ECLI:NL:RBOVE:2017:2540

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
C/08/200285 / HA ZA 17-159
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot voeging in een civiele procedure met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten en managementovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in een incident waarbij de eiseres, Brandex Nederland B.V., een vordering tot voeging heeft ingediend op grond van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Brandex vorderde dat de hoofdzaak zou worden gevoegd met een andere aanhangige zaak, geregistreerd onder zaaknummer C/08/188438 / HA ZA 16-290, waarin een voormalig bestuurder van Brandex, [gedaagde 2], betrokken is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mate van verknochtheid tussen de twee zaken beperkt is en dat voeging niet is geboden. De rechtbank oordeelde dat de zaken afzonderlijk van elkaar kunnen worden berecht, en dat voeging in strijd zou zijn met de goede procesorde, aangezien de andere zaak al in een vergevorderd stadium verkeert.

De rechtbank heeft de vordering van Brandex tot voeging afgewezen en geoordeeld dat Brandex als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident moet worden veroordeeld. De kosten van het incident zijn begroot op € 452,00. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak weer op de rol zal komen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Incuro c.s. op 19 juli 2017, en heeft iedere verdere beslissing aangehouden. Deze uitspraak benadrukt het belang van de mate van verknochtheid tussen zaken en de noodzaak om de goede procesorde te respecteren in civiele procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/200285 / HA ZA 17-159
Vonnis in incident van 14 juni 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRANDEX NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd te Borne en kantoorhoudende te Enter,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.P. Plas te Enschede,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INCURO B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. H.G.M. van Zutphen te Almelo.
Partijen zullen hierna Brandex en Incuro c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, tevens incidentele vordering tot voeging ex artikel 222 Rv van
4 april 2017,
- de antwoord akte in het incident van voeging ex artikel 222 Rv en aanhouding van
26 april 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Brandex vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer C/08/188438 / HA ZA 16-290 en Incuro c.s. te veroordelen in de proces- en nakosten, alsmede de wettelijke rente over die kosten. Incuro c.s. voert verweer strekkende tot afwijzing van de incidentele vordering met veroordeling van Brandex in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de advocaatkosten, en verzoekt om een termijn voor het nemen van een conclusie van antwoord in de hoofdzaak. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
In geval voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, kan daarvan de voeging worden gevorderd (artikel 222 Rv).
2.3.
De onderhavige hoofdzaak draait samengevat om het volgende. [gedaagde 2] is voormalig statutair bestuurder en 49% aandeelhouder van Brandex. Brandex en [gedaagde 2] hebben een managementovereenkomst gesloten, die inmiddels is beëindigd. Partijen zijn al geruime tijd in geschil over de afwikkeling van hun samenwerking. Brandex stelt omstreeks medio 2013 te zijn gestart met de ontwikkeling van een digitale applicatie die ten doel heeft te functioneren als allround beheerssysteem voor de brandveiligheid en -preventie in gebouwen en objecten. [gedaagde 2] is binnen Brandex bij de ontwikkeling van de applicatie betrokken geweest. Op 14 juli 2014 heeft [gedaagde 2] Incuro B.V. i.o. (hierna Incuro) opgericht en is hij vanuit deze vennootschap de door Brandex bedachte en ontwikkelde applicatie (verder) gaan ontwikkelen en vermarkten, aldus steeds Brandex. Brandex kwalificeert dit als onrechtmatig en heeft Incuro c.s. aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. De door Brandex in de onderhavige hoofdzaak ingestelde vorderingen strekken tot overdracht van de applicatie op grond van artikel 6:103 BW, winstafdracht op grond van artikel 6:104 BW en het verbieden van de inbreuk (het gebruikmaken van de applicatie) op grond van artikel 3:296 BW.
2.4.
Het geding dat is geregistreerd onder zaaknummer / rolnummer C/08/188438 / HA ZA 16-290 is een geding tussen [gedaagde 2] en Brandex over –kort gezegd - de afwikkeling van hun samenwerking. De conventionele vordering van [gedaagde 2] in dat geding strekt tot betaling van achterstallige managementvergoedingen, een transitievergoeding, een billijke vergoeding en inzicht in de nakoming van pensioenverplichtingen door Brandex. In reconventie vordert Brandex van [gedaagde 2] onder andere betaling van contractuele boetes vanwege overtreding van het in de hiervoor genoemde managementovereenkomst opgenomen geheimhoudings- en concurrentiebeding. Dit vanwege de handelwijze van [gedaagde 2] terzake Incuro. Het is de rechtbank ambtshalve gebleken dat in dit geding inmiddels is geconcludeerd voor antwoord, voor repliek en voor dupliek, en dat de zaak thans op de rol staat voor uitlaten partijen op grond van artikel 2.11 procesreglement.
2.5.
De hiervoor onder 2.3. en 2.4. besproken zaken houden onmiskenbaar een verband met elkaar wat betreft het feitencomplex. De twee zaken kunnen echter, zoals Incuro c.s. terecht aanvoert, afzonderlijk van elkaar worden berecht. Dat dit anders is, is door Brandex niet afdoende toegelicht. De kern van de onderhavige hoofdzaak betreft immers het al dan niet onrechtmatig handelen door Incuro c.s. door gebruik te maken van intellectuele eigendomsrechten die aan Brandex zouden toebehoren. Dit raakt in beginsel niet aan de mogelijke schending van het geheimhoudings- en concurrentiebeding in de managementovereenkomst door [gedaagde 2] in het kader van hun (inmiddels beëindigde) samenwerking. De conclusie is dat de mate van verknochtheid van de twee zaken zodanig beperkt is, dat voeging niet is geboden. Daar komt bij dat de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer / rolnummer C/08/188438 / HA ZA 16-290 in een vergevorderd stadium verkeert, terwijl in de onderhavige zaak nog voor antwoord moet worden geconcludeerd. Voeging van beide zaken zal tot gevolg hebben dat de zaak met zaaknummer / rolnummer C/08/188438 / HA ZA 16-290 nog geruime tijd zal moeten worden aangehouden. De rechtbank acht dit in strijd met de goede procesorde en is dan ook van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
2.6.
Brandex zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Brandex in de kosten van het incident, aan de zijde van Incuro c.s. tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
19 juli 2017voor conclusie van antwoord aan de zijde van Incuro c.s.,
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2017. [1]

Voetnoten

1.type: