ECLI:NL:RBOVE:2017:2752

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
C/08/203499 / KG ZA 17-203
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de woning door moeder tegen zoon na overlijden van stiefvader

In deze zaak heeft de moeder haar zoon gesommeerd de woning te verlaten, nadat de stiefvader van de zoon was overleden. De moeder en haar toenmalige echtgenoot hebben de woning gezamenlijk gekocht. Na het overlijden van de stiefvader op 9 januari 2016, is de zoon met zijn gezin tijdelijk bij de moeder in de woning gaan wonen. Op 18 maart 2017 heeft de moeder de zoon gesommeerd om de woning binnen vijf dagen te verlaten. De zoon heeft echter aangegeven dat de moeder per 1 september 2017 of eerder kan terugkeren naar de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2017 is gebleken dat de zoon per 1 juli 2017 over vervangende woonruimte beschikt en dat hij de sleutels van de woning op 3 juli 2017 zou inleveren. De moeder heeft bevestigd dat de sleutels zijn ingeleverd, waardoor het geschil zich enkel nog richtte op de proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de procedure nodeloos is ingesteld, aangezien de zoon al had aangegeven dat de moeder terug kon keren. De moeder wordt veroordeeld in de proceskosten van de zoon, die zijn begroot op € 814,00. De voorzieningenrechter heeft ook de nakosten toegewezen, onder bepaalde voorwaarden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/203499 / KG ZA 17-203
Vonnis in kort geding van 7 juli 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E.D. Breuning ten Cate te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.W.A. Kroon te Almelo.
Partijen zullen hierna moeder en zoon worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 1 productie,
  • 1 productie aan de zijde van de zoon,
  • een aanvullende productie aan de zijde van moeder,
  • de mondelinge behandeling op 30 juni 2017,
  • de pleitnota van moeder,
  • de pleitnota van de zoon,
  • een fax van 4 juli 2017 aan de zijde van moeder,
  • een fax van 4 juli 2017 aan de zijde van de zoon.
1.2.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Moeder heeft samen met haar toenmalige echtgenoot [A] (hierna te noemen: de stiefvader) de woning aan [het adres] (hierna te noemen: de woning) gekocht.
2.2.
Op 9 januari 2016 is de stiefvader overleden.
2.3.
Bij gelegenheid van het overlijden en de uitvaart van de stiefvader is de zoon met zijn gezin vanuit [B] naar Nederland gekomen en heeft hij zijn intrek genomen in de woning van moeder. De zoon verblijft met zijn gezin thans nog steeds in de woning van moeder. Moeder woont thans niet in de woning.
2.4.
Bij brief van 18 maart 2017 heeft moeder de zoon en zijn gezin gesommeerd om binnen vijf na dagtekening van de brief de woning te verlaten.
2.5.
Bij brief van 9 juni 2017 heeft de zoon onder meer aan moeder laten weten dat moeder per 1 september 2017 of zoveel eerder naar de woning kan terugkeren.

3.De beoordeling

3.1.
Moeder vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de zoon veroordeelt om met de zijnen en met al het zijne de woning te verlaten en te ontruimen, met achterlating van alle aan moeder toebehorende zaken, onder afgifte van alle sleutels van de woning, op een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de zoon in de proceskosten.
3.2.
Ter zitting is gebleken dat de zoon en zijn gezin per 1 juli 2017 over vervangende woonruimte beschikken. De zoon heeft verklaard dat hij nog die middag de sleutels van deze vervangende woonruimte zou ontvangen en dat hij de sleutels van de woning van moeder op maandag 3 juli 2017 zou kunnen inleveren bij de advocaat van moeder. Met instemming van partijen is vervolgens afgesproken dat moeder dinsdag 4 juli 2017 aan de voorzieningenrechter zou laten weten of zij de sleutels van haar woning heeft ontvangen. Indien dat het geval is, hoeft de voorzieningenrechter enkel een oordeel te geven over de gevorderde proceskosten.
3.3.
Bij fax van 4 juli 2017 heeft moeder aan de voorzieningenrechter bericht dat de zoon de sleutels heeft ingeleverd op het kantoor van zijn advocaat en dat moeder aldaar de sleutels in ontvangst kan nemen. De zoon heeft de inhoud van deze fax bevestigd. Het tussen partijen nog resterende geschil betreft derhalve uitsluitend de door moeder en zoon gevorderde proceskosten.
3.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de onderhavige procedure nodeloos is ingesteld. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de zoon bij brief van 9 juni 2017 aan moeder laten weten dat moeder per 1 september 2017 of zoveel eerder naar haar woning kan terugkeren. Gesteld noch gebleken is dat het spoedeisend belang aan de zijde van moeder zodanig was dat zij 1 september 2017 niet kon afwachten. Dit klemt temeer nu de zoon en zijn gezin reeds 1½ jaar in de woning van moeder woonden en hiervoor ook betaalden, zodat thans niet gezegd kan worden dat zij daar zonder recht of titel verbleven. Evenmin is gesteld of gebleken dat moeder een overeenkomst eerder heeft opgezegd dan wel beëindigd. Door het instellen van onderhavige procedure heeft moeder dan ook nodeloos kosten aan de zijde van de zoon veroorzaakt. De voorzieningenrechter ziet daarom in deze zaak aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in zaken tussen familieleden de proceskosten worden gecompenseerd. Aldus zal moeder worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van de zoon worden begroot op:
- griffierecht € 287,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal € 814,00
3.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt moeder in de proceskosten, aan de zijde van de zoon tot op heden begroot op € 814,00,
4.2.
veroordeelt moeder in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat moeder niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.type: