ECLI:NL:RBOVE:2017:231

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 januari 2017
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
08/997025-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van milieuwetgeving door een afvalstoffeninzamelaar met betrekking tot loodaccu's

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op zijn bedrijf in Hengelo zonder de vereiste vergunning handelde in (lood)accu's. De verdachte, eigenaar van een eenmanszaak, heeft in de periode van 1 januari 2014 tot 2 september 2015 diverse overtredingen begaan van de Wet milieubeheer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen melding heeft gedaan van het veranderen van de inrichting en de werking daarvan, terwijl hij wel (lood)accu's inzamelde en opsloeg. De verdachte is ook beschuldigd van het niet verstrekken van de juiste gegevens bij de afgifte van gevaarlijke afvalstoffen aan afnemers, wat in strijd is met de wettelijke verplichtingen. De officier van justitie vorderde een geldboete van € 50.000 en een voorwaardelijke stillegging van het bedrijf voor een jaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de gevorderde geldboete en de voorwaardelijke stillegging van zijn bedrijf voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overweegt dat de verdachte opzettelijk de kans heeft aanvaard dat hij in overtreding was, ondanks herhaalde waarschuwingen van de handhavende instantie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat daar onvoldoende bewijs voor was.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/997025-15
Datum vonnis: 23 januari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.T.C. van der Werf en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M. Goris, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 januari 2014 t/m 2 september 2015 als degene die in Hengelo “[bedrijf verdachte]” had opgericht, al dan niet opzettelijk niet vier weken van te voren melding heeft gedaan bij het bevoegd gezag van het veranderen van die inrichting en/of veranderen van de werking die inrichting, door (lood)accu’s in te zamelen dan wel op te slaan,
dan wel in diezelfde periode te Hengelo zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd dat bestond uit het geheel of gedeeltelijk oprichten en/of het veranderen van de werking en/of het in werking hebben van een inrichting, aangezien binnen die inrichting zonder de omgevingsvergunning een hoeveelheid van 30 ton loodaccu’s werd opgeslagen;
feit 2:in de periode van 1 januari 2013 t/m 2 september 2015 te Hengelo of Enschede als degene die zich van bedrijfsafvalstoffen en of gevaarlijke afvalstoffen, zijnde loodaccu’s ontdeed, al dan niet opzettelijk bij die afgifte geen volledige omschrijving van de aard, eigenschappen en of samenstelling van die afvalstoffen heeft verstrekt aan diegene die deze afvalstoffen innam, door de van toepassing zijnde code van de afvalstoffenlijst niet of onjuist te vermelden;
feit 3:in de periode van 1 januari 2014 t/m 2 september 2015 in Hengelo al dan niet opzettelijk met betrekking tot de afgifte aan hem van metaal/schroot en of (lood)accu’s geen melding heeft gedaan bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA);
feit 4:in het jaar 2014 te Hengelo, samen met anderen de inkoop administratie van het bedrijf [bedrijf verdachte] valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst door in die administratie 20 valselijk of in strijd met de waarheid opgemaakte inkoop nota’s op te nemen;
feit 5:in de jaren 2013, 2014 en 2015 te Hengelo, samen met anderen, de kasboek administratie van het bedrijf [bedrijf verdachte] valselijk heeft opgemaakt of vervalst door 21 kasbetalingen tot een totaalbedrag van € 67.935,05 in die administratie op te nemen als aankoopbedragen van accubakken en of palletboxen, terwijl die aanschaf en/of betaling niet is geschied.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
verdachte op een of meer momenten in of omstreeks de periode van
1 januari 2014 t/m 2 september 2015 in de gemeente Hengelo,
als degene die aan of nabij de [adres 2] te Hengelo
"[bedrijf verdachte]" had opgericht, zijnde een (afvalstoffen)
inrichting als bedoeld in het 'Besluit omgevingsrecht',
al dan niet opzettelijk
van het veranderen van die inrichting en/of het veranderen van de werking van
die inrichting door (lood)accu's in te zamelen en op te slaan binnen die
inrichting,
daarvan niet (telkens) ten minste vier weken voor die verandering melding
heeft gedaan aan het bevoegd gezag, waarbij gegevens zouden moeten worden
verstrekt omtrent het tijdstip waarop de verandering van de werking van de
inrichting verwezenlijkt zou zijn/worden alsmede gegevens omtrent de aard en
omvang van de -veranderde- activiteiten en processen in die inrichting;
- zaaksdossier 1
artikel 1a sub 2 Wet op de economische delicten
artikel 8.41 Wet milieubeheer jo artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer
art 1.10 lid 2 Activiteitenbesluit milieubeheer
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 t/m 2 september 2015
in de gemeente Hengelo,
al dan niet opzettelijk zonder omgevingsvergunning een project heeft
uitgevoerd dat geheel of gedeeltelijk bestond uit het oprichten en/of het
veranderen (van de werking) en/of het in werking hebben van de aan of nabij de
[adres 2] te Hengelo gelegen inrichting "[bedrijf verdachte]
", aangezien binnen die (afvalstoffen) inrichting als bedoeld in het
'Besluit omgevingsrecht zonder een dergelijke omgevingsvergunning
(regelmatig) een hoeveelheid van meer dan 30 ton aan loodaccu's werd
opgeslagen;
- zaaksdossier 1
artikel la Wet op de economische delicten
art 2.1 lid 1 ahf/sub e onder 1° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
art 2.1 lid 1 ahf/sub e onder 2° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
art 2.1 lid 1 ahf/sub e onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
2.
verdachte op een of meer tijdstippen in de periode van
1 januari 2013 t/m 2 september 2015 in de gemeente Hengelo en/of Oude
IJsselstreek en/of Enschede,
als degene die zich van bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen
(loodaccu's) ontdeed door afgifte aan [bedrijf 2] te [plaats]
en/of [bedrijf 3]. te [plaats], zijnde (rechts)personen als bedoeld in artikel
10.37, tweede lid, onder a t/m e van de 'Wet milieubeheer',
al dan niet opzettelijk bij die afgifte telkens, althans meermalen, aan deze
perso(o)n(en) geen (volledige) omschrijving van de aard, eigenschappen en/of
samenstelling van die afvalstoffen heeft verstrekt als bedoe1d in artikel 10
van het 'Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen',
aangezien de van toepassing zijnde code van de afvalstoffenlijst niet of
onjuist werd vermeld;
-zaaksdossier 1
artikel la Wet op de economische delicten
art 10.39 lid 1 ahf/ond a Wet milieubeheer
3.
verdachte, die (onder VIHB nummer [nummer]) was vermeld op de NIWO-lijst
van afvalstoffeninzamelaars, zijnde een persoon als bedoeld in artikel 10.37,
tweede lid onder a van de 'Wet milieubeheer' die krachtens artikel 10.45 van
de 'Wet milieubeheer' bevoegd was de betrokken afvalstoffen in te zamelen,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 t/m 2 september 2015
in de gemeente Hengelo, althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk met betrekking tot de afgifte aan hem van
bedrijfsafvalstoffen (metaal/schroot) en/of gevaarlijke afvalstoffen
(loodaccu's) in voornoemde periode daarvan -telkens- geen melding heeft gedaan
aan het LMA (Landelijk Meldpunt Afvalstoffen), zijnde de door de Minister
aangewezen instantie;
- zaaksdossier 1
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 10.40 lid 1 ahf/ond a Wet milieubeheer
art 10.40 lid 1ahf/ond b Wet milieubeheer
art 10.40 lid 1 ahf/ond c Wet milieubeheer
art 10.40 lid 1 ahf/ond d Wet milieubeheer
art 10.40 lid 1 ahf/ond e Wet milieubeheer
4.
verdachte op een of meer tijdstippen in het jaar 2014
in de gemeente Hengelo (O), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
de inkoop administratie van het bedrijf [bedrijf verdachte],
zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en)
die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst
door in die administratie een of meer met het oog op de inkoop opgemaakte
nota's op te (laten) nemen (waaronder de hierna beschreven nota's)
waarop -telkens- valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld
- zakelijk weergegeven - dat van de daarbij vermelde personen of ondernemingen
op genoemde data een hoeveelheid accu's was ingenomen en/of gekocht,
zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
opgenomen in het strafdossier als zaaksdossier 2
blz. 0001225: nota 8185 d.d. 2 juni 2014 t.n.v. [bedrijf 4]
blz. 0001226: nota 9670 d.d. 4 juni 2014 t.n.v. [bedrijf 4]
blz. 0001227: nota 9744 d.d. 12 juni 2014 t.n.v. [bedrijf 4]
blz. 0001228: nota 9837 d.d. 20 juni 2014 t.n.v. [bedrijf 4]
blz: 0001229: nota 9873 d.d. 26 juni 2014 t.n.v. [bedrijf 4]
blz: 0001230: nota 9937 d.d. 4 juli 2014 t.n.v. [bedrijf 4]
blz: 0001231: nota 8336 d.d. 23 juli 2014 t.n.v. [bedrijf 4]
blz: 0001232: nota 8470 d.d. 29 juli 2014 t.n,v. [bedrijf 4]
blz. 0001218: nota 9925 d.d. 3 juli 2014 t.n.v. [naam 1]
blz. 0001219: nota 9798 d.d. 17 juni 2014 t.n.v. [naam 2]
blz. 0001208: nota 6071 d.d. 28 april 2014 t-n.v. [naam 3]
blz. 0001209: nota 9532 d.d. 19 mei 2014 t.n.v. [naam 3]
blz. 0001210: nota 9568 d.d. 22 mei 2014 t.n.v. [naam 3]
blz. 0001203: nota 8558 d.d. 5 augustus 2014 t.n.v. [naam 4]
blz. 0001204: nota 8234 d.d. 24 juni 2014 t.n.v. [naam 4]
blz, 0001196: nota 9622 d.d. 27 mei 2014 t.n.v. [naam 5]
blz. 0001172: nota 8243 d.d. 24 juni 2014 t.n.v. [naam 6]
blz. 0001173: nota 8322 d.d. 22 juli 2014 t.n.v. [naam 6]
blz. 0001174: nota 8449 d.d. 28 juli 2014 t.n.v. [naam 6]
blz. 0001175: nota 8618 d.d. S augustus 2014 t.n.v. [naam 6]
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
verdachte op een of meer tijdstippen in het jaar 2013 en/of 2014 en/of 2015
in de gemeente Hengelo (0), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
de kasboek administratie van het bedrijf [bedrijf verdachte],
zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en)
die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door (telkens) valselijk en/of
in strijd met de waarheid in die kasboek administratie
21, althans een of meer (kas)betalingen voor een totaalbedrag van 67.935,05
euro - betrekking hebbend op de aankoop van accubakken en/of palletboxen
bij/van [bedrijf 5] te [plaats] -
op te (laten) nemen, terwijl die aanschaf en/of betaling feitelijk (telkens)
niet was geschied,
zulks (telkens) met het oogmerk om die kasboek administratie als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
opgenomen in het strafdossier als zaaksdossier 5
blz. 0000841: kasboek overzicht 2013, 2014 en 2015
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 50.000,-- en dat het bedrijf van verdachte voorwaardelijk wordt stil gelegd voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten opzettelijk heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich hierbij op bevindingen van de politie en op verklaringen van getuigen die zich in het strafdossier bevinden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Specifiek heeft de raadsvrouw betoogd ten aanzien van feit 1 primair dat er een beroep wordt gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid van de gedraging, nu verdachte de melding weliswaar niet in formele, maar wel in materiële zin heeft gedaan. Mocht de rechtbank dit beroep niet volgen, dan wordt een beroep gedaan op de afwezigheid van schuld. Verdachte heeft in de optiek van de raadsvrouw na de constatering van de overtreding in maart 2014 op aanwijzing van de handhaver alle maatregelen getroffen met betrekking tot de opslag van accu’s en daarover is in de daaropvolgende bezoeken van de handhaver niet meer gesproken totdat de milieupolitie zich ermee ging bemoeien. De handhaver heeft verdachte vervolgens tot september 2015 de tijd gegeven om een en ander in orde te brengen. Verdachte heeft hierop besloten zijn inrichting te sluiten, omdat hij niet kon voldoen aan de hem gestelde eisen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadvrouw betoogd dat uit het dossier niet blijkt dat er op het terrein van verdachtes onderneming een structurele opslag is geweest van 30 ton (lood)accu’s.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw gesteld dat de begeleidingsbrieven werden opgesteld door de afnemers van de accu’s en dat het dan niet aan verdachte kan worden verweten dat niet de juiste Euralcodes werden vermeld.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 3 gesteld dat het klopt dat verdachte geen melding heeft gemaakt bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen met betrekking tot de afgifte van de loodaccu’s, maar dat verdachte hiervan niet op de hoogte was en er derhalve geen sprake is van boos opzet.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw gesteld dat de nota’s niet zijn opgemaakt door verdachte en dat verdachte derhalve er geen kennis van heeft gehad dat deze nota’s valselijk zouden zijn opgemaakt.
Voorts heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 5 betoogd dat uit getuigenverklaringen blijkt dat er wel degelijk accubakken dan wel palletboxen door een medewerker van de firma [bedrijf 5] zijn afgeleverd bij het bedrijf van verdachte en dat voorts ook niet uit het dossier blijkt dat verdachte de 21 inkoopbonnen valselijk heeft opgemaakt.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.2.1
Met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3
Algemeen
Verdachte is eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf verdachte], gevestigd aan de [adres 2] te Hengelo (O).
Op 9 februari 2011 heeft verdachte schriftelijk een omschrijving aan de gemeente Hengelo gegeven van de werkwijze van het bedrijf en van de goederen die worden ingekocht. Dit betreft onder andere oud ijzer, koper en aluminium. Er is expliciet vermeld dat accu’s niet worden geaccepteerd.
Op 14 november 2011 is een omgevingsvergunning ‘beperkte milieutoets’ door de gemeente Hengelo verleend aan [bedrijf verdachte]. Het bedrijf dient te beschikken over
een inrichting voor het inzamelen en sorteren van metalen van ten hoogste 50.000 ton van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen, zijnde metaal, voor zover geen sprake is van gevaarlijk afval.
Juridisch kader
Artikel 1, lid 1 onder 1 van de Wet milieubeheer (WM) bepaalt dat een afvalstof is: alle stoffen, preparaten of voorwerpen waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Op basis van artikel 1, lid 1 onder 6 van de WM is bij ministeriële regeling aangegeven welke stoffen, mengsels of voorwerpen in ieder geval worden aangemerkt als afvalstoffen.
In de bijlage van de Regeling Europese afvalstoffenlijst (de Eural) is bepaald wat gevaarlijke en niet gevaarlijke afvalstoffen zijn. Op deze afvalstoffenlijst worden ongeveer 800 afvalstoffen benoemd. Deze zijn voorzien van codes. Iedereen die met afvalstoffen werkt dient gebruik te maken van de Euralcode.
De afvalstoffen waarvan deskundigen hebben vastgesteld dat deze per definitie als
gevaarlijk moeten worden beschouwd, zijn voorzien van een asterisk (*) achter de
Euralcode. De Euralcode van loodaccu’s is 16.06.01*.
Loodaccu’s zijn dus gekwalificeerd als gevaarlijk afval.
Feitelijke gang van zaken
Op 5 februari 2014 en 3 maart 2014 heeft een toezichthouder van de gemeente Hengelo een milieucontrole uitgevoerd bij [bedrijf verdachte]. Tijdens die controles is geconstateerd dat er bakken met oude accu’s op het terrein stonden. Op 12 maart 2014 is per brief aan verdachte medegedeeld dat [bedrijf verdachte] daarmee in overtreding is. Ten aanzien van de opslag van accu’s is in de brief vermeld dat verdachte een wijziging moet indienen op grond van het activiteitenbesluit om deze overtreding ongedaan te maken. Hij kan er ook voor kiezen geen accu’s meer te accepteren. Verdachte is een hersteltermijn gegeven tot 18 april 2014.
Vervolgens heeft de handhaver [handhaver] van de gemeente Hengelo op 9 maart 2015 een e-mail gestuurd aan [bedrijf verdachte]. In de mail is vermeld dat op 5 maart 2015 wederom accu’s zijn aangetroffen op het bedrijf.
Op 29 april 2015 is opnieuw een controle uitgevoerd. Er is wederom geconstateerd dat er bakken met oude accu’s op het terrein aanwezig waren.
De gemeente Hengelo heeft verdachte daarop op 27 mei 2015 een ‘voornemen last onder dwangsom’ gestuurd en hem tot en met 17 juli 2015 de tijd gegeven om de overtreding te beëindigen.
Het ‘voornemen last onder dwangsom’ van 27 mei 2015 is op 6 juli 2015 gevolgd door een ‘last onder dwangsom’ van de gemeente Hengelo. Hierbij heeft verdachte nog eens tot
22 augustus 2015 de tijd gekregen om maatregelen te treffen om de overtreding te beëindigen. Als de overtreding op 22 augustus 2015 niet zou zijn beëindigd dan moest verdachte een dwangsom van € 1.500,-- betalen.
Op 2 september 2015 is door de politie tijdens een doorzoeking geconstateerd dat verdachte nog steeds accu’s inzamelde op het terrein aan de [adres 2] te Hengelo. Op het buitenterrein van de inrichting stonden tien opslagbakken gevuld met loodaccu's. De opslagbakken waren niet voorzien van deksels en de opslag vond plaats op de klinkerbestrating, zonder overkapping in de open lucht van het terrein.
Uit het Amice-programma van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) blijkt voorts dat door [bedrijf 2] gevestigd te [plaats] in de periode van 1 januari 2013 tot en met juni 2015 loodaccu’s zijn geaccepteerd van [bedrijf verdachte]. De locatie van herkomst is [adres 2] te Hengelo. Dit blijkt eveneens uit de administratie van de firma [bedrijf 2].
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat door zijn bedrijf een nota wordt opgemaakt waarbij de klantgegevens en ook de gegevens over het afgegeven materiaal worden vermeld. In het geval van [bedrijf verdachte] betreft dit het gewicht van de accu’s in kilogram en het te betalen bedrag. Daarbij heeft de getuige verklaard dat zijn bedrijf geen begeleidingsbrieven van [bedrijf verdachte] heeft ontvangen.
Uit de administratie van [bedrijf 3] uit [plaats] is gebleken dat [bedrijf verdachte] in de periode van 2013 tot en met 2015 meerdere partijen accu’s heeft afgegeven aan
[bedrijf 3]. Hierbij staat de omschrijving: accu, elektromotoren en sloop. Directeur [getuige 2] van [bedrijf 3] heeft verklaard dat zijn bedrijf zaken doet met [bedrijf verdachte]. Hij kan zich niet herinneren dat verdachte ooit een begeleidingsbrief bij zich heeft gehad. [bedrijf 3] maakte dan de begeleidingsbrief op en stuurde die aan verdachte. Deze begeleidingsbrieven zijn bij verdachte aangetroffen in zijn administratie. De in deze begeleidingsbrieven vermelde Euralcodes zijn onjuist.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 1
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij in de ten laste gelegde periodes op zijn terrein (lood)accu’s heeft opgeslagen en dat hij wist dat deze accu’s onder de categorie gevaarlijk afval vielen. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij voor de opslag van de (lood)accu’s geen vergunning had en dat hij ook binnen vier weken geen melding heeft gedaan van het veranderen van die inrichting en/of het veranderen van de werking van die inrichting bij de gemeente Hengelo.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij de (lood)accu’s naar afnemers [bedrijf 2] BV te [plaats] en [bedrijf 3] te [plaats] heeft getransporteerd, waarbij hij geen volledige omschrijving van de aard, eigenschappen en samenstelling van die afvalstoffen, zoals dit is voorgeschreven in de WM, middels een begeleidingsbrief heeft verstrekt aan die afnemers. Deze begeleidingsbrieven werden bij aflevering van de afvalstoffen opgesteld door de beide afnemers en verdachte heeft de gegevens van de begeleidingsbrieven achteraf niet gecontroleerd. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij als bevoegd inzamelaar van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen nooit melding daarvan heeft gedaan aan het LMA, zoals dit is voorgeschreven in de WM. Hij was er niet van op de hoogte dat dit moest gebeuren.
Verdachte is eigenaar van een bedrijf dat handelt in (gevaarlijke) afvalstoffen. Van een dergelijke ondernemer mag worden verwacht dat hij weet dat de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals die in de tenlastelegging zijn verwoord, moet voldoen aan de eisen die daaraan door wet- en regelgeving worden gesteld. Verdachte wist dat hij geen gevaarlijke afvalstoffen mocht opslaan op zijn terrein gelegen aan de [adres 2] te Hengelo. Dit is hem meermalen door de handhavende instantie zowel op schrift als mondeling medegedeeld.
Door te starten met de inzameling van (lood)accu’s, zonder inachtneming van de door wet- en regelgeving gestelde eisen en zonder daarbij over de benodigde vergunning van de gemeente Hengelo te beschikken, heeft verdachte doelbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij in overtreding was. Daar doet niet aan af dat verdachte toen de overtreding werd ontdekt, heeft geprobeerd om in overleg met de betrokken handhaver van de gemeente Hengelo de ontplooide activiteiten in overeenstemming te brengen met de wettelijke eisen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde feit sub 1 primair aldus wettig en overtuigend bewezen worden, nu verdachte maatregelen ter voorkoming van de verboden gedragingen achterwege heeft gelaten, terwijl hij als verantwoordelijke ondernemer gehouden was zijn onderneming binnen de wettelijke kaders te voeren en daartoe de noodzakelijke aanpassingen te verrichten. Niet alleen heeft verdachte dit nagelaten, maar heeft hij de verboden activiteiten binnen zijn eenmanszaak voortgezet ondanks de wetenschap dat aan de wettelijke vereisten aan zijn inrichting niet was voldaan.
Het beroep van verdachte op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid op de grond dat hij de vereiste meldingen weliswaar niet formeel, maar wel in het onderlinge contact met de handhaver zou hebben gedaan, verwerpt de rechtbank, aangezien daarmee nog geen sprake is van een gedraging die moet worden geacht de strekking van de wettelijke regeling op adequate wijze te dienen en daarmee de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde zou wegnemen.
De rechtbank verwerpt eveneens het beroep op afwezigheid van alle schuld bij verdachte, nu eventuele mitigerende omstandigheden als gevolg van het al dan niet zuiver toegepaste handhavingsbeleid door de gemeente, niet tot de conclusie kunnen leiden dat verdachte geen enkele mate van schuld heeft gehad aan het hem ten laste gelegde.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 2
Feit 2 acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft immers verklaard dat hij nooit begeleidingsbrieven maakte als hij loodaccu’s vervoerde naar zijn afnemers, maar dat deze brieven door de afnemers van de bedrijfsafvalstoffen werden opgesteld bij inname van de (lood)accu’s. Deze handelswijze wordt gestaafd wordt door de afnemers van de (lood)accu’s.
In artikel 10.44, eerste lid, van de WM is bepaald dat degene die de voornoemde afvalstoffen vervoert een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 WM aanwezig dient te hebben. Daaronder dient, zoals uit de onderlinge samenhang van de artikelen 10.39 en 10.44 van de WM volgt, een begeleidingsbrief te worden verstaan die conform artikel 10.39, tweede lid, van de WM de daar bedoelde juiste en volledige gegevens bevat. Dit brengt mee dat de vervoerder verplicht is om voorafgaande aan het vervoer de juistheid en volledigheid van deze gegevens te verifiëren, waartoe hij gebruik kan maken van bij de ontvanger of de ontdoener van de afvalstoffen in te winnen informatie.
Nu verdachte zelf geen begeleidingsbrieven heeft opgesteld, dit heeft overgelaten aan zijn afnemers en deze gegevens, zoals hij op zitting heeft verklaard, achteraf niet heeft gecontroleerd, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor door de afnemers niet de juiste Euralcodes werden vermeld, waardoor – niettegenstaande de werkwijze in de praktijk waarbij de benodigde gegevens door de afnemers worden ingevuld – verdachte in strijd heeft gehandeld met de verplichtingen op grond van de WM, welker niet-nakoming voor rekening en risico komt van verdachte als geadresseerde van die verplichtingen.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 3
Verdachte heeft ter zitting ten aanzien van feit 3 verklaard dat hij door onwetendheid geen melding heeft gedaan van de afgifte van loodaccu’s en andere bedrijfsafvalstoffen bij het LMA.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wordt ‘kleurloos’ opzet in het milieurecht voldoende geacht. Niet vereist is dat het opzet van verdachte ook is gericht op het niet naleven van de op de hem rustende wettelijke verplichting om de afgifte van loodaccu’s te melden aan het LMA. De door verdachte gestelde ontbrekende kennis van de regelgeving staat aan het bewijs van het opzet op het niet melden van de afgifte van de loodaccu’s niet in de weg. Van verdachte wordt verwacht dat hij op de hoogte is van de voor hem van toepassing zijnde regelgeving. Van een ondernemer mag bovendien een zekere deskundigheid worden verwacht van het terrein waarop hij zich begeeft.
Het verweer van verdachte dat hij niet op de hoogte was van de verplichting om de afgifte van loodaccu’s aan het LMA te melden wordt verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen is.
5.2.2
Met betrekking tot de feiten 4 en 5
Met de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ter zake feit 4 is ten laste gelegd, nu uit het dossier niet wettig en overtuigend blijkt dat verdachte zelf of tezamen met anderen enige inkoopnota valselijk heeft opgemaakt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 5 is ten laste gelegd.
De rechtbank acht de door verdachte aangedragen alternatieve gang van zaken niet zonder meer ongeloofwaardig. Om dan toch tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen komen zal de alternatieve gang van zaken moeten worden weerlegd. Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of door vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van verdachte uitsluiten.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat de bewijsmiddelen het door verdachte geschetste scenario niet uitsluiten, doch dat zijn lezing juist wordt ondersteund door een drietal getuigenverklaringen die in het dossier aanwezig zijn. De rechtbank zal gelet hierop verdachte van dit feit vrijspreken.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 4 en 5 tenlastegelegd is, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder de feiten 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
verdachte in de periode van 1 januari 2014 t/m 2 september 2015 in de gemeente Hengelo, als degene die aan of nabij de [adres 2] te Hengelo
"[bedrijf verdachte]" had opgericht, zijnde een (afvalstoffen) inrichting als bedoeld in het 'Besluit omgevingsrecht', opzettelijk van het veranderen van die inrichting en/of het veranderen van de werking van die inrichting door (lood)accu's in te zamelen en op te slaan binnen die inrichting, daarvan niet ten minste vier weken voor die verandering melding heeft gedaan aan het bevoegd gezag, waarbij gegevens zouden moeten worden verstrekt omtrent het tijdstip waarop de verandering van de werking van de inrichting verwezenlijkt zou zijn/worden alsmede gegevens omtrent de aard en
omvang van de -veranderde- activiteiten en processen in die inrichting;
2.
verdachte in de periode van 1 januari 2013 t/m 2 september 2015 in de gemeenten Oude
IJsselstreek en Enschede, als degene die zich van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (loodaccu's) ontdeed door afgifte aan [bedrijf 2] te [plaats] en [bedrijf 3]. te [plaats], zijnde rechtspersonen als bedoeld in artikel
10.37, tweede lid, onder a t/m e van de 'Wet milieubeheer', opzettelijk bij die afgifte meermalen aan deze personen geen volledige omschrijving van de aard, eigenschappen en samenstelling van die afvalstoffen heeft verstrekt als bedoe1d in artikel 10 van het 'Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen',
aangezien de van toepassing zijnde code van de afvalstoffenlijst niet werd vermeld;
3.
verdachte, die (onder VIHB nummer [nummer]) was vermeld op de NIWO-lijst
van afvalstoffeninzamelaars, zijnde een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid onder a van de 'Wet milieubeheer' die krachtens artikel 10.45 van de 'Wet milieubeheer' bevoegd was de betrokken afvalstoffen in te zamelen,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 t/m 2 september 2015 in Nederland,
opzettelijk met betrekking tot de afgifte aan hem van bedrijfsafvalstoffen (metaal/schroot) en gevaarlijke afvalstoffen (loodaccu's) in voornoemde periode daarvan telkens geen melding heeft gedaan aan het LMA (Landelijk Meldpunt Afvalstoffen), zijnde de door de Minister aangewezen instantie.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 1 primair, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen:
  • 8:41 Wet milieubeheer juncto artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 1.10 lid 2 Activiteitenbesluit milieubeheer;
  • 10.39 lid 1 ahf/ond a Wet milieubeheer;
  • 10.40 lid 1 ahf/ond a t/m e Wet milieubeheer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8.41 Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.39 lid aanhef onder a Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.40 lid 1 sub a t/m e
Wet milieubeheer, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
In het belang van de volksgezondheid en de bescherming van het milieu is wettelijk voorgeschreven hoe te handelen bij het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen. De bedoeling van die regels is onder meer dat verspreiding van (eventueel) vervuilde grond zoveel mogelijk wordt voorkomen en vermenging van deze (vervuilde) grond met andere materialen zoveel mogelijk wordt tegengegaan.
Verdachte heeft op zijn bedrijf zonder de vereiste vergunning en in strijd met de geldende regelgeving gehandeld in (lood)accu’s. Hij heeft de terzake geldende regelgeving genegeerd. Door aldus te handelen heeft verdachte zichzelf een economisch voordeel bezorgd ten opzichte van concurrerende ondernemers door wie de regelgeving op het gebied van de milieuwetgeving wel wordt nageleefd, waarbij hij op de koop toe heeft genomen dat hierdoor schade kon worden toegebracht aan het milieu en de bodem. Bovendien heeft verdachte na constatering van de vergrijpen, hoewel hij daartoe meermalen in de gelegenheid is gesteld door de handhavende instantie, geen actie ondernomen om de bestaande praktijk in overeenstemming te brengen met de geldende wet- en regelgeving.
De rechtbank heeft dit aspect in het nadeel van verdachte meegewogen bij de bepaling van de op te leggen straf.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat de onderhavige feiten kunnen worden gezien als uitvloeisel van een lange voorgeschiedenis, waarbij van een heldere en consequente handhavingspraktijk, naar het zich laat aanzien, geen sprake is geweest.
Alles in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat – ondanks het feit dat de rechtbank anders dan de officier van justitie de feiten 4 en 5 niet bewezen acht – de straf die door de officier van justitie is geëist passend is. De rechtbank zal aan verdachte dan ook de boete en de voorwaardelijke stillegging van zijn bedrijf opleggen zoals door de officier van justitie is geëist.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 57, 63 en 91 Strafrecht en de artikelen 1a, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder de feiten 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder de feiten 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1 primair, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8.41 Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.39 lid aanhef onder a Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.40 lid 1 sub a t/m e Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder de feiten 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot betaling van een
  • bepaalt dat de onderneming [bedrijf verdachte], gevestigd te Hengelo (O) aan de [adres 2]
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. A.M. Rikken en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit een vijftal ordners opgemaakt door de eenheid Oost-Nederland, team milieu, genaamd Eekhoorn met nummer ONRBA15016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2017 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de ten laste gelegde periodes op terrein van mijn bedrijf aan de [adres 2] te Hengelo (O) lood(accu’s) opgeslagen. Ik weet dat deze accu’s gevaarlijk afval is. Ik heb voor deze opslag van de (lood)accu’s geen vergunning gehad en ik heb ook binnen vier weken geen melding bij de gemeente Hengelo (O) gedaan voor het veranderen van mijn inrichting of het veranderen van de werking van de inrichting bij de gemeente Hengelo (O).
Ik heb hierover veelvuldig overleg gehad met de handhaver van de gemeente Hengelo (O) de heer [handhaver]. Het klopt dat ik van de voornoemde gemeente allerlei brieven heb gehad waarin ik in de gelegenheid werd gesteld om een en ander op orde te brengen. Ik dacht dat dit formaliteiten waren nu ik intensief contact had met [handhaver]
Het klopt dat medewerkers van mijn bedrijf de (lood)accu’s naar de afnemers [bedrijf 2] BV in [plaats] en [bedrijf 3] in [plaats] hebben getransporteerd. Ik stelde geen begeleidingsbrieven op waaruit de volledige omschrijving van de aard, eigenschappen en samenstelling van die afvalstoffen zou blijken. Het klopt dat voornoemde afnemers deze begeleidingsbrieven bij aflevering van de afvalstoffen opstelden. Ik heb nooit gezien dat de codes niet klopten en ik heb ze achteraf ook niet gecontroleerd. Ik weet nu dat ik als bevoegd inzamelaar van bedrijfsafvalstoffen melding daarvan moet doen aan het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen. Ik was hiervan niet op de hoogte.
2.
Een geschrift zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 24 februari 2016 (pag 341 e.v.0 waaruit blijkt dat verdachte de eigenaar is van de eenmanszaak [bedrijf verdachte], gevestigd aan de [adres 2] te Hengelo (O).
3.
Een geschrift zijnde een melding activiteitenbesluit aan de gemeente Hengelo (O) d.d. 9 februari 2011 (pag 362 e.v.) waarin t verdachte een omschrijving aan de gemeente Hengelo (O) geeft hoe zijn bedrijf te werk gaat en van de goederen die worden ingekocht:
onder andere oud ijzer, koper, aluminium. Er wordt expliciet vermeld dat accu’s niet worden geaccepteerd.
4.
Een geschrift zijnde een omgevingsvergunning beperkte milieutoets door de gemeente Hengelo (O) verleend aan [bedrijf verdachte] d.d. 14 november 2011 (pag. 374 e.v.) waaruit blijkt dat het bedrijf dient te beschikken over een inrichting voor het inzamelen en sorteren van metalen van ten hoogte 50.000 ton van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen, zijnde metaal, voor zover geen sprake is van gevaarlijk afval.
5.
Een geschrift zijnde een brief van de gemeente Hengelo (O) d.d. 12 maart 2014 ( pag 594) waaruit blijkt dat op 5 februari 2014 en 3 maart 2014 handhavers van de gemeente
Hengelo (O) een milieucontrole hebben uitgevoerd bij [bedrijf verdachte]. Tijdens
die controles is onder andere geconstateerd dat er bakken met oude accu’s op het
terrein stonden. Naar aanleiding van voorgaande milieucontroles is geconstateerd dat
[bedrijf verdachte] in overtreding is. Ten aanzien van de opslag van accu’s wordt vermeld dat om deze overtreding ongedaan te maken verdachte een wijziging dient in te dienen op grond van het activiteitenbesluit of verdachte er voor kan kiezen geen accu’s meer te accepteren. Verdachte heeft een hersteltermijn gekregen tot 18 april 2014.
6.
Een geschrift zijnde een mail van 9 maart 2015 van de handhaver [handhaver] van de gemeente Hengelo (O) aan [bedrijf verdachte] (pag. 236) waarin is vermeld dat op 5 maart 2015 wederom accu’s zijn aangetroffen op het bedrijf.
7.
Een geschrift zijnde een voornemen last onder dwangsom d.d. 27 mei 2015 ( pag. 237) waarin staat vermeld dat er op 29 april 2015 opnieuw een controle is uitgevoerd. Er is wederom geconstateerd dat er bakken met oude accu’s op het terrein aanwezig waren.
Verdachte krijgt tot en met 17 juli 2015 de tijd om de overtreding te beëindigen.
8.
Een geschrift zijnde een last onder dwangsom d.d. 6 juli 2015 van de gemeente Hengelo (O) (pag 243) waaruit blijkt dat verdachte tot 22 augustus 2015 de tijd krijgt om maatregelen te treffen om de overtreding te beëindigen. Als de overtreding op 22 augustus 2015 niet (helemaal) is beëindigd dan moet verdachte een dwangsom van € 1.500 betalen.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2015 ( pag 356 e.v.) opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waaruit blijkt dat op 2 september 2015 door de politie tijdens de zoeking is geconstateerd dat verdachte nog steeds accu’s inzamelt op het terrein gelegen aan de [adres 2] te Hengelo (O).
10.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 11 november 2015 inzake de getuige [getuige 3] zijnde de vergunningverlener van de gemeente Hengelo (O) ( pag 1305 e.v.) inhoudende:
[bedrijf verdachte] is een type B inrichting met als activiteit: het opstaan van ten hoogste 50.000 ton van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen, zijnde metaal, voor zover het geen gevaarlijke stoffen zijn. Gelet op deze activiteit is ook een OBM nodig. Op basis van deze OBM mag verdachte oude metalen inzamelen, sorteren en verkopen. Het is verdachte niet toegestaan accu’s te accepteren en op te staan. Maar het is wel gebruikelijk dat er af en toe een zwerfaccu tussen het metaal zit. Partijen accu’s mogen niet worden ingezameld. Als verdachte andere afvalstoffen inzamelt dan hij heeft gemeld dan voldoet hij niet aan zijn meldplicht voor de nieuwe activiteit. Het veranderen moet ook worden gemeld. Het bedrijf krijgt dan de keuze om deze nieuwe activiteit te staken of een veranderingsmelding te doen op basis van het Activiteitenbesluit. Er zijn geen afspraken gemaakt met [verdachte] over het accepteren van accu’s binnen de inrichting.
11.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [handhaver] d.d. 18 november 2015 (pag 1337 e.v.) inhoudende:
Sinds 2011 verricht ik milieucontroles bij verdachte. De controlefrequentie is eenmaal per 2 jaar. Hij is een keer of 7 op het bedrijf geweest voor controle of naar aanleiding van klachten.
Verdachte mag afvalstoffen innemen, opslaan en overslaan volgens de lijst die het bedrijf bij de aanvraag heeft ingediend. Activiteiten met gevaarlijke stoffen, zoals accu’s, zijn niet toegestaan. Er is een afspraak gemaakt met [verdachte] dat hij geen accu’s mag inzamelen. Tijdens de controles op 5 februari 2014 en 3 maart 2014 zijn daar accubakken met accu’s aangetroffen. Op 29 april 2015 zijn er weer accu’s aangetroffen op het terrein. Dat waren toen ongeveer 3 accu opslagbakken. Per accubak wordt ongeveer 1.000 kilogram opgeslagen.
Bij de afdeling Handhaving wordt er van uit gegaan dat het inzamelen van accu’s wel te legaliseren is. Verdachte moet dit aanvragen door middel van het doen van een melding Activiteitenbesluit.
12.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [handhaver] afgenomen door de rechter-commissaris d.d. 25 oktober 2016 inhoudende:
Wij hebben [verdachte] de gelegenheid willen geven om de vergunning aan te vragen . Daar is enige tijd mee gemoeid Om die reden hebben wij ons terughoudend opgesteld. Als de procedure stokt en de zaak een half jaar of een jaar stilligt gaat ons handhavingstraject weer door.
Ik ben vanaf 2011 ongeveer zeven keer bij [verdachte] op het terrein geweest. Ik heb bij drie à vier controles accu’s aangetroffen. Ik heb de heer [verdachte] zowel mondeling als schriftelijk medegedeeld dat het inzamelen van accu’s niet was toegestaan op basis van de melding die op dat moment van toepassing was.
13.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 28 januari 2016 met betrekking tot de verkoop van accu’s aan [bedrijf 2] BV. (pag. 505 e.v.) blijkt dat:
Uit het Amice-programma van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen blijkt dat door [bedrijf 2] gevestigd te [plaats] in de periode van 1januari 2013 tot en met juni 2015 loodaccu’s zijn geaccepteerd van [bedrijf verdachte]. De locatie van herkomst is [adres 2]. Dit blijkt eveneens uit de administratie van de firma [bedrijf 2].
14.
Een proces-verbaal van verhoor inzake de getuige [getuige 1] d.d. 18 januari 2016 (pag. 112 e.v.) inhoudende:
Door mijn bedrijf wordt een nota wordt opgemaakt waarbij de klantgegevens en ook de gegevens over het afgegeven materiaal worden vermeld. In het geval van [bedrijf verdachte] betreft dit het gewicht van de accu’s in kilogram en het te betalen bedrag. Daarbij heeft de getuige verklaard dat zijn bedrijf geen begeleidingsbrieven van [bedrijf verdachte] heeft ontvangen en dat er dan begeleidingsbrieven door zijn bedrijf worden opgemaakt.
15.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 27 januari 2016 ( pag 750 e.v.) met betrekking tot in- en verkoop accu’s aan [bedrijf 3] waaruit blijkt dat:
uit de administratie van [bedrijf 3] uit Enschede is gebleken dat [bedrijf verdachte] in de periode van 2013 tot en met 2015 meerdere partijen accu’s heeft afgegeven aan
[bedrijf 3]. Hierbij staat de omschrijving: accu, elektromotoren en sloop.
16.
Een proces-verbaal van verhoor inzake de getuige [getuige 2] d.d. 22 oktober 2015 ( pag 955 e.v.) inhoudende:
De getuige heeft verklaard dat zijn bedrijf zaken doet met [bedrijf verdachte]. Dat hij zich niet kan herinneren dat [verdachte] ooit een begeleidingsbrief bij zich heeft gehad. [bedrijf 3] maakte dan de begeleidingsbrief op en stuurde die aan verdachte. Als begeleidingsbrief AB33806049 wordt getoond dan verklaart hij: “De Euralcode en de omschrijving klopt niet. Het waren accu’s.”
17.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 27 januari 2016 inhoudende een analyse van de administratieve route van de transacties van [bedrijf 3] waaruit blijkt dat:
Aan de hand van de beschikbare gegevens het administratieve verloop is vastgelegd van 4 aankopen van accu’s. Hierbij is telkens vastgesteld dat de onjuiste Euralcode is gebruikt.
18.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 3] d.d. 27 mei 2015 waaruit blijkt dat:
Via raadpleging van de site van de NIWO (Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie) vastgesteld is dat [bedrijf verdachte] onder nummer [nummer] vermeld staat op de VIHB-lijst als vervoerder, inzamelaar en handelaar van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.
19.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 4] d.d. 31 mei 2015 waaruit blijkt dat:
Via bevraging van het elektronisch systeem Amice is vastgesteld dat door [bedrijf verdachte] in de onderzoeksperiode in het geheel geen ontvangstmeldingen zijn gedaan bij het LMA.