Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 mei 2017,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [X]
- de pleitnota van [Y]
- de eis in reconventie.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die op 22 mei 2017 door de Rechtbank Overijssel te Almelo is behandeld, heeft eiser [X] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [Y] met betrekking tot een geldvordering van € 1.705,50. [X] stelt dat dit bedrag ten onrechte door [Y] is ingehouden, voortvloeiend uit een nieuwe opdracht na het leggen van derdenbeslag op 20 december 2016. [Y] betwist de vordering en stelt dat [X] de onjuiste partij heeft gedagvaard, aangezien de cliënt van [Y], Achterhof Beheer B.V., de juiste partij zou zijn. De rechtbank oordeelt dat de vordering van [X] niet toewijsbaar is, omdat [Y] niet de partij is met wie [X] een rechtsverhouding heeft. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [X] af en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie vordert [Y] schadevergoeding van [X] op grond van onrechtmatige daad, maar ook deze vordering wordt afgewezen. De voorzieningenrechter concludeert dat [X] geen vordering heeft op de door hem gedagvaarde vennootschap, en dat de vordering van [Y] niet voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een contactverbod, hoewel [X] erkent dat hij mogelijk te vaak contact opneemt met het deurwaarderskantoor. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.