ECLI:NL:RBOVE:2017:2531

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
C/08/202929 / KG ZA 17-187
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging raamovereenkomst door gemeenten wegens dringende redenen na onprofessioneel handelen van zorgaanbieder

In deze zaak vorderde de stichting Ezra Zorg (hierna: Ezra) een voorlopige voorziening tegen de gemeenten die haar raamovereenkomst hadden beëindigd. De gemeenten stelden dat Ezra op 10 februari 2017 een ernstige calamiteit had veroorzaakt door een zogenaamde 'pastorale bevrijding' uit te voeren bij een cliënte, mevrouw [X], die lijdt aan PTSS en dissociatieve stoornis. Ondanks dat er sprake was van een crisissituatie, had Ezra nagelaten de crisisdienst in te schakelen en had zij zonder voldoende kennis van de medische situatie van [X] gehandeld. De gemeenten voerden aan dat deze handelingen niet alleen onprofessioneel waren, maar ook als wederrechtelijke vrijheidsberoving konden worden aangemerkt.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat Ezra betrokken was bij de pastorale bevrijding en dat dit niet binnen de zorgverlening viel die zij op basis van de raamovereenkomst diende te bieden. De rechter concludeerde dat de gemeenten de overeenkomst op goede gronden hadden beëindigd, omdat er dringende redenen waren die de voortzetting van de overeenkomst onredelijk maakten. De vorderingen van Ezra werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van professionele zorgverlening en de verantwoordelijkheden van zorgaanbieders in crisissituaties. De rechter stelde vast dat Ezra niet alleen haar contractuele verplichtingen had geschonden, maar ook de veiligheid van de cliënte in gevaar had gebracht door niet adequaat te handelen in een noodsituatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/202929 / KG ZA 17-187
Vonnis in kort geding van 20 juni 2017
in de zaak van
de stichting
STICHTING EZRA ZORG,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. L. de Widt te Enschede,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALMELO,
zetelend te Almelo,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BORNE,
zetelend te Borne,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DINKELLAND,
zetelend te Denekamp,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ENSCHEDE,
zetelend te Enschede,
5. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAAKSBERGEN,
zetelend te Haaksbergen,
6. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HELLENDOORN,
zetelend te Nijverdal,
7. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HENGELO,
zetelend te Hengelo,
8. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HOF VAN TWENTE,
zetelend te Goor,
9. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LOSSER,
zetelend te Losser,
10. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE OLDENZAAL,
zetelend te Oldenzaal,
11. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN,
zetelend te Rijssen,
12. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TUBBERGEN,
zetelend te Tubbergen,
13. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TWENTERAND,
zetelend te Vriezenveen,
14. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WIERDEN,
zetelend te Wierden,
gedaagden,
advocaat van gedaagden sub 4 en 9: mr. D.K. ten Cate te Enschede,
advocaat van gedaagden sub 1, 2, 3, 5 t/m 8 en 10 t/m 14: mr. R. Blom te Enschede.
Eiseres zal hierna Ezra genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk de gemeenten genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de wijziging van eis met 11 producties,
  • producties 1 t/m 18 aan de zijde van de gemeenten,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van Ezra,
  • de pleitnota van de gemeenten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Per 1 januari 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (verder te noemen: Wmo) in werking getreden. Op basis van de Wmo moeten gemeenten vanaf 2015 zorg dragen voor de maatschappelijke ondersteuning van mensen die zorg nodig hebben vanwege een beperking en/of met (chronische) psychische of psychosociale problemen.
2.2.
In 2016 hebben de gemeenten een Europese aanbesteding georganiseerd ten behoeve van maatwerkvoorzieningen Wmo (“Maatwerkvoorzieningen 2017 alle leeftijden (ondersteuning zelfstandig leven, ondersteuning maatschappelijke deelname, kortdurende verblijf en naschoolse dagbehandeling LVB tot 18 jaar”)). Op deze aanbesteding heeft Ezra zich ingeschreven. De gemeenten hebben een opdracht aan Ezra gegund. Deze opdracht is vastgelegd in de raamovereenkomst 20160002/34835 (verder te noemen: de raamovereenkomst).
