ECLI:NL:RBOVE:2017:2158

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
C/08/201269 / KG ZA 17-137
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot gebieds- en contactverbod in kort geding na huiselijk geweld en onveilige situatie voor minderjarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die een affectieve relatie hebben gehad en samen een minderjarig kind hebben. Eiseres vorderde een gebiedsverbod en contactverbod tegen gedaagde, omdat zij zich onveilig voelde door zijn gedrag, waaronder huiselijk geweld en eerdere bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aannemelijke feiten waren die de gevraagde maatregelen rechtvaardigden. Gedaagde had eerder al een contactverbod gekregen en was onder toezicht gesteld van de Jeugdbescherming. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van eiseres en het kind zwaarder woog dan de belangen van gedaagde, die stelde dat het verbod zijn bedrijfsvoering zou schaden. De rechtbank legde gedaagde een gebiedsverbod op van 500 meter rondom de woning van eiseres en een contactverbod voor de duur van één jaar. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde zich niet aan de verboden zou houden. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/201269 / KG ZA 17-137
Vonnis in kort geding van 19 mei 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. L.V.S. Cassese te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. drs. J.J. van de Beek te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de brief van 14 mei 2017, met een verweerschrift en producties,
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is - bij vervroeging - vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben ongeveer 9 jaar een affectieve relatie net elkaar gehad. Uit deze relatie is, een thans nog minderjarig kind geboren: [X] , geboren [2010] .
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank, locatie Almelo, van 8 augustus 2016 is [X] onder toezicht gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Overijssel, locatie Almelo (hierna: de Jeugdbescherming), voor de duur van één jaar.

3.Het geschil

3.1.
Het gevorderde door eiseres strekt - kort gezegd - tot het aan gedaagde opleggen van een gebiedsverbod in de omgeving van haar woning en de school van [X] en een contactverbod jegens eiseres, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met machtiging aan eiseres om met behulp van de sterke arm van politie en justitie de tenuitvoerlegging van het te wijzen vonnis te bewerkstellingen indien gedaagde in gebreke blijft aan voornoemde verboden gehoor te geven.
3.2.
Aan het gevorderde legt eiseres - kort gezegd - ten grondslag dat gedaagde haar blijft lastigvallen en dat gedaagde uitermate onberekenbaar en instabiel is. Er was sprake van huiselijk geweld en gedaagde heeft al eerder een contactverbod met eiseres gekregen voor 90 dagen. [X] is onder toezicht gesteld met als doel om de voor [X] onveilige situatie weg te nemen. Gedaagde wordt begeleid door Reclassering en Mediant. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres verwezen naar diverse producties, waaronder een rapport van de Raad van de Kinderbescherming van 4 augustus 2016, correspondentie met de Jeugdbescherming en processen-verbaal van aangiftes bij de politie. Per 1 juni 2017 gaat er weliswaar een omgangsregeling tussen gedaagde en [X] in, maar dit betreft een zeer beperkte omgang, aldus eiseres.
3.3.
Gedaagde voert verweer en stelt – kort gezegd – het volgende. Gedaagde betwist dat hij eiseres zou bedreigen en nodeloos contact met haar zou zoeken. Hij vormt momenteel geen bedreiging voor eiseres en [X] . Ter onderbouwing wijst hij naar de door hem overgelegde stukken inzake de (recente) correspondentie tussen hem en eiseres. Deze correspondentie laat een ontspannen sfeer zien. In de brief van de Reclassering van
15 mei 2017 wordt ook aangegeven dat het goed gaat met hem. Voorts wordt ter onderbouwing verwezen naar het verslag van mevrouw [A] , trajectbegeleider Melcura, van 11 mei 2017. De Jeugdbescherming heeft in haar rapport van 10 mei 2017 aangegeven dat er een omgangsregeling zal worden getroffen tussen gedaagde en [X] .
3.4.
Voorts stelt gedaagde dat hij door het opleggen van een straatverbod ernstig gedupeerd wordt in de uitoefening van zijn bedrijf, een bedrijf dat onderhoud verricht aan schepen. Onderdelen, materialen en gereedschap voor de uitoefening van zijn bedrijf zijn sinds ongeveer een half jaar opgeslagen in een schuur, gelegen op (ongeveer) 100 meter afstand van de woning van eiseres. Vanwege financiële omstandigheden was gedaagde genoodzaakt om de huur van de loods in Almelo op te zeggen. Bovendien bevinden zich leveranciers in de omgeving van de woning van eiseres en in de woonplaats van eiseres.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt in voldoende mate uit de aard van het gevorderde.
4.2.
Een gebiedsverbod en, als afgeleide daarvan een contactverbod, vormen een inbreuk op het aan een ieder toekomende recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat op grond van de processtukken en de toelichting ter zitting vast dat dat er zich in de afgelopen jaren diverse voorvallen en incidenten hebben voorgedaan die er (mede) toe hebben geleid dat [X] onder toezicht is gesteld van de Jeugdbescherming. Ook in het recente verleden, namelijk in maart 2017, heeft er, blijkens de zich in het dossier bevindende informatie van de politie, nog een incident plaatsgevonden, waarbij gedaagde de hond van eiseres heeft weggenomen.
4.4.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het in hoge mate aannemelijk dat eiseres en [X] veel last hebben van onrust, spanningen en een onveilig gevoel als gedaagde zich in de omgeving van de woning van eiseres bevindt.
4.5.
De voorzieningenrechter acht het in het belang van eiseres en [X] dat zij in hun directe woonomgeving hun eigen leven kunnen leiden zonder ongewenste inmenging van gedaagde. De voorzieningenrechter zal het straatverbod dan ook toewijzen in die zin dat het gedaagde zal worden verboden om zich binnen een straal van 500 meter van de woning van eiseres te begeven. Voor een ruimer verbod, zoals door eiseres is gevorderd, heeft zij onvoldoende aangevoerd.
4.6.
Het belang dat gedaagde heeft bij continuering van zijn huidige bedrijfsvoering weegt niet op tegen de zwaarwegende belangen van eiseres en [X] bij een ongestoord woongenot. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat gedaagde weliswaar stelt dat hij genoodzaakt was om de huur van de loods in Almelo uit financieel oogpunt te beëindigen, maar dat hij dit niet, althans onvoldoende, heeft aangetoond. Ook is niet gesteld of gebleken dat gedaagde niet elders, bijvoorbeeld in [woonplaats 2] , een opslagruimte kan krijgen. Evenmin heeft gedaagde aannemelijk gemaakt dat hij, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van eiseres, op een zodanige wijze afhankelijk is van de zich in de omgeving van de woning van eiseres bevindende leveranciers dat dit belang zwaarder dient te wegen dan de belangen die eiseres en [X] hebben bij het opleggen van een (beperkt) gebiedsverbod.
4.7.
Het gevorderde verbod door eiseres dat gedaagde zich tussen 08.00 uur en
16.30 uur niet mag bevinden in de [straat] te [plaats] zal de voorzieningenrechter afwijzen, reeds omdat hetgeen eiseres heeft gesteld onvoldoende is om een dergelijke ingrijpende maatregel als een straatverbod te rechtvaardigen. Het gegeven dat de school van [X] zich in deze straat bevindt, is daartoe onvoldoende.
4.8.
De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat, nu gedaagde heeft gesteld dat [X] hem alles waard is, dat hij in het belang van [X] confrontaties met haar uit de weg gaat, ook in het kader van de op 1 juni 2017 ingaande omgangsregeling en een mogelijk vervolg daarop.
4.9.
De voorzieningenrechter acht, het opleggen van een contactverbod eveneens geboden, reeds omdat gedaagde zich niet heeft gehouden aan de met de Jeugdbescherming gemaakte afspraak dat er geen contact tussen partijen plaatsvindt. Het gevorderde contactverbod zal op na te melden wijze worden toegewezen.
4.10.
In verband met de eisen van proportionaliteit zullen de verboden voor de duur van een jaar worden opgelegd.
4.11.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van het gebieds- en contactverbod, is aangewezen. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd als in de beslissing vermeld.
4.12.
Tevens zal de voorzieningenrechter bepalen dat het straatverbod ten aanzien van gedaagde kan worden gehandhaafd met behulp van de sterke arm. De gevorderde machtiging om overtreding van het contactverbod te doen eindigen met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen. De sterke arm is immers niet het geëigende middel om een contactverbod te handhaven.
4.13.
Aangezien het geschil voortkomt uit de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter (ambtshalve) aanleiding om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
Verbiedt gedaagde gedurende één (1) jaar na betekening van dit vonnis zich te begeven binnen een straal van 500 meter rondom het woonadres van eiseres, zijnde [adres] te [plaats] .
5.2.
Machtigt eiseres om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien gedaagde het onder 5.1. van dit vonnis bepaalde verbod overtreedt.
5.3.
Verbiedt gedaagde gedurende één (1) jaar na betekening van dit vonnis anders dan via zijn advocaat of Stichting Jeugdbescherming Overijssel - persoonlijk, schriftelijk, telefonisch, via sociale media of anderszins contact op te nemen met eiseres
5.4.
Veroordeelt gedaagde om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 250,-- voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1. of 5.3. uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 5.000,-- is bereikt;
5.5.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.6.
Compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.7.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2017. [1]

Voetnoten

1.type: