In deze zaak heeft de curator van [X] een vordering ingediend tot schorsing van de executie van een eerder vonnis van 24 augustus 2016, waarin hij was veroordeeld tot medewerking aan de totstandkoming van een akte van verdeling. De curator vreesde dat [gedaagde] executoriaal beslag zou leggen, wat hij als onrechtmatig beschouwde. De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in deze kort geding procedure.
De procedure begon met een dagvaarding en mondelinge behandeling, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De curator stelde dat hij had voldaan aan de voorwaarden van het vonnis, terwijl [gedaagde] betoogde dat er geen executie van dwangsommen aan de orde was en dat de curator het doel van het vonnis niet had nageleefd door beslag te leggen zonder een geldige vordering.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van executiebevoegdheid en dat de curator niet had aangetoond dat de executie door [gedaagde] onrechtmatig was. De vordering van de curator werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. De uitspraak benadrukte dat de curator als in het ongelijk gestelde partij de kosten moest dragen, en dat de nakosten onder bepaalde voorwaarden zouden worden toegewezen.