In deze zaak heeft de moeder haar zoon gesommeerd de woning te verlaten, nadat de stiefvader van de zoon was overleden. De moeder en haar toenmalige echtgenoot hebben de woning gezamenlijk gekocht. Na het overlijden van de stiefvader op 9 januari 2016, is de zoon met zijn gezin tijdelijk bij de moeder in de woning gaan wonen. Op 18 maart 2017 heeft de moeder de zoon gesommeerd om de woning binnen vijf dagen te verlaten. De zoon heeft echter aangegeven dat de moeder per 1 september 2017 of eerder kan terugkeren naar de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2017 is gebleken dat de zoon per 1 juli 2017 over vervangende woonruimte beschikt en dat hij de sleutels van de woning op 3 juli 2017 zou inleveren. De moeder heeft bevestigd dat de sleutels zijn ingeleverd, waardoor het geschil zich enkel nog richtte op de proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de procedure nodeloos is ingesteld, aangezien de zoon al had aangegeven dat de moeder terug kon keren. De moeder wordt veroordeeld in de proceskosten van de zoon, die zijn begroot op € 814,00. De voorzieningenrechter heeft ook de nakosten toegewezen, onder bepaalde voorwaarden.