bedrag Vorig Saldo (…) Omschrijving
2014-11-20 -1000,00 - 998,50 (…) SNS BANK KANTOOR 663>ZWOLLE 20.11.2014 (…)
Feit 2:
1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 44-45):
(…) V: Dan wil ik het eerst hebben over de bestellingen die zijn geplaatst bij [bedrijf 5]
fashion en [bedrijf 1] op 3 oktober 2014 (bijlage 1 en 2). Wat kun jij hierover zeggen?
A: Het klopt dat ik die bestellingen heb gedaan. Ik zal die bestellingen zelf gaan
betalen. (…)
V: Maar waarom gebruikte jij haar gegevens bij de bestelling?
A: Omdat ik haar dat toen gevraagd had. Ik sta geregistreerd in Tiel en daarom kon ik anders geen kleren bestellen. (…)
O: Je hebt op 29 oktober 2014 een tv besteld bij [bedrijf 2] en op 28 oktober 2014 heb
je een bestelling gedaan bij [bedrijf 3] . Deze goederen heb je volgens [slachtoffer] cadeau
gedaan aan haar en haar zoontje (bijlage 3 en 4).
A: Ik zou die televisie niet cadeau doen. Als [slachtoffer] die niet had gehouden, had ik
hem terug gewild en zelf betaald, maar ze wilde hem zelf houden.
Het Playmobil kasteel voor die kleine hebben we samen aan hem gegeven. (…).
V: Wist [slachtoffer] dat jij die spullen ging bestellen?
A: De tv volgens mij niet, maar het Playmobil wel.
V: (…) Er is parfum besteld voor 86,84 Euro op naam van [slachtoffer] , terwijl zij die goederen
nooit heeft gezien. Wat weet jij daarvan?
A: Dat kan ik me niet herinneren, maar dat zou zomaar kunnen. (…)
V: Waarom bestelde jij goederen die je eigenlijk niet kon betalen?
A: Dat weet ik eigenlijk niet. (…)
2. De betaaloverzichten bij AfterPay op naam van [slachtoffer] (p. 47-50):
(…) - [bedrijf 5]
Dagtekening: 6 oktober 2014
[slachtoffer]
[adres]
(…)
Productomschrijving: Heren t-shirt, heren blazer, heren loose fit jeans, heren t-shirt, heren t-shirt. (…)
- [bedrijf 1]
Dagtekening: 9 oktober 2014
[valse naam]
[adres]
(…)
Productomschrijving: Grijze G-Star Sneakers (…)
- [bedrijf 2]
Dagtekening: 30 oktober 2014
[slachtoffer]
[adres]
(…)
Productomschrijving: SAMSUNG UE40H5570SSXXN (…)
- [bedrijf 3]
Dagtekening: 29 oktober 2014
[slachtoffer]
[adres]
(…)
Productomschrijving: Koningskasteel van de Orde, Groot Kanon van Valkenridders. (…)
3. Een e-mailbericht van [slachtoffer] aan [verbalisant] van de politie, d.d. 11 mei 2015 (p. 77):

(…) Er staat open:

- Tv van [bedrijf 2] twv € 499,00 dit is nu al opgelopen naar € 579,98 (de tv is nog in mijn bezit, dus deze zal ik afbetalen) Hij wilde deze meenemen omdat hij hem had betaald, aldus [verdachte] .
- [bedrijf 3] € 201,95 (dit was een kado van [verdachte] voor mijn zoon, die in november jarig was) ook nooit betaald (dit is een Playmobil kasteel geweest, nog in mijn bezit en zal ik betalen)
- [bedrijf 1] € 171,78 Dit is kleding geweest, dit heb ik niet in mijn bezit, en nooit besteld of ook maar iets van gezien
- [bedrijf 5] Fashion € 233,00 Dit is ook kleding geweest, niet in mijn bezit en nooit besteld of gezien. (…)
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 117-118):
(…) Uit de gegevens welke door [bedrijf 4] .nl zijn verstrekt (bijlage 1), blijkt het volgende: Bij het plaatsen van de bestelling zijn de naam en- en adresgegevens van aangeefster [slachtoffer] gebruikt en het bij verdachte [verdachte] in gebruik zijnde telefoonnummer ( [nummer] ) en emailadres ( [e-mail 1] ). (…)
Product: Dames parfum > Viktor & Rolf Flowerbomb 50ml eau de parfum + 50ml showergel + 40ml bodylotion. (…)
Feit 3:
1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 juni 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 27-34):
(…) V: Zijn er verder nog rekeningen geopend, goederen gekocht of iets dergelijks?
A: Een scooter. (…)
V: Hoe is de betaling dan gegaan?
A: Via afbetaling.
V: Om wat voor bedrag gaat het?
A: 1000 Euro ongeveer. (…)
V: Hoe is de aankoop precies gegaan?
A: Via Santander afbetaling. (…)
2. Een overeenkomst niet-doorlopend goederenkrediet bij Santander op naam van [slachtoffer] (p. 38-39):
(…)
Aankoopomschrijving: Bromfiets (…)
Naam: [slachtoffer] (…)
Telefoonnummer: [nummer]
E-mailadres: [e-mail 1] (…)
Plaats: [plaats]
Datum: 5 maart 2015 (…)
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 4 mei 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 52):

(…) Ongeveer een maand geleden kwam [verdachte] met een scooter op mijn werk (…). Ik hoorde hem zeggen dat hij die gewonnen had. Zaterdag kwam ik erachter dat de scooter op mijn naam stond en gekocht was bij Stock Trading. De betaling is via Santander afgesloten. (…) Ik zag dat de factuur op mijn naam stond met een ander mailadres, te weten [e-mail 1] met [verdachte] zijn telefoonnummer [nummer] . (…)

4. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [slachtoffer] d.d. 19 juni 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 108):

(…) Op vrijdag 10 april kwamen mijn zus en [verdachte] samen op visite. [verdachte] kwam op de scooter en mijn zus kwam iets later, want zij was op de fiets. (…) [verdachte] vertelde mij dat hij die scooter via Facebook had gewonnen. Hij vertelde dat hij op Facebook iets geliket had, waardoor hij een scooter kon winnen. (…)