2.3.
Artikel 2 lid 1 van de raamovereenkomst bepaalt dat Ezra vanaf 1 januari 2017 namens de gemeenten voor de huidige cliënten en de nieuwe cliënten de zorgvormen “ondersteuning zelfstandig leven” (verder te noemen: OZL) en “ondersteuning maatschappelijke deelname” (verder te noemen: OMD) levert. Ezra beschikt niet over een dagbestedingslocatie, zodat zij alleen de zorgvorm OZL aanbiedt.
2.4.
Op grond van artikel 2.1.3. Wmo is iedere gemeente gehouden tot het opstellen van een verordening. De gemeente Enschede heeft daartoe de verordening Maatschappelijke Ondersteuning Enschede 2015 (verder te noemen: de verordening) opgesteld. De overige gemeenten hebben een nagenoeg gelijkluidende verordening opgesteld. De WMO en de verordening vormen de wettelijke basis voor de raamovereenkomst met Ezra.
2.5.
In artikel 8.2 van de verordening is bepaald waarop de OZL moet zijn gericht, te weten:
“a. het gezond houden van zijn financiële situatie;
b. het voorzien in zijn eerste levensbehoeften;
c. het uitvoeren van taken rondom het huis;
d. het voorkomen van isolement;
e. het nemen van besluiten;
f. het verzorgen van zichzelf;
g. het op een passende manier voor zichzelf opkomen;
h. met minimale ondersteuning stabiel functioneren en participeren in de maatschappij;
i. het zich zelfstandig te verplaatsen met algemeen gebruikelijke vervoersmiddelen;
j. het in acht nemen van een gezonde levensstijl,
dit met als doel het zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen.”
2.6.
Vanaf 16 januari 2017 heeft Ezra zorg verleend aan mevrouw [X] . [X] lijdt ten gevolge van traumatisch stoornissen in het verleden aan PTSS (posttraumatische stressstoornis) en dissociatieve stoornis. [X] wordt hiervoor twee keer per week behandeld door een psychologe van Mediant.
2.7.
Op 30 januari 2017 heeft Ezra een concept begeleidingsplan aan de gemeenten verzonden.
2.8.
Op 10 februari 2017 heeft een incident met [X] plaats gevonden. Op 13 februari 2017 heeft naar aanleiding van dit incident een gesprek plaats gevonden tussen de ouders van [X] , de heer [A] (een huisvriend van de ouders van [X] , verder te noemen: [A] ), de heer [B] , begeleider en bestuurder bij Ezra (verder te noemen: [B] ), mevrouw [C] , begeleider bij Ezra (verder te noemen: [C] ) en de heer [D] , destijds bestuurder en thans administrateur bij Ezra (verder te noemen: [D] ). Tijdens dit gesprek heeft [B] een eigen verklaring voorgelezen, die hij op 14 februari 2017 heeft toegestuurd aan de ouders van [X] . De ouders van [X] en [A] hebben elk een eigen gespreksverslag gemaakt.
2.9.
Op 21 februari 2017 hebben de ouders van [X] het incident van 10 februari 2017 gemeld bij de toezichthouder zorg, de heer [E] , van de gemeente Enschede.
2.10.
Op 27 februari 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de gemeenten en vertegenwoordigers van Ezra.
2.11.
Op 14 maart 2017 heeft [X] vanwege het incident aangifte gedaan van opzettelijke vrijheidsberoving en geestelijke mishandeling.
2.12.
Bij e-mail van 13 april 2017 heeft Ezra onder meer de toezichthouder zorg van de gemeente Enschede op de hoogte gebracht van de concrete stappen die Ezra heeft gezet naar aanleiding van het gesprek op 27 februari 2017.
2.13.
Bij brief van 21 april 2017 hebben de gemeenten de raamovereenkomst met Ezra op grond van artikel 7 lid 3 van de raamovereenkomst met ingang van 1 juni 2017 beëindigd.
2.14.
Op 22 mei 2017 heeft Ezra de gemeenten gesommeerd alle verplichtingen uit de raamovereenkomst na te komen en de raamovereenkomst niet te ontbinden.
2.15.
In het kader van voormelde aangifte van [X] zijn [C] op 23 mei 2017, [B] op 24 mei 2017 en [D] op 30 mei 2017 verhoord.

3.Het geschil

3.1.
Ezra vordert samengevat - na wijziging van eis om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
I. de gemeenten te veroordelen de met Ezra gesloten raamovereenkomst te blijven nakomen totdat deze rechtsgeldig is beëindigd, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
II. de gemeenten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van (een voorschot op) de door Ezra aan daarvoor geïndiceerde cliënten geleverde zorg over periode 5 van 2017, conform de in dat verband verzonden facturen van € 13.622,00 excl. BTW;
III. de gemeenten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van (een voorschot op) de door Ezra aan daarvoor geïndiceerde cliënten nog te leveren zorg over de periode vanaf 1 juni 2017 totdat de raamovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, van € 13.622,00 excl. BTW per 4 weken;
IV. de gemeenten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door Ezra aan daarvoor nog te indiceren cliënten van de gemeenten nog te leveren zorg over de periode vanaf 1 juni 2017 totdat de raamovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
V. de gemeenten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van (een voorschot op) de door Ezra geleden en nog te lijden schade van € 4.652,00 per 4 weken, over de periode vanaf 1 maart 2017 totdat de raamovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
VI. de gemeenten te veroordelen om de daarvoor geïndiceerde cliënten die aan hen verzoeken om zorgverlening door Ezra, direct door te verwijzen naar Ezra, tot de raamovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, op straffe van een dwangsom;
VII. de gemeenten te veroordelen tot schriftelijke rectificatie van de door hen en de voor hen werkzame personen, waaronder alle consulenten, aan cliënten en potentiële cliënten van Ezra gedane mededelingen, inhoudende dat de door Ezra verleende zorg niet meer voor vergoeding in aanmerking zou komen en/of dat zij een andere zorgverlener dienen in te schakelen, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
VIII. de gemeenten te veroordelen tot schriftelijke rectificatie van de door hen en de voor hen werkzame personen, waaronder alle consulenten, aan cliënten en potentiële cliënten van Ezra gedane mededelingen, inhoudende dat Ezra strafbare feiten zou hebben begaan, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
IX. de gemeenten te veroordelen zich verder te onthouden van negatieve uitlatingen, mondeling en schriftelijk, over Ezra, op straffe van een dwangsom;
X. de gemeenten te veroordelen het ertoe te leiden dat de voor hen werkzame personen, waaronder alle consulenten, zich verder zullen onthouden van negatieve uitlatingen, mondeling en schriftelijk, over Ezra, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
XI. de gemeenten te veroordelen om Ezra een overzicht te verstrekken van alle personen die vanaf 1 januari 2017 bij de voor hen werkzame consulenten hebben verzocht om een indicatie voor zorgverlening door Ezra, waarbij door de betreffende consulenten te kennen is gegeven dat de door Ezra verleende zorg niet meer voor vergoeding in aanmerking zou komen en/of zij een andere zorgverlener dienen in te schakelen, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
XII. de gemeenten hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 1.412,00 en de door Ezra gemaakte werkelijke kosten van dit geding van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De gemeenten voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van dit geschil is terug te voeren op de vraag of de gemeenten de raamovereenkomst met Ezra rechtsgeldig hebben beëindigd en meer in het bijzonder of sprake is van dringende redenen als bedoeld in artikel 7 lid 3 van de raamovereenkomst.
4.2.
In artikel 7 lid 3 van de raamovereenkomst is -voor zover van belang- het volgende bepaald:
“Eenzijdige beëindiging is slechts mogelijk wanneer sprake is van dringende redenen die onverwijld aan de wederpartij schriftelijk zijn medegedeeld.
Als dringende redenen worden beschouwd, zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van een partij, die tot gevolg hebben dat van de wederpartij redelijkerwijze niet kan worden gevergd de overeenkomst te laten voortduren”.
4.3.
Bij brief d.d. 21 april 2017 hebben de gemeenten de raamovereenkomst met Ezra eenzijdig beëindigd. Aan deze beëindiging hebben de gemeenten -voor zover van belang- het volgende ten grondslag gelegd.

Bij de uitvoering van de raamovereenkomst heeft zich op 10 februari 2017 een (zeer) ernstige calamiteit voorgedaan met betrekking tot één van uw zorgcliënten, mevrouw [X] . Door Esra Zorg is op 10 februari 2017 bij deze cliënte een zogenaamde “pastorale bevrijding” uitgevoerd. In het kader van deze pastorale bevrijding is betreffende cliënte tegen haar wil vastgehouden in de woning van dominee [F] van de Bethelkerk in Enschede. Hierbij waren zowel de medewerkers als de bestuurder van Ezra Zorg aanwezig.
(…)
Een pastorale bevrijding is geen onderdeel van de zorg, die Ezra gehouden is te verlenen op grond van de raamovereenkomst. De behandeling van een dergelijke acute situatie dient te worden overgelaten aan de daartoe bevoegde professionals, zoals de crisisdienst van Mediant. Dit is door u ook erkend.
Cliënte heeft een complexe psychiatrische aandoening. Voor deze psychiatrische aandoening is cliënte onder behandeling bij Mediant. Ezra Zorg was op de hoogte van de klachten, de psychiatrisch aandoening en de behandeling bij Mediant. (…) Door voor pastorale bevrijding te kiezen in plaats van contact op te nemen met de crisisdienst van Mediant is cliënte de zorg onthouden, die op dat moment redelijkerwijs noodzakelijk was”. Dit is zeer kwalijk. Dit geldt temeer nu door de handelswijze van Ezra Zorg ernstige (psychische) schade is toegebracht aan cliënte.
(…)
Het uitvoeren van een “pastorale bevrijding” bij deze zeer kwetsbare cliënte met de betreffende psychiatrische diagnostiek alsmede het wederrechtelijk vasthouden van deze cliënte in aanwezigheid van uw gehele organisatie, wordt door de gemeenten aangemerkt als een zodanige daad of gedraging van Ezra Zorg, dat van de Twentse gemeenten redelijkerwijze niet kan worden gevergd dat zij de raamovereenkomst laten voortduren. Onverminderd het feit dat een pastorale bevrijding naar het oordeel van de gemeenten niet past binnen het verlenen van zorg op grond van de raamovereenkomst, heeft u een strafbaar feit begaan door de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de betreffende cliënte. De strafrechtelijke handelingen die door Ezra Zorg zijn verricht, kunnen op geen enkele wijze verenigd worden met een deugdelijke wijze van zorgverlening.
4.4.
Ezra stelt -kort gezegd- dat op 10 februari 2017 geen sprake was van een pastorale bevrijding, maar dat enkel op verzoek van [X] rustig met haar gebeden is. Ezra heeft niet meegebeden. Er was geen sprake van behandeling door Ezra maar van begeleiding. Er was ook geen crisissituatie. [X] was rustig en gewoon aanspreekbaar, waardoor ook geen contact met Mediant opgenomen hoefde te worden. Ten slotte betwist Ezra dat sprake was van wederrechtelijke vrijheidsberoving. [B] heeft [X] enkele tellen tegengehouden bij de deur zodat zij niet naar buiten kon. [B] deed dit om te voorkomen dat [X] een suïcide poging kon doen.
4.5.
Hoewel de lezingen van partijen over het incident op 10 februari 2017 verschillen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat bij [X] een pastorale bevrijding is toegepast. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat van de verhoren bij de politie processen-verbaal (producties 14 t/m 16 aan de zijde van de gemeenten) zijn opgemaakt. Uit het proces-verbaal met betrekking tot [C] blijkt dat zij onder meer het volgende heeft verklaard, waarbij [X] wordt aangeduid als [X] :
“Onze bedoeling was dat de stemmen weg zouden gaan bij [X] . De wens was dat [X] pastoraal bevrijd werd.
(..)
Op een gegevens moment werd de demon/stem met Joep aangesproken. Deze hebben we met gebed proberen weg te sturen”.
Uit het proces-verbaal met betrekking tot [D] blijkt dat hij onder meer het volgende heeft verklaard:
“Ik moet zeggen dat ik geen enkele kennis heb van demonen en psychiatrie. Ik heb geen enkele ervaring met pastorale bevrijding. Dit was de eerste keer dat ik zoiets meegemaakt heb”.
Daarnaast blijkt uit de eigen verklaring van [B] (productie 12 aan de zijde van de gemeenten) dat hij op 10 februari 2017 op een gegeven moment naar buiten is gestapt en [G] , een goede vriend die zeer veel ervaring heeft op gebied van het bevrijdingspastoraat, heeft gebeld.
Gelet op voormelde verklaringen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat door middel van pastorale bevrijding geprobeerd is de stem/demon in het hoofd van [X] weg te sturen.
4.6.
Daarnaast is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat Ezra betrokken was bij deze pastorale bevrijding. De eigen verklaring van [B] meldt -voor zover van belang-: “
Het betreft een geestelijke strijd en ik vraag of ik het pastorale team wil inschakelen. [X] vindt dit goed. Ik bel met dominee [F] en deze geeft aan dat we direct bij hem thuis mogen komen om in gesprek te gaan. Ik bel ook collega’s [G] en [H] en beiden zijn bereid om direct te komen”.Hieruit valt af te leiden dat het voorstel om het pastorale team in te schakelen vanuit Ezra kwam en dat op initiatief van [B] ook [D] en [C] (het voltallige “vaste’ team van Ezra) aanwezig waren bij deze pastorale bevrijding. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal met betrekking tot [C] dat [C] het volgende heeft verklaard
: “ [X] zat aan de tafel en wij ook, zaten samen om de tafel. Hierna zijn we gaan bidden en zingen.(…)
Ik snap dat we gehandeld hebben onder de paraplu van Ezra. We hebben inmiddels met elkaar gesproken over deze zaak en we gaan dit nooit weer zo doen.”. Ook hebben de gemeenten onweersproken gesteld dat Ezra de pastorale bevrijding heeft gedeclareerd bij de gemeente Hof van Twente.
4.7.
Gelet op het vorenstaande is voldoende aannemelijk geworden dat op 10 februari 2017 op initiatief en in aanwezigheid en met betrokkenheid van het voltallige team van Ezra is geprobeerd de stem/demon in het hoofd van [X] weg te sturen door middel van pastorale bevrijding.
4.8.
Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat voldoende aannemelijk is geworden dat op 10 februari 2017 sprake was van een crisissituatie bij [X] . Zo heeft [B] in zijn eigen verklaring onder meer het volgende verklaard:
“Als ik binnen kom zie ik dat [X] trilt en ze geeft aan dat ze zich erg vreemd voelt. Ze vertelt dat ze vlak voor mijn komst plotseling met een mes in haar handen stond en hier van schrok. (…). Ik zie haar ogen schichtig heen en weer gaan en ze grijpt naar haar buik. Ze vertelt dat ze geen stem hoort maar beelden krijgt dat ze haar hete thee in haar gezicht moet gooien. Ik zie twee [X'n] .
(…)
Als we plaats nemen vertelt [X] de dominee dat ze voelt dat er nu iets in haar zit dat sterker is dan vorige week. Ze geeft aan dat het niet dezelfde is, deze voelt sterker en is niet bang. Ze geeft aan dat deze haar dood wil hebben en dat hij ons allemaal kapot wil maken.
(…)
Ik zie dat [X] lijdt. [X] valt flauw in haar stoel en ik voorkom dat ze hard valt.
(…)
Plotseling veranderd de grimas en de stem van [X] weer. Haar ogen zijn boos en ze vertelt dat ze nu weer weg moet en dat ze nu dood moet. Dit komt erg eng en vastberaden over”.
[D] heeft onder meer verklaard:
“Ik zag dat ze op dat moment onderuitzakte en dat [C] haar een beetje opving en haar naar de grond begeleidde. [C] stond dicht bij haar. Ze zakte heel even onderuit.
(…)
Ze wilde dood riep ze steeds”.
En uit de door Ezra opgestelde toelichting d.d. 3 april 2017, waarbij [X] wordt aangeduid als K blijkt:
“Gedurende het gesprek reageert K heftig en benoemd dat ze begeleiders en predikant af zal maken, dat ze niet bang is Ze benoemt dat het glas op tafel kapot moet slaan en ons ermee moet verwonden en ook zichzelf. K wil weg uit de woning want, zo draagt de stem haar op, ze moet een einde maken aan haar leven. Zij benoemt ook letterlijk dat ze zichzelf iets gaat aandoen Op dit moment wordt de uitgang geblokkeerd omdat er vrees was dat K zichzelf daadwerkelijk iets aan zou doen. K wordt teruggeleid op haar stoel en lijkt half in dissociatie te zitten”.
4.9.
Gelet op voorgaande verklaringen is voldoende aannemelijk geworden dat [X] zowel voorafgaand aan als tijdens de pastorale bevrijding heeft aangegeven zichzelf iets te willen aandoen en dat ze tijdens de pastorale bevrijding is flauw gevallen c.q. (half) dissocieerde. Ondanks deze omstandigheden heeft Ezra ervoor gekozen een pastorale bevrijding uit te voeren bij [X] en deze ook voort te zetten. De vraag of [X] bij deze pastorale bevrijding wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd en of sprake was van geestelijke mishandeling, zoals in de aangifte van [X] vermeld, gaat het kader van dit kort geding te buiten en is thans ook niet van belang. Ezra behoort volgens de raamovereenkomst te begeleiden en niet te behandelen. Het had op haar weg gelegen om de crisisdienst van Mediant, waar [X] in behandeling was, in te schakelen. Dat [X] dit niet wilde, doet -wat hier ook van zij- hieraan niet af.
4.10.
Vorenstaande klemt temeer nu voldoende aannemelijk is geworden dat Ezra niet beschikte over een medisch dossier van [X] . Zo blijkt uit het proces-verbaal met betrekking tot [C] dat zij het volgende heeft verklaard:
“ [X] zou informatie meenemen van Mediant. [C] heeft hierover haar behandelaar gesproken, die informatie is nooit bij ons terecht gekomen.
(…)
Inhoudelijk hebben wij geen informatie van Mediant gekregen betreffende de diagnostiek. De samenwerking met Mediant is niet gelukt omdat volgens mij de tijd ervoor te kort was”.
Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal m.b.t. [B] dat hij het volgende heeft verklaard:
“Ik heb de diagnostiek niet op papier gekregen van Mediant maar wel gebeld en later nog eens gebeld voor de diagnostiek en voor een driegesprek samen met [X] . Ik heb daar nooit wat over teruggehoord”.
Evenmin was er een definitief begeleidingsplan, maar enkel een concept begeleidingsplan. Bovendien was in het concept begeleidingsplan ten aanzien van eventuele crisissituaties opgenomen dat een signaleringsplan moest worden opgesteld, maar dit was door Ezra (nog) niet opgesteld. Ook beschikte [X] over een crisiskaart, maar het concept begeleidingsplan maakte hiervan geen melding. Op deze crisiskaart stond vermeld waaraan je kon zien dat [X] dissocieerde, wat in zo’n geval moest worden gedaan en met wie contact moest worden opgenomen, te weten de moeder van [X] .
Geconcludeerd kan dan ook worden dat Ezra ogenschijnlijk zonder voldoende kennis van de medische diagnostiek van [X] en het door Mediant ingezette behandeltraject op eigen initiatief gekozen heeft voor het uitvoeren en voortzetten van een pastorale bevrijding bij [X] .
4.11.
Ook na de pastorale bevrijding heeft Ezra nagelaten de crisisdienst van Mediant in te schakelen, terwijl voldoende aannemelijk is geworden dat de situatie bij [X] nog niet rustig was en door de pastorale bevrijding de PTSS bij [X] getriggerd was. [B] heeft [X] naar huis gebracht en heeft hierover in zijn eigen verklaring verklaard: “
In de auto vraag ik haar wat ze voelt en hoe ze het ervaren heeft. [X] geeft aan dat ze hele delen niet mee heeft gekregen. Ze benoemt wel dat ze het gebed niet kon verdragen en dat ze het erg lastig vond dat ze niet naar buiten kon. Ze geeft aan dat het een zeer dubbel gevoel was. Ze was bang voor de boze stem in haar en wilde ons vertrouwen aan de andere kant werd haar PTSS getriggerd en voelde ze zich erg angstig dat ze niet weg kon.[B] heeft vervolgens aan een huisgenoot van [X] gevraagd op haar te letten. Als er iets was, konden [X] en de huisgenoot altijd bellen. [X] oogde rustiger, maar over het vertrek heeft [B] verklaard:
“Als ik vertrek voel ik me niet gerust gesteld, ik maak me zorgen. Ik heb nog telefonisch contact met [G] en [H] ”.Kort nadien heeft [X] geprobeerd suïcide te plegen.
4.12.
De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat op 10 februari 2017 op initiatief en in aanwezigheid en met betrokkenheid van het voltallige team van Ezra is geprobeerd de stem/demon in het hoofd van [X] weg te sturen door middel van pastorale bevrijding. Ondanks dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake was van een crisissituatie heeft Ezra nagelaten de crisisdienst van Mediant in te schakelen dan wel de ouders van [X] te informeren. In plaats daarvan heeft Ezra zonder voldoende kennis van de diagnostiek van [X] en het behandeltraject van Mediant de pastorale bevrijding uitgevoerd en voortgezet. Ook na de pastorale bevrijding is er geen contact opgenomen met Mediant dan wel met de ouders van [X] , terwijl voldoende aannemelijk is geworden dat de situatie bij [X] niet rustig was en haar PTSS door de pastorale bevrijding was getriggerd. Nu pastorale bevrijding niet kan worden aangemerkt als zorg in de zin van de maatwerkvoorziening OZL, is Ezra buiten haar bevoegdheden, die zij heeft op basis van de raamovereenkomst met de gemeenten, getreden. Bovendien is voldoende aannemelijk geworden dat [X] door het onprofessioneel handelen in dit concrete geval, in een zeker niet risicoloze situatie is gelaten of zelfs gebracht.
4.13.
Daaraan doet niet af dat de voorzieningenrechter aanneemt dat Ezra heeft gemeend goed te handelen en derhalve positieve bedoelingen heeft gehad. Ezra heeft echter haar contractuele taak overschreden op een voor [X] niet ongevaarlijke wijze, en heeft onder meer niet tijdig psychiatrische hulp ingeroepen. De gemeenten verwijten dat op goede gronden aan Ezra, waar zij er immers op mogen en moeten vertrouwen dat Ezra haar begeleidingstaak op professionele en verantwoorde wijze uitvoert zonder overschrijding van de grenzen van haar taakopdracht. Dat vertrouwen is ernstig geschonden. Gelet hierop is voldoende aannemelijk geworden dat sprake was van dringende redenen als bedoeld in artikel 7 lid 3 van de raamovereenkomst zodat de gemeenten de raamovereenkomst op goede gronden hebben kunnen beëindigen. Daarbij is voldoende aannemelijk gemaakt dat die beëindiging niet eerder dan per 1 juni 2017 kon plaatsvinden opdat cliënten van die beëindiging zo min mogelijk de dupe zouden worden.
4.14.
Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen worden afgewezen.
4.15.
Ezra zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeenten worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.434,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Ezra in de proceskosten, aan de zijde van de gemeenten tot op heden begroot op € 1.434,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2017. [1]

Voetnoten

1.type: