ECLI:NL:RBOVE:2017:2044
Rechtbank Overijssel
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake vrijstelling van werkzaamheden met behoud van bezoldiging en niet tijdig beslissen op bezwaar
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 mei 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een ambtenaar, verzoekster, die sinds 10 november 1980 in dienst is van de gemeente Haaksbergen. Verzoekster was vrijgesteld van haar werkzaamheden met behoud van bezoldiging, een beslissing die haar op 23 november 2016 mondeling was meegedeeld. Na bezwaar te hebben gemaakt, vroeg verzoekster op 16 december 2016 om een voorlopige voorziening, welke op 23 januari 2017 werd afgewezen. Op 5 april 2017 diende verzoekster opnieuw een verzoek in, omdat de termijn voor het nemen van een besluit op haar bezwaar was verstreken en er geen voortgang was in het overleg met de gemeente.
Tijdens de zitting op 9 mei 2017 werd duidelijk dat de gemeente niet tijdig op het bezwaar had beslist en dat er geen zicht was op een oplossing van het conflict. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoekster bij terugkeer naar haar werkzaamheden zwaarder wogen dan de belangen van de gemeente. De voorzieningenrechter besloot het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en droeg de gemeente op om binnen vier weken een beslissing op het bezwaar te nemen en verzoekster weer toe te laten tot haar werkzaamheden. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gemeente hier niet aan voldeed.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de situatie van verzoekster, die mantelzorger is en een alleenstaande moeder, een spoedige oplossing vereiste. De uitspraak bevatte ook bepalingen over de vergoeding van proceskosten en het griffierecht. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gedwongen vrijstelling van verzoekster onrechtmatig was en dat de gemeente haar verplichtingen niet was nagekomen.