ECLI:NL:RBOVE:2017:2413

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
C/08/200202 / FA RK 17-752
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige naar het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 mei 2017 een beschikking gegeven inzake de vervangende toestemming voor de moeder om met haar minderjarige kind naar het buitenland te verhuizen. De moeder, die in Nederland in een uitzichtloze situatie verkeert, verzoekt de rechtbank om toestemming om met haar kind naar [land 1] te verhuizen, waar zij hoopt een beter leven op te bouwen. De vader verzet zich tegen deze verhuizing, omdat hij vreest dat het contact met zijn kind zal verminderen en dat de minderjarige negatieve gevolgen zal ondervinden van de verhuizing. De rechtbank overweegt dat, hoewel de verhuizing ingrijpende gevolgen heeft voor de minderjarige en het contact met de vader, de belangen van de moeder zwaarder wegen. De rechtbank concludeert dat de moeder de vrijheid moet hebben om haar leven opnieuw in te richten en dat de verhuizing in het belang van de moeder en het kind is. De rechtbank verleent daarom de gevraagde vervangende toestemming voor de verhuizing en stelt een zorgregeling vast die het contact tussen de vader en de minderjarige waarborgt. De beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad, gezien de ingrijpendheid van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/200202 / FA RK 17-752
beschikking van de rechtbank in de rechtbank Overijssel d.d. 30 mei 2017
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres,
verzoeker,
advocaat: mr. S.M. Wolff te Zwolle,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. J.A.C.H. Hana te Zwolle.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 03 april 2017;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op 1 mei 2017;
- de op 1 mei 2017 binnengekomen brief van mr. Wolff van diezelfde datum, met bijlagen;
- de op 2 mei 2017 binnengekomen brief van mr. Hana van diezelfde datum, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 2 mei 2017. Ter zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- M.E. Centen, namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de raad”.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad, uit welke relatie is geboren het navolgende minderjarige kind:
[minderjarige], geboren te [plaats 1] op [2011] .
[minderjarige] is door de vader erkend. De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] . [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2.
Bij beschikking van 30 juni 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, inzake het recht van de minderjarige op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders de navolgende regeling getroffen:
stelt met ingang van heden een zorgregeling tussen de man en de minderjarige vast:
  • de ene week van donderdag uit peuterspeelzaal c.q. school tot zondag 17.00 uur;
  • de andere week van donderdag uit peuterspeelzaal c.q. school tot vrijdag 17.00 uur,
waarbij de activiteiten zoals verjaardagsfeestjes en eventueel zwemlessen in de toekomst op die middagen ook door de man gevolgd zullen worden;
  • de eerste drie weken in de zomervakanties in de even jaren bij de man;
  • de laatste drie weken in de zomervakanties in de oneven jaren bij de man;
  • etcetera….
2.3.
Uit een eerdere relatie van de moeder is op [2000] te [land 1] geboren [X] .

3.Het verzoek

De moeder verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
vervangende toestemming te verlenen voor vertrek van de moeder met [minderjarige] naar [land 1] om zich aldaar blijvend te vestigen;
vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een (verlenging) van een paspoort voor [minderjarige] ;
vervangende toestemming te verlenen voor het afreizen van de moeder met [minderjarige] naar [land 2] voor een vakantie bij de zuster van de moeder in de periode augustus 2017.

4.Het verweer tevens houdend zelfstandig verzoek

De vader verzoekt de rechtbank het verzochte, inclusief de uitvoerbaar bij voorraadverklaring, af te wijzen. Hij verzoekt de rechtbank voorts bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader zal zijn;
tussen de vader en [minderjarige] de regeling omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen conform zijn voorstel.

5.Het verweer op het zelfstandig verzoek

Naar de mening van de moeder dient het zelfstandig verzoek te worden afgewezen.
Zij persisteert voor het overige.

6.De beoordeling

De vervangende toestemming wijziging verblijf (verhuizing [land 1] ) en de wijziging hoofdverblijfplaats/zorgregeling
6.1.
De rechtbank zal de vraag bij wie de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en welke zorgregeling dient te worden bepaald, bespreken in samenhang met het verzoek van de moeder om vervangende toestemming tot verhuizing met [minderjarige] naar [land 1] , nu die beide verzoeken, zoals hierna nog zal blijken, nauw met elkaar zijn verweven.
6.2.
Vast staat dat beide ouders met het ouderlijk gezag zijn belast. De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke gezagsuitoefening door partijen met zich brengt dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de minderjarige in beginsel toestemming van de andere met het gezag belaste ouder behoeft.
Het wettelijk criterium
6.3.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. In overeenstemming met vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Het oordeel
6.4.
In overeenstemming met de jurisprudentie van de Hoge Raad mag uit voornoemd artikel niet worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechter zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen wat er ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008). De navolgende omstandigheden en belangen kunnen een rol spelen en dienen vervolgens te worden meegewogen:
het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
de noodzaak om te verhuizen;
de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
e door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
of de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing geheel of deels worden gecompenseerd door de verhuizende ouder.
6.5.
De vader maakt bezwaar tegen het verzoek van de moeder en heeft (onder meer) aangevoerd dat [minderjarige] en de vader bij een verhuizing hun huidige frequente contact niet meer kunnen handhaven. [minderjarige] is gewend aan zijn vader die hem (naast de vakantie- en feestdagenregeling) de ene week gedurende ruim drie dagen en de andere week bijna twee dagen verzorgt en overigens heeft [minderjarige] in Nederland zijn vriendjes en familie van vaderszijde. De vader stelt dat [minderjarige] bij een emigratie te maken krijgt met enorme negatieve veranderingen in zijn leven. Daarnaast maakt de vader zich grote zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder thuis; de moeder is zonder hulpverlening niet in staat de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De vader verzoekt daarom dat [minderjarige] bij hem komt wonen.
6.6.
De moeder is van mening dat de verhuizing van [minderjarige] met haar naar [land 1] veel voordelen oplevert. De moeder is in Nederland steeds ongelukkiger geworden en daarom een steeds minder goede moeder. Het is haar enige hoop om haar leven op de rit te krijgen. Voor haar kinderen en haarzelf hoopt ze in [land 1] op een betere toekomst. Zij pleit voor afwijzing van het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen.
6.7.
De raad adviseert de rechtbank, gelet op de voorgeschiedenis van de ouders, een beslissing te nemen, maar indien de rechtbank dit wenst is de raad bereid onderzoek te doen naar het belang van [minderjarige] bij een eventuele verhuizing (dan wel een wijziging van de hoofdverblijfplaats).
6.8.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank moet het belang van de moeder, die zich in Nederland meer en meer ongelukkig voelt en die ervan overtuigd is dat ze in de omgeving van haar familie in [land 1] , veel gelukkiger zal zijn en daar ook eerder en beter werk zal kunnen vinden, afwegen tegen het belang van de vader op behoud van zijn deel in de opvoeding en verzorgingstaken van [minderjarige] en het belang van [minderjarige] om in Nederland zijn school te vervolgen en daar af te maken en om in Nederland in zijn sociale omgeving te blijven.
6.9.
Na een hevig conflict tussen de ouders over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling, heeft deze rechtbank bij beschikking van 2 december 2014 bepaald dat de hoofdverbijfplaats van [minderjarige] bij de moeder is. De zorgregeling is laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank van 30 juni 2015 vastgesteld zoals hierboven onder de feiten vermeld.
6.10.
De moeder is derhalve de hoofdopvoeder van [minderjarige] . Uitgangspunt is dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige elders een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
6.11.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is de rechtbank gebleken dat sprake is van een uitzichtloze situatie aan de zijde van de moeder. Onweersproken is dat de moeder, thans 40 jaar oud, sinds de verbreking van de relatie met de vader een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangt, de door de vader de betalen kinderalimentatie in mindering wordt gebracht op deze uitkering, het accepteren van baantjes haar positie niet hebben verbeterd, de moeder opleidingen in [land 1] op universitair niveau heeft gedaan, zij in [land 1] een baan had als lerares Engels met inkomenszekerheid, vanaf het begin dat de moeder in Nederland woonde zij moeilijkheden ondervond in haar relatie met de vader en zijn familie en thans leidt aan depressiviteit, in elk geval doordat zij niet in staat is haar positie te verbeteren. De familie van de moeder bevindt zich in [land 1] .
6.12.
De vader betwist de noodzaak van de moeder om te verhuizen. Zij heeft zich onvoldoende ingespannen om haar financiële positie in Nederland te verbeteren. Zo heeft de moeder nauwelijks gesolliciteerd op vacatures, heeft zij haar baan bij McDonald’s opgezegd omdat zij deze niet aankon en kan zij in Nederland een HBO opleiding volgen als zij Staatsexamen 2 haalt. De wens om financieel onafhankelijk te zijn maakt niet dat er een noodzaak voor haar is om te verhuizen naar [land 1] , aldus de vader.
6.13.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder voldoende onderbouwd aangetoond dat zij (naast haar uitkering) in Nederland geen opleiding (tot Engels docent) vergoed kan krijgen van de gemeente (productie 8) en dat de gemeente de moeder hoogstwaarschijnlijk gaat korten op haar uitkering op het moment dat de moeder van de moeder de opleiding zou betalen (productie 9). De moeder heeft aangegeven in de week van de zitting een sollicitatiebrief te zullen versturen en een sollicitatiegesprek te hebben. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de stelling van de vader dat de moeder zich onvoldoende inspant om een baan te vinden, nu de vader deze stelling, gelet op de betwisting, niet nader heeft onderbouwd.
6.14.
Aan de stelling van de vader dat een verhuizing geen remedie zal zijn voor de chronische depressie van de moeder, gaat de rechtbank eveneens voorbij. De rechtbank acht op grond van de verklaringen van de psycholoog van Prisma d.d. 30 november 2016 (productie 11 verzoekschrift) en de psycholoog van Kadera (productie 3 verweerschrift) voldoende aannemelijk dat de psychische gesteldheid van de moeder deels samenhangt met de huidige situatie waarin zij zich bevindt. Zo omschrijft de psycholoog de problematiek als: somberheid, wanhoop, gevoel dat het leven niet de moeite waard is, angsten, energieverlies, piekeren, slaapproblemen, verlaagd zelfbeeld, gevoelens van heimwee, eenzaamheid en frustratie na de ingrijpende ervaringen in de relatie met de vader en de verre afstand tot haar familie. De psycholoog van Kadera schrijft dat de depressieve klachten in 2013 verminderden tijdens de opname van de moeder bij Kadera door de rust van de moeder in de opvang, zonder medicatie. Uit het huisartsenjournaal (productie 4 verweerschrift) blijkt voorts enkel van een (mogelijke) post partum depressie in 2011. De rechtbank gaat derhalve uit van een (gedeeltelijk) causaal verband van de psychische klachten van de moeder en het mislukken van de relatie en de leefsituatie waar zij zich in bevindt. Onweersproken is voorts dat de enige reden dat de moeder naar Nederland is gekomen ligt in het feit dat zij een relatie met de vader had en met hem ging samenwonen. Niet gebleken is dat de moeder voordat zij naar Nederland kwam al psychische klachten had of dat er andere redenen waren waarom zij uit [land 1] is vertrokken. De rechtbank acht het gelet op dit alles niet ondenkbaar dat veel klachten van de moeder zullen verdwijnen als zij met [minderjarige] (en [X] ) verhuist naar [land 1] .
6.15.
De moeder heeft gemotiveerd aangegeven dat zij in [land 1] weer een baan als taaldocente kan krijgen (productie 4). De vader heeft deze stelling betwist. De vader heeft nader geïnformeerd bij de instelling waar de moeder mogelijk een baan kan krijgen en gebleken is (productie 16) dat geen garanties worden gegeven dat de moeder zal worden aangenomen.
6.16.
Naar het oordeel van de rechtbank is echter voldoende aannemelijk dat de moeder een redelijke kans maakt om een baan als docente (bij die instelling) te kunnen krijgen en dat zij daarmee haar vertrek naar [land 1] voldoende heeft doordacht en voorbereid. Dat op dit moment geen garanties worden gegeven, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk, gelet op de onzekerheid die er is of en wanneer de moeder naar [land 1] zal verhuizen. Dat de baan voorts volgens productie 16 bij verweerschrift afhankelijk is van een met goed gevolg afleggen van een “Teacher Training Course”, acht de rechtbank eveneens geen onoverkomelijke voorwaarde, gelet op de opleidingsachtergrond van de moeder. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank voorbij aan de algemene stelling van de vader dat [land 1] in een recessie verkeert.
6.17.
Op grond van het hiervoor is overwogen acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat de moeder een baan in [land 1] wel zal kunnen volhouden, omdat aannemelijk is dat zij in [land 1] minder spanningen zal hebben en geen taalbarrière meer heeft. Niet gebleken is dat de moeder in het verleden een baan niet met de opvoeding van [X] kon combineren.
6.18.
De stellingen van de moeder dat zij bij haar moeder kan wonen, die haar financieel zal ondersteunen (producties 5 en 6 verzoekschrift), dat zij een ziektekostenverzekering kan krijgen en dat [minderjarige] en [X] naar goede (private) scholen kunnen, zijn voorts onvoldoende onderbouwd door de vader weersproken. Gebleken is voorts dat de moeder voordat zij naar Nederland kwam, ook met [X] bij haar ouders woonde. De moeder heeft naar het oordeel van de rechtbank de financiële consequenties van een verhuizing zo goed mogelijk proberen te regelen.
6.19.
De rechtbank acht aannemelijk dat door een verhuizing de moeder, [minderjarige] en [X] in een betere financiële en minder afhankelijke situatie zullen komen te verkeren. Gelet op het voorgaande is de noodzaak van de verhuizing van de moeder voldoende aangetoond.
6.20.
Ten aanzien van het belang van [minderjarige] geldt dat, gelet op zijn leeftijd van bijna 6 jaar, er een sociale omgeving is gevormd. Ook zal het contact met zijn vader en de familie vaderszijde verminderen, hetgeen hoogstwaarschijnlijk slechts gecompenseerd kan worden door contact in de (zomer)vakanties en Skypecontacten. Een positief punt is dat de moeder bij een verhuizing beter in haar vel zal komen te zitten, hetgeen ook zijn positieve weerslag zal hebben op [minderjarige] . Het eventuele reizen tussen [land 1] en Nederland zal een belasting vormen voor [minderjarige] , maar gezien zijn leeftijd moet hij dit wel aan kunnen.
6.21.
Duidelijk is dat het contact tussen de vader en de minderjarige door de verhuizing ingrijpend zal veranderen. De rechtbank begrijpt dan ook de moeite die de vader hiermee heeft. Door de vrouw is ter compensatie voorgesteld dat er meermaals per week Skypecontact kan zijn tussen de vader en [minderjarige] . De moeder zal voorts afzien van kinderalimentatie en zal zelf voorzien in het levensonderhoud van [minderjarige] , zodat de vader deze door hem uitgespaarde gelden kan aanwenden om jaarlijks een ticket te kunnen betalen om naar [land 1] te reizen of om [minderjarige] naar Nederland te laten reizen.
6.22.
De vader heeft aangevoerd ondanks deze besparing onvoldoende financiële middelen te hebben voor een (jaarlijks) ticket en dat hij de contactvermindering met [minderjarige] onaanvaardbaar en desastreus vindt.
6.23.
De rechtbank acht het belang van de moeder in dit geval echter groter. De rechtbank acht de vader er toe in staat, althans laat het voor zijn rekening en risico, om een bedrag te sparen om een (jaarlijks) ticket te kunnen betalen. Van een niet-werkend internet voor Skypecontacten in het gebied waar de moeder wenst te gaan wonen is niet gebleken. De vader heeft deze stelling, gelet op de betwisting daarvan door de moeder, onvoldoende onderbouwd.
6.24.
De rechtbank realiseert zich dat dit een minimaal contact is tussen een vader en een kind. Echter de rechtbank houdt ook rekening met het feit dat het risico van een internationale relatie kan zijn dat een van partijen heimwee krijgt of anderszins wenst of genoodzaakt is terug te keren naar het moederland. Dat de ouders inmiddels zijn gescheiden, de onderlinge communicatie met de vader constante spanning oplevert en de moeder haar leven(sonderhoud) niet op de rit krijgt in Nederland, hebben dit risico mogelijk vergroot.
6.25.
Daarnaast speelt een rol dat de dochter van de moeder, [X] , in 2010 met de moeder is meegekomen naar Nederland en heeft aangegeven op haar achttiende (desnoods zonder de moeder) terug te willen naar [land 1] omdat zij zich niet geaccepteerd voelt in Nederland, zich steeds meer terugtrekt en geen verbinding voelt met Nederland. Dat de moeder zich wat haar twee kinderen betreft zich in een spagaat voelt, is goed voorstelbaar.
6.26.
Overleg over de verhuizing met de vader is gezien de emoties die er spelen lastig gebleken. De onderlinge communicatie is zeer moeizaam. Desondanks heeft de moeder in haar afwegingen en voorbereidingen de belangen van [minderjarige] en de vader op contact met elkaar aandacht gegeven door af te zien van kinderalimentatie om de vader meer armslag te geven om [minderjarige] te bezoeken.
6.27.
Op grond van alle hiervoor genoemde belangen is de rechtbank van oordeel dat aan de vrouw vervangende toestemming moet worden verleend om met [minderjarige] te mogen verhuizen naar [land 1] en hem aldaar op een school in te schrijven. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de verbreking van de continuïteit van de woon- en sociale leefomgeving voor een kind van de leeftijd van [minderjarige] mogelijk ingrijpend is en dat er wel degelijke nadelige gevolgen voor het contact tussen [minderjarige] en de vader zijn, moeten naar het oordeel van de rechtbank de belangen van de vader wijken voor de belangen van de moeder om haar leven in [land 1] op te bouwen. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van de moeder dusdanig zwaarwegend zijn dat hieraan voorrang moet worden gegeven; de moeder zit klem in Nederland en dient de vrijheid te hebben om haar leven opnieuw in te richten.
6.28.
De rechtbank ziet geen aanleiding en acht het geen reële optie om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te bepalen bij de vader. Niet gebleken is dat het in het belang van [minderjarige] is om de situatie waarin de moeder zijn hoofdopvoeder is, te wijzigen. De rechtbank heeft na raadsonderzoek in zijn beschikking van 2 december 2014 de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder bepaald. De moeder is in staat om de opvoeding en verzorging van [minderjarige] op zich te nemen. De moeder heeft bovendien [minderjarige] en [X] altijd verzorgd. De hulpverlening die rondom de moeder en [minderjarige] is ingeschakeld lijkt niet gericht te zijn op problemen van [minderjarige] zelf. Veel van de hulp is gericht op de problemen tussen de ouders en het effect hiervan op [minderjarige] . Dat de bestaande hulpverlening zal worden beëindigd door een verhuizing, acht de rechtbank dan ook niet van doorslaggevend belang.
6.29.
Als zorgregeling zal de rechtbank bepalen dat de moeder zich dient in te spannen dat de vader meermalen per week Skypecontact met [minderjarige] heeft en dat de moeder [minderjarige] in de zomervakanties in staat stelt om maximaal drie weken vakantie met zijn vader door te brengen, het ene jaar in [land 1] en het andere jaar in Nederland, waarbij [minderjarige] tijdens de reis naar Nederland begeleid door een door beide ouders goed te keuren persoon. In onderling overleg kunnen de ouders andere periodes en/of een andere tijdsduur overeenkomen. Indien de vader in de gelegenheid is om vaker naar [land 1] te komen om contact met [minderjarige] te hebben, dient de moeder zich ervoor in te spannen dat [minderjarige] een prettig en onbezorgd contact met de vader kan hebben.
6.30.
De rechtbank zal bepalen dat de moeder
na 4 september 2017, met [minderjarige] mag verhuizen naar [land 1] , zodat [minderjarige] de geplande vakantie nog met zijn vader kan doorbrengen.
6.31.
De beslissing ten aanzien van de verhuizing zal in verband met de ingrijpendheid van de beslissing
niet uitvoerbaar bij voorraadworden verklaard, nu de vader hier uitdrukkelijk bezwaar tegen heeft gemaakt.
De vervangende toestemming voor vakantie buitenland en aanvragen paspoort
6.32.
Het geschil over de vakantie en het paspoort kan eveneens op grond van artikel 1:253a BW door de ouders aan de rechter worden voorgelegd.
6.33.
Voornoemde beslissing over de verhuizing leidt er automatisch toe dat het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor het aanvragen van een (verlenging) van het paspoort van [minderjarige] eveneens wordt toegewezen. De moeder heeft voor de verhuizing naar [land 1] een geldig reisdocument voor [minderjarige] nodig. Omdat de ouders gezamenlijk gezag hebben is schriftelijke instemming van de vader nodig, alvorens de gemeente tot afgifte/verlenging van een dergelijk document kan overgaan. Indien een van de ouders weigert toestemming te verlenen voor afgifte/verlenging van een legitimatiebewijs, specifiek de afgifte van een paspoort, is onder verwijzing naar artikel 34 van de Paspoortwet, een vervangende toestemming van de rechtbank vereist. Voldoende gebleken is dat de vader weigert mee te werken aan de aanvraag voor een afgifte/verlenging van een paspoort voor [minderjarige] . De rechtbank zal het verzoek van de moeder om vervangende toestemming toewijzen, nu dit wenselijk is in het belang van de moeder en [minderjarige] .
6.34.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om in de periode 4 augustus 2017 tot 30 augustus 2017 naar [land 2] te reizen voor een zomervakantie bij haar zus, afwijzen omdat in deze periode de vader met [minderjarige] op vakantie gaat. Dit is ook conform de tussen de ouders geldende afspraken is ( [minderjarige] is de laatste drie weken in de zomervakanties in de oneven jaren bij de vader). Dat de zus van de moeder niet in een andere periode kan en de tickets heeft betaald, maakt dit niet anders.
De proceskosten
6.35.
Omdat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren minderjarige betreft, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verleent bij gebreke van toestemming van [belanghebbende] , geboren te [plaats 2] op [1974] , aan [verzoekster] , geboren te [plaats 3] , [land 1] , op [1977] , vervangende toestemming tot afgifte/verlenging van een Nederlands paspoort voor de minderjarige [minderjarige] , geboren te [plaats 1] op [2011] ;
7.2.
verleent bij gebreke van toestemming van [belanghebbende] , geboren te [plaats 2] op [1974] , aan [verzoekster] , geboren te [plaats 3] , [land 1] , op [1977] , vervangende toestemming tot een verhuizing van de minderjarige, [minderjarige] , geboren te [plaats 1] op [2011] , met de moeder naar [land 1] ,
na 4 september 2017;
7.3.
stelt na de verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar [land 1] als zorgregeling vast de regeling zoals hiervoor onder 6.29 vermeld;
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
7.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Zwolle door mr. H.J.H. van Meegen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2017 in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, griffier.