Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met 14 producties
- de mondelinge behandeling op 19 april 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Perbo/Ontvanger). Het sub (II) gevorderde dient dus te worden afgewezen.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die op 3 mei 2017 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde eiseres, een voormalige echtgenote, de opheffing van bankbeslagen die door gedaagde, haar ex-echtgenoot, waren gelegd. De partijen waren tot 29 april 2014 in gemeenschap van goederen gehuwd en hadden een echtscheidingsconvenant gesloten. Eiseres had een betalingsverplichting aan gedaagde, maar stelde dat de bankbeslagen haar in een noodtoestand brachten, waardoor zij niet meer in haar primaire levensbehoeften kon voorzien. Gedaagde voerde verweer en stelde dat eiseres meer inkomsten had dan zij aan de Belastingdienst opgeeft. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres voldoende aannemelijk had gemaakt dat de bankbeslagen als misbruik van recht moesten worden aangemerkt, omdat zij niet over voldoende middelen beschikte om in haar noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. De voorzieningenrechter besloot de bankbeslagen op te heffen, maar wees het verzoek van eiseres om een verklaring voor recht af, omdat dit niet in een kort geding kon worden vastgesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.