ECLI:NL:RBOVE:2017:2711

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
6 juli 2017
Zaaknummer
C/08/202770 / KG ZA 17-183
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming koopovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Woon State I B.V. en een gedaagde, die in persoon is verschenen. De eiseres, Woon State I, vorderde nakoming van een koopovereenkomst die op 1 mei 2017 was gesloten voor de verkoop van een bedrijfsgebouw voor € 1.000.000,00. De gedaagde had de overeenkomst ontbonden, maar Woon State I stelde dat de gedaagde niet tijdig de naam van de volmachtgever had genoemd, waardoor hij geacht werd de overeenkomst voor zichzelf te hebben aangegaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst moest nakomen, aangezien hij geen verweer had gevoerd tegen de vordering tot nakoming. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen vier dagen na het vonnis zijn verplichtingen na te komen en een dwangsom van € 50.000,00 per dag opgelegd voor het geval hij hieraan niet voldeed, tot een maximum van € 1.000.000,00. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Woon State I, die zijn begroot op € 1.514,42. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/202770 / KG ZA 17-183
Vonnis in kort geding van 28 juni 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WOON STATE I B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. C.M. Reijnen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna Woon State I en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 5 producties,
  • producties 6 t/m 8 aan de zijde van Woon State I,
  • productie 9 aan de zijde van Woon State I,
  • de mondelinge behandeling op 23 juni 2017,
  • de pleitnota aan de zijde van Woon State I,
  • de pleitnota aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij overeenkomst van 1 mei 2017 heeft Woon State I aan “ [gedaagde] en/of nader te noemen meester” het bedrijfsgebouw met ondergrond, erf, bijgebouwen en overige aanhorigheden, plaatselijk bekend [adres] (hierna te noemen: de onroerende zaak) verkocht voor een bedrag van € 1.000.000,00.
2.2.
De onroerende zaak is plaatselijk bekend als [A] te [vestigingsplaats 2] .
2.3.
In artikel 6 van de overeenkomst is bepaald dat de koper uiterlijk op 2 mei 2017 10% van de koopsom zou voldoen op de derdengeldrekening van Van Goor Schuurman Notarissen te Wierden (verder te noemen: de notaris).
2.4.
In artikel 7 van de overeenkomst is bepaald dat de levering en betaling van de onroerende zaak op 30 mei 2017 bij de notaris zouden plaatsvinden.
2.5.
Op 2 mei 2017 heeft de notaris aan Woon State I bericht dat geen aanbetaling van de koper was ontvangen op de derdengeldrekening. Op 3 mei 2017 heeft Woon State I [gedaagde] in gebreke gesteld en hem gesommeerd om uiterlijk 5 mei 2017 voor 17.00 uur te betalen.
2.6.
Bij brief van 4 mei 2017 heeft [gedaagde] de koopovereenkomst d.d. 1 mei 2017 ontbonden. Bij e-mail van 4 mei 2017 heeft Woon State I aan [gedaagde] bericht dat drie dagen bedenktijd alleen mogelijk is bij particuliere aankopen van woningen, waarvan thans geen sprake is.
2.7.
Bij brief van 11 mei 2017 is [gedaagde] gesommeerd binnen twee dagen 10% van de koopprijs te voldoen op de derdengeldrekening van de notaris.
2.8.
[gedaagde] heeft niet betaald. De levering van de onroerende zaak heeft op 30 mei 2017 niet plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
Woon State I vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
I. [gedaagde] te veroordelen om uiterlijk binnen vier dagen na dit vonnis zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst van 1 mei 2017 ter zake van de onroerende zaak na te komen, waaronder in ieder geval te verstaan aanvaarding van de levering van bedoelde onroerende zaak tegen betaling van de koopprijs van € 1.000.000,00 k.k. op de kwaliteitsrekening van de notaris met IBAN nummer [1] , primair conform de door de notaris nader op te stellen concept akte van levering, subsidiair conform een door de voorzieningenrechter in goede justitie te verstrekken instructie aan de notaris;
II. te bepalen dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 50.000,00 althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis geen uitvoering zal geven aan de veroordeling in kort geding tot nakoming van de koopovereenkomst;
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is terug te voeren op de vraag wie partij is (geworden) bij de overeenkomst van 1 mei 2017.
4.2.
De koopovereenkomst van 1 mei 2017 is gesloten door Woon State I als verkoper en “ [gedaagde] en/of nader te noemen meester” als koper. [gedaagde] heeft betoogd dat hij namens de nader te noemen meester de onroerende zaak heeft gekocht en dat Woon State I hem niet in rechte kan aanspreken. De nader te noemen meester is volgens hem tijdig kenbaar gemaakt aan Woon State I. Desgevraagd heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat [B] te [vestigingsplaats 1] , meer specifiek [D] , de nader te noemen meester is.
4.3.
Woon State I stelt daarentegen dat voor haar op geen enkel moment is komen vast te staan wie de nader te noemen meester, de volmachtgever was. Evenmin is volgens haar gebleken of de “en” dan wel de “of” van de omschrijving van de koper aan de orde was. [gedaagde] wordt daarom geacht de overeenkomst voor zichzelf te zijn aangegaan, aldus Woon State I.
4.4.
Ingevolge artikel 3:67 lid 1 BW moet hij die een overeenkomst aangaat in naam van een nader te noemen volmachtgever, diens naam noemen binnen de door de wet, de overeenkomst of gebruik bepaalde termijn of, bij gebreke hiervan, binnen een redelijke termijn. Lid 2 van dat artikel bepaalt dat wanneer hij de naam van de volmachtgever niet tijdig noemt, hij wordt geacht de overeenkomst voor zichzelf te hebben aangegaan, tenzij uit de overeenkomst anders voortvloeit.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] vóór de beoogde datum van levering van de onroerende zaak, te weten 30 mei 2017, zonder voorbehoud de naam van de nader te noemen meester aan Woon State I heeft genoemd. Voor Woon State I is derhalve niet (tijdig) vast komen te staan wie de nader te noemen meester is. Gelet op het bepaalde in artikel 3:67 lid 2 BW wordt [gedaagde] daarom geacht de overeenkomst voor zichzelf te zijn aangegaan. Overigens ging [gedaagde] er blijkens zijn ontbindingsbrief d.d. 4 mei 2017 er kennelijk ook zelf vanuit dat hij partij was bij de overeenkomst nu hij in deze brief spreekt over “
de gesloten koopovereenkomst d.d. 1-05-2017 tussen de besloten vennootschap Woon State B.V., gevestigd en kantoorhoudend te 7314 JA Apeldoorn aan de Robijnstraat 8 ten deze vertegenwoordigd door Loo Investment B.V., die op haar beurt vertegenwoordigd wordt door de heer [E] en [gedaagde] ”. Reeds gelet op het voorgaande gaat de voorzieningenrechter er voorshands vanuit dat Woon State I heeft gecontracteerd met [gedaagde] .
4.6.
Nu [gedaagde] overigens geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering tot nakoming en evenmin gesteld of gebleken is dat partijen een bedenktijd zijn overeengekomen, zal de vordering tot nakoming worden toegewezen. Woon State I heeft als productie 9 de concept leveringsakte, opgesteld door de notaris van [gedaagde] , overgelegd. [gedaagde] heeft hiertegen geen inhoudelijk verweer gevoerd. De voorzieningenrechter zal de vordering, zoals hiervoor onder I. geformuleerd, dan ook toewijzen conform deze concept akte van levering en een afschrift hiervan aan dit vonnis hechten.
4.7.
Ten aanzien van de gevorderde dwangsom overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Woon State I heeft belang bij het opleggen van een dwangsom, zodat zij -indien nodig- druk kan uitoefenen dat [gedaagde] de hierna uit te spreken veroordeling ook daadwerkelijk nakomt.
De voorzieningenrechter acht de door Woon State I gevorderde dwangsom -mede gelet op de hoogte van de koopprijs van de onroerende zaak- ook niet buitenproportioneel hoog. Wel zal de voorzieningenrechter de gevorderde dwangsom maximeren als na te melden.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woon State I worden begroot op:
- dagvaarding € 80,42
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.514,42

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier dagen na dagtekening van dit vonnis zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst van 1 mei 2017 ter zake van de onroerende zaak aan de [adres] bedrijvigheid (horeca) erf en tuin tussen Woon State I en [gedaagde] na te komen, waaronder in ieder geval te verstaan aanvaarding van de levering van bedoelde onroerende zaak tegen betaling van de koopprijs van € 1.000.000,00 k.k. op de kwaliteitsrekening van notariskantoor Van Goor Schuurman te Wierden aan de Almelosestraat 42a (7642 GP), met IBAN nummer [1] conform de concept akte van levering, waarvan een afschrift aan dit vonnis is gehecht,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woon State I een dwangsom te betalen van € 50.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Woon State I tot op heden begroot op € 1.514,42,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2017. [1]

Voetnoten

1.type: