ECLI:NL:RBOVE:2017:2754

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
(P) 08/760030-17 en 08/051584-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging, vernieling en verkeersdelicten in Almelo

Op 11 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 39-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor bedreiging met zware mishandeling, het beschadigen van een politievoertuig en het veroorzaken van meerdere verkeersongevallen. De man, die onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, negeerde stoptekens van de politie en veroorzaakte een achtervolging door de binnenstad van Almelo, waarbij hij met hoge snelheid reed en meerdere voertuigen beschadigde. De rechtbank oordeelde dat de man opzettelijk dreigend handelde door met zijn auto op politieagenten in te rijden en hen te bedreigen. Daarnaast werd hij veroordeeld tot 6 weken hechtenis voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van ruim 3000 euro aan de slachtoffers en bepaalde dat de man 14 dagen van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf moest uitzitten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat de man voor anderen had veroorzaakt, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: (P) 08/760030-17 en 08/051584-16 (tul)
Datum vonnis: 11 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] in [land] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:twee politieagenten heeft bedreigd;
feit 2:een dienstvoertuig van de politie heeft vernield;
feit 3:een of meermalen een plaats van een ongeval heeft verlaten;
feit 4:heeft gereden zonder geldig rijbewijs.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 19 maart 2017 te Almelo,
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , hoofdagenten bij politie Oost-Nederland, (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
-(terwijl die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] naast hem reden) met zijn auto sterk naar links gestuurd en/of is hij (daardoor) op die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] ingereden, en heeft hij (daarmee) die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] de weg afgesneden (waarbij die [verbalisant 1] - die het dienstvoertuig bestuurde - sterk op de rem moest om een aanrijding te voorkomen) en/of is verdachte opzettelijk dreigend:
-met volle snelheid (met zijn auto) achteruit gereden en/of tegen het dienstvoertuig - waarin die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] zich bevonden - aangereden en/of is hij (daarna) gas blijven geven en/of (daarna) nogmaals achteruit tegen het dienstvoertuig gereden;
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2017 te Almelo, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een dienstvoertuig van politie Oost-Nederland (zijnde een Volkswagen Touran met kenteken [kenteken 1] ), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan politie Oost-Nederland, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
3.
hij, als degene door wiens gedraging (telkens) (een) verkeersongeval(len) was/waren veroorzaakt, welke gedraging hij (telkens) al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk(e) verkeersongeval(len) (telkens) had/hadden plaatsgevonden in Almelo op/aan de Deldensestraat en/of de Rijnstraat, op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 19 maart 2017, (telkens) de (voornoemde) plaats(en) van vorenbedoeld(e) ongeval(len) heeft verlaten, terwijl bij dat/die ongeval(len), naar hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden, (telkens) aan een ander of anderen (te weten aan
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] / [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] ) schade was toegebracht;
4.
hij op of omstreeks 19 maart 2017 te Almelo als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg(en), de Violierstraat en/of de Berkelstraat en/of de Rijnstraat en/of de Windslaan en/of de Ganzediep en/of de Hanzelaan en/of de Hofstraat en/of de Hagenborgh en/of de Schuttenstraat en/of de Marktstraat en/of de Adadwarsstraat en/of de Sesastraat en/of de Bongerd en/of de Kolkstraat en/of de Bornerbroeksestraat en/of de Deldensestraat, althans een of meerdere weg(en) te Almelo,
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden.
Wat betreft het onder 1 ten laste gelegde feit is de officier van justitie van mening dat verdachte twee keer bewust is ingereden op de door verbalisant [verbalisant 2] bestuurde politieauto. Bij het eerste voorval (in de Marktstraat) heeft verdachte, steeds met hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, het stuur van zijn auto sterk naar links gedraaid en slechts door het professioneel en kundig optreden van verbalisant [verbalisant 2] kon deze een botsing met de door verdachte bestuurde auto en een muur van één van de woningen aan die straat voorkomen.
Bij het tweede voorval (in de Violierstraat) is verdachte, nadat hij zijn auto tot stilstand had gebracht, bewust met zijn auto achteruit gereden en heeft hij bewust de achter hem eveneens tot stilstand gekomen politieauto met daarin de beide verbalisanten, geramd. Dat levert een bedreiging op. Nu daarbij de politieauto beschadigd is geraakt, is de officier van justitie van mening dat ook het onder 2 tenlastegelegde feit bewezen verklaard kan worden.
Wat betreft het onder 3 tenlastegelegde is de officier van justitie van mening dat sprake is van voorwaardelijk opzet en ook dit feit bewezen verklaard kan worden.
Wat betreft het onder 4 tenlastegelegde is de officier van justitie van mening, ook gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, dat dit feit bewezen verklaard kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
wat betreft de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van beide tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken, omdat hij geen opzet heeft gehad. Hij heeft daartoe, samengevat weergegeven, aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij op de Markstraat niet bewust op de politie is ingereden en dat hij ook op de Violierstraat niet bewust achteruit is gereden en daarbij tegen de politieauto is gebotst.
Wat betreft het naar links sturen van de auto heeft de raadsman aangevoerd dat er weliswaar een aanmerkelijke kans was dat de verbalisanten zich door het handelen van verdachte bedreigd zouden voelen, maar dat verdachte die kans geenszins heeft aanvaard. Hij heeft in dat verband betoogd dat het aannemelijk is dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, gefocust was op de weg voor hem en dat hij naar links heeft gestuurd toen zijn medepassagier hem zei “pas op links”. Bij het naar links sturen van zijn auto, hetgeen is gebeurd in een fractie van een seconde, heeft verdachte volgens zijn raadsman niet de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat daardoor een aanrijding zou ontstaan en dat de verbalisanten zich door zijn handelen ernstig bedreigd zouden voelen.
Wat betreft het achteruit rijden heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er niet kan worden gezegd dat er een aanmerkelijke kans was dat de verbalisanten zich door het handelen van verdachte bedreigd zouden voelen. Volgens de raadsman komt de beleving van de verbalisanten niet overeen met de objectieve feiten.
De raadsman heeft er in dat verband op gewezen dat verdachte in een oude, kleine auto reed en heeft voorts verwezen naar de foto’s van de voorkant van de betreffende politieauto, waaruit blijkt dat er slechts sprake is van twee deukjes in die auto.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde vernieling heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar tegen de politieauto is aangereden, maar dat zijn opzet niet was gericht op vernieling daarvan. In dat verband heeft hij aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij vooruit wilde rijden, maar dat de auto van verdachte achteruit reed, omdat hij door een gebrek niet meer goed kon schakelen.
wat betreft de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten
De verdediging heeft zich wat betreft deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die op 19 maart 2017 omstreeks 01.13 uur de bestuurder was van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] en dat hij tevoren alcoholhoudende drank (bier), GHB en speed had ingenomen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad niet in het bezit is van een geldig rijbewijs en met hoge snelheid heeft gereden.
Uit de overige bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende.
Op 19 maart 2017 omstreeks 01.13 uur reden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in een als zodanig herkenbaar dienstvoertuig over de Violierstraat in Almelo. De auto werd bestuurd door verbalisant [verbalisant 2] . Zij zagen op die Violierstraat een auto (Volkswagen Golf) rijden met het kenteken [kenteken 2] , waarvan hen bekend was dat deze auto mogelijk werd bestuurd door de hen ambtshalve bekende [verdachte] , van wie bekend was dat hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Teneinde de bestuurder van die auto te kunnen controleren op naleving van de Wegenverkeerswet werd een stopteken gegeven, maar de bestuurder voldeed daaraan niet. De bestuurder verhoogde zijn snelheid en bereikte binnen de bebouwde kom snelheden van 80 tot 100 km per uur. In de Rijnstraat kwam verdachte met zijn auto in botsing met een aldaar aan de linkerzijde van de weg geparkeerd staande auto. Verdachte reed vervolgens met volle snelheid weg en reed vervolgens met hoge snelheid door vele straten in Almelo. Zelfs in het centrum van Almelo - aangewezen als voetgangersgebied - vervolgde verdachte met hoge snelheid zijn weg. Bij de kruising van de Schuttenstraat met de Grotestraat liepen, op deze uitgaansavond, meerdere personen en zonder zijn snelheid te minderen naderde verdachte dat kruispunt en stak hij dit over. Enkele voetgangers, die zich op die kruising bevonden, sprongen aan de kant, terwijl één persoon die ook op de kruising stond en kennelijk de naderende auto niet had opgemerkt, door anderen werd weggetrokken.
Nadat verdachte met zijn auto op de Markstraat reed - met een nog steeds te hoge snelheid - lukte het verbalisant [verbalisant 2] om links naast de door verdachte bestuurde auto te gaan rijden en op dat moment stuurde verdachte plotseling sterk naar links. Door hard op de rem te trappen wist [verbalisant 2] een aanrijding met verdachte en een botsing met links van de weg staande woningen te voorkomen. Verdachte vervolgde zijn weg over de Deldensestraat en reed daar een stalen paal uit de grond. Vervolgens stopte verdachte zijn voertuig plotseling op de Violierstaat in Almelo. Verderop in die straat stond een opvallend dienstvoertuig met blauwe zwaailichten midden op de weg geparkeerd. Verbalisant [verbalisant 2] stopte het dienstvoertuig achter de auto van verdachte en vervolgens reed verdachte met zijn auto achterwaarts tegen de politieauto met daarin [verbalisant 2] en [verbalisant 1] aan.
Verdachte bleef gas geven, maar [verbalisant 2] trapte op de rem en de politieauto bleef op zijn plaats. Vervolgens reed verdachte (weer) met hoge snelheid weg en reed hij rakelings langs de midden op de Violierstraat staande politieauto. Verdachte vervolgde zijn weg met hoge snelheid over de Deldensestraat en zijn auto kwam, bij een drempel, met alle wielen los van het wegdek. Verdachte verloor de macht over het stuur en tenslotte kwam verdachte na het rammen van meerdere geparkeerd staande voertuigen tot stilstand.
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is vereist dat een bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden uitgevoerd. De wil van verdachte moet zijn gericht op het teweeg brengen van die vrees, de bedreigde moet weten van de bedreiging en de verdachte moet ook daar het opzet op hebben gehad.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat:
- verdachte na het negeren van een stopteken, met onverminderd hoge snelheid en derhalve op zeer onverantwoorde wijze door de bebouwde kom van Almelo heeft gereden, waarbij hij zelfs in het tijdens de uitgaansavond drukke voetgangersgebied in het centrum van Almelo geen gas heeft teruggenomen;
- verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs;
- verdachte ten tijde van het besturen van de auto onder invloed was van alcohol, GHB en speed;
- verdachte op het moment dat de politieauto naast hem reed bewust sterk naar links heeft gestuurd;
- verdachte op een later gelegen moment zijn auto plotsklaps tot stilstand heeft gebracht, waarna de achter hem rijdende politieauto ternauwernood kon stoppen;
- verdachte vervolgens zijn auto in de achteruit heeft gezet, achterwaarts tegen de politieauto aan is gereden en gas is blijven geven.
Gelet op al deze omstandigheden heeft bij de bedreigden de redelijke vrees kunnen ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door zonder in het bezit van een rijbewijs te zijn en onder invloed van alcohol en drugs, op de in de bewijsmiddelen omschreven wijze aan het verkeer deel te nemen, waarbij hij zijn auto in feite als wapen heeft gebruikt, de opzet gehad om de inzittenden van die andere auto (de hoofdagenten van politie) koste wat het kost van zich af te schudden en bij hen vrees op zware mishandeling teweeg te brengen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich op beide tenlastegelegde momenten schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling.
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Dat er een aanrijding tussen de door verdachte bestuurde auto en de politieauto heeft plaatsgevonden, staat niet ter discussie. Verdachte heeft vanaf het negeren van het stopteken getracht zich aan aanhouding te onttrekken. Hij heeft daartoe met hoge snelheden door (onder meer het voetgangersgebied) in het centrum van Almelo gereden en nadat zijn doorgang in de Violierstraat geblokkeerd leek, is hij plotseling gestopt om vervolgens achteruit tegen het dienstvoertuig te rijden en gas te blijven geven.
De rechtbank is van oordeel dat ook deze laatste actie onderdeel uitmaakte van zijn poging om zich aan zijn aanhouding te onttrekken, waarmee de opzet op in ieder geval beschadiging van de politieauto gegeven is. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij per ongeluk achteruit is gereden volstrekt ongeloofwaardig is en stelt deze verklaring ter zijde. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde bewezen.
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Verdachte heeft verklaard dat het heel goed zou kunnen dat hij zes auto’s heeft geraakt, maar dat hij niet heeft gemerkt dat hij in de Rijnstraat tegen een geparkeerde auto is gebotst.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen verklaard dat de auto van verdachte op de Rijnstraat uitbrak naar rechts, dat de bestuurder een correctie maakte naar links en dat hij, verbalisant, een klap hoorde en zag dat de voorkant van de door verdachte bestuurde auto tegen de geparkeerde auto aankwam, dat de geparkeerde auto door de klap heen en weer bewoog en dat verdachtes auto door de klap weer de weg op schoot. Afgaande op deze verklaring van verbalisant [verbalisant 1] en de aangifte van [naam 7] , staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte met de door hem bestuurde auto in de Rijnstraat in botsing is gekomen met een personenauto, merk Rover, toebehorende aan [naam 7] . Uit het proces-verbaal van bevindingen maakt de rechtbank op dat deze botsing met de nodige kracht gepaard is gegaan. Gelet daarop acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet gemerkt heeft dat hij in de Rijnstraat een botsing heeft veroorzaakt, volstrekt ongeloofwaardig en stelt zij deze verklaring ter zijde.
Verdachte is vervolgens doorgereden en is uiteindelijk op de Deldensestraat in botsing gekomen met meerdere auto’s, waarna hij te voet is gevlucht. De rechtbank acht bewezen dat verdachte op verschillende tijdstippen de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij schade aan een ander had toegebracht.
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde feit op grond van de in de bijlage vermelde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen op 19 maart 2017 te Almelo, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoofdagenten bij politie Oost-Nederland, telkens heeft bedreigd met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
-terwijl die [verbalisant 1] en die [verbalisant 2] naast hem reden met zijn auto sterk naar links gestuurd en is hij daardoor op die [verbalisant 1] en die [verbalisant 2] ingereden, en heeft hij daarmee die [verbalisant 1] en die [verbalisant 2] de weg afgesneden waarbij die [verbalisant 2] - die het dienstvoertuig bestuurde - sterk op de rem moest om een aanrijding te voorkomen
en is verdachte opzettelijk dreigend:
-met snelheid met zijn auto achteruit gereden en tegen het dienstvoertuig - waarin die [verbalisant 1] en die [verbalisant 2] zich bevonden - aangereden en is hij daarna gas blijven geven;
2.
hij op 19 maart 2017 te Almelo, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een dienstvoertuig van de politie Oost-Nederland, zijnde een Volkswagen Touran met kenteken [kenteken 1] , dat toebehoorde aan de politie Oost-Nederland, heeft beschadigd;
3.
hij, als degene door wiens gedraging telkens een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij telkens als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welke verkeersongevallen hadden plaatsgevonden in Almelo op/aan de Deldensestraat en de Rijnstraat, op meerdere tijdstippen op 19 maart 2017, telkens de plaats van vorenbedoelde ongevallen heeft verlaten, terwijl bij die ongevallen, naar hij telkens wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen, te weten aan [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] / [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] en [naam 7] , schade was toegebracht;
4.
hij op 19 maart 2017 te Almelo als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de wegen, de Violierstraat en de Berkelstraat en de Rijnstraat en de Windslaan en het Ganzediep en de Hanzelaan en de Hofstraat en de Hagenborgh en de Schuttenstraat en de Marktstraat en de Adadwarsstraat en de Sesastraat en de Bongerd en de Kolkstraat en de Bornerbroeksestraat en de Deldensestraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Wat betreft feit 1 is sprake van een kennelijke verschrijving, nu als bestuurder van de politieauto is vermeld [verbalisant 1] , terwijl uit het relaas van beide verbalisanten blijkt dat de bestuurder [verbalisant 2] is geweest. De rechtbank leest derhalve de zinsnede “waarbij die [verbalisant 1] - die het dienstvoertuig bestuurde” als “waarbij die [verbalisant 2] - die het dienstvoertuig bestuurde”.
Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 (feit 1) en 350 (feit 2) van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 7 (feit 3) en 107 (feit 4) van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling,
meermalen gepleegd;
feit 2het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijke enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3het misdrijf: overtreding van artikel 7 lid 1 onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
meermalen gepleegd;
feit 4de overtreding: overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde misdrijven tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Voor de onder 4 ten laste gelegde overtreding heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een hechtenis voor de duur van drie maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat bij een bewezenverklaring van feit 3 - en eventueel een gedeeltelijke bewezenverklaring van feit 1 - een gevangenisstraf van maximaal vier maanden op zijn plaats is. Wat betreft feit 4 heeft de raadsman verzocht te volstaan met drie weken hechtenis.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin staat, wat betreft feit 1, dat bij ‘inrijden op een persoon’ een gevangenisstraf van vier maanden past en dat die straf met 33% tot 100% kan worden verhoogd indien het wordt begaan tegen een politieagent. Voor de overige feiten zijn dergelijke oriëntatiepunten niet ontwikkeld. De rechtbank zoekt ten aanzien van die feiten aansluiting bij de straffen die over het algemeen voor vergelijkbare feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich op 19 maart 2017 schuldig gemaakt aan een drietal ernstige misdrijven.
Hij heeft, terwijl aan hem geen rijbewijs was verstrekt en hij onder invloed was van alcohol en drugs, zeer gevaarzettend rijgedrag vertoond. Verdachte is als bestuurder van een personenauto gevlucht voor de politie en hij heeft geen gehoor gegeven aan een hem (bij voortduring) gegeven stopteken. De politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verdachte gedurende circa tien minuten achtervolgd door de binnenstad, inclusief een voetgangersgebied, van Almelo, waarbij verdachte gedurende de gehele achtervolging met onverantwoord hoge snelheid heeft gereden. Op het moment dat de verbalisanten met hun auto probeerden verdachte te passeren (in de Marktstraat) stuurde verdachte plotseling sterk naar links. Het is slechts aan de professionaliteit en de stuurmanskunst van de verbalisant [verbalisant 2] te danken dat er geen aanrijding tussen beide voertuigen heeft plaatsgevonden en/of dat de beide verbalisanten in hun dienstauto niet tegen een muur van een dicht aan de straat staande woning zijn gebotst, met alle mogelijke gevolgen van dien. Verdachte heeft aldus welbewust geprobeerd beide verbalisanten in hun auto van de weg te rammen. Deze situatie hebben beide verbalisanten als zeer bedreigend ervaren, hetgeen ook blijkt uit de ter zitting doorgenomen schriftelijke slachtofferverklaringen. Daaruit blijkt eveneens de grote angst die beiden hebben gehad voor de gezondheid en veiligheid van de (met name) in het voetgangersgebied aanwezige burgers.
Bovendien heeft verdachte de door de verbalisant [verbalisant 2] bestuurde politieauto beschadigd door bewust achterwaarts tegen die auto te botsen, hetgeen voor een tweede keer een zeer bedreigende situatie voor de verbalisanten tot gevolg heeft gehad, en heeft hij plaatsen waar hij een botsing veroorzaakte met andere auto’s verlaten. Slechts door een volstrekt onverantwoorde actie van verdachte (het met grote snelheid rijden over een drempel, waarbij alle wielen los van het wegdek kwamen, gevolgd door een botsing met meerdere auto’s) werd het hem onmogelijk gemaakt verder te rijden. Zelfs daarna probeerde verdachte nog te voet uit handen te blijven van de politie. Uit de gedragingen van verdachte blijkt dat hij geen enkel respect heeft voor het openbaar gezag en dat hij zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de gevolgen die zijn handelen voor de gezondheid en veiligheid van medeweggebruikers, dan wel hun eigendommen zouden kunnen hebben. Het is een wonder dat zich die avond geen ongelukken hebben voorgedaan waarbij personen letsel hebben opgelopen.
Verdachte heeft een 24 pagina’s tellend uittreksel uit de justitiële documentatie. Daaruit blijkt dat hij al vele malen is veroordeeld, onder meer ter zake het rijden onder invloed van drugs, uitoefenen van geweld tegen politiemensen, diefstallen met geweld, het in gevaar brengen van de verkeersveiligheid en het rijden zonder rijbewijs.
Omtrent verdachte heeft [naam 8] van het Leger des Heils op 20 maart 2017 een vroeghulpformulier opgemaakt, in welk formulier onder meer staat vermeld dat verdachte zelf geen problemen ervaart die behandeling behoeven en dat hij weinig verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor zijn eigen gedrag. Hij legt de oorzaken van problemen bij anderen en bagatelliseert zijn delictgedrag.
Verdachte heeft medewerking aan de rapportage van drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog, geweigerd. De psycholoog heeft vermeld dat behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden in de afgelopen jaren tweemaal is opgelegd maar niet of nauwelijks van de grond is gekomen. Er wordt gesproken over hardnekkige verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de op te leggen straffen acht geslagen op de inhoud van het vroeghulpformulier en de rapportage van drs. J.P.M. van der Leeuw.
Gelet op de ernst van de feiten, het gevaar dat verdachte voor anderen heeft veroorzaakt, het gegeven dat hij ondanks diverse eerdere veroordelingen wederom onder invloed van diverse middelen en zonder rijbewijs heeft deelgenomen aan het verkeer, geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en het gegeven dat hij niet intrinsiek gemotiveerd lijkt om in behandeling te gaan om te leren andere keuzes te maken, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur de enige passende straf is. De rechtbank zal verdachte daarom voor de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, en voor het onder 4 bewezenverklaarde feit tot een hechtenis van zes weken.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van telkens € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat telkens uit de post immateriële schade.
De politie eenheid Oost-Nederland, gevestigd te Apeldoorn, met als gemachtigde [verbalisant 3] (en ter zitting de gemachtigde [verbalisant 4] ), heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 4.349,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schade aan dienstvoertuig met kenteken [kenteken 1] : € 2.286,48;
- schade aan dienstvoertuig met kenteken [kenteken 3] : € 2.062,58.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vorderingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in zijn geheel en de vordering van de politie eenheid Oost-Nederland tot een bedrag van € 2.286,48, zijnde de schade aan de politieauto met het kenteken [kenteken 1] dienen te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij vrijspraak de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Indien geen vrijspraak volgt, heeft de raadsman zich voor wat betreft de civiele vorderingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De politie eenheid Oost-Nederland dient hoe dan ook in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien die vordering onvoldoende is onderbouwd, ook gelet op de omstandigheid dat de schade mogelijkerwijs door Leaseplan kan of zal zijn vergoed.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . De opgevoerde schadepost van beiden is niet betwist en is voldoende onderbouwd en aannemelijk, telkens tot na te melden bedrag, mede gelet op bedragen die zijn toegekend in soortgelijke strafzaken.
De rechtbank zal het door beiden gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van
€ 400,00, telkens te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voor het overige telkens in hun vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen kunnen de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij de politie eenheid Oost-Nederland. De opgevoerde schadepost voor wat betreft de schade aan de Volkswagen Touran met het kenteken
[kenteken 1] , zijnde het voertuig dat bestuurd werd door de verbalisant [verbalisant 2] , is voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ter zitting heeft de gemachtigde [verbalisant 4] verklaard dat, gelet op het contract tussen de leasemaatschappij en de politie Nederland, schades aan dienstvoertuigen voor rekening van de politie komen en niet door de leasemaatschappij worden vergoed. De thans gevorderde schade is, aldus de gemachtigde, dan ook betaald door de politie. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van die verklaring en zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.286,48, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de politie Oost-Nederland voor het overige deel van € 2.062,58 in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu niet is komen vast te staan dat de schade aan het dienstvoertuig met kenteken [kenteken 3] rechtstreekse schade op grond van één van de bewezenverklaarde feiten betreft. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 aan [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en door feit 2 aan de politie eenheid
Oost-Nederland is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de door de politierechter in deze rechtbank op 19 mei 2016 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, ten uitvoer wordt gelegd. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zich binnen de aan die veroordeling gekoppelde proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14g, 27, 57, 62 en 91 Sr en op de artikelen 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling,
meermalen gepleegd;
feit2 het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijke enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3het misdrijf: overtreding van artikel 7 lid 1 onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
meermalen gepleegd;
feit 4de overtreding: overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde;
straf: wat betreft de feiten 1, 2 en 3:
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twaalf (12) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
straf: wat betreft feit 4:
- veroordeelt verdachte tot hechtenis voor de duur van
zes (6) weken;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en de politie eenheid Oost-Nederland voor een deel van respectievelijk € 200,00, € 200,00 en € 2.062,58 niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, en dat de benadeelde partijen hun vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2017;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] van een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2017;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij de politie eenheid Oost-Nederland van een bedrag van € 2.286,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en politie eenheid Oost-Nederland gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invorderingen;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 400,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2017 ten behoeve van de benadeelde [verbalisant 1] , met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van respectievelijk
8 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 400,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2017 ten behoeve van de benadeelde [verbalisant 2] , met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
8 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.286,48,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2017 ten behoeve van de benadeelde politie eenheid Oost-Nederland, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van respectievelijk
30 dagenzal worden toegepast.
Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partijen het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 19 mei 2016 met parketnummer 08/051584-16 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
twee (2) weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en
mr. A.A. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 maart 2017 omstreeks 1.13 uur was ik de bestuurder van de Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 2] . Ik had tevoren alcoholhoudende drank (bier), GHB en speed ingenomen. Ik ben niet in het bezit van een geldig rijbewijs.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met registratienummer 2017124691. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Z1 pag. 2-4: het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [verbalisant 1] zakelijk weergegeven:
Ik ben als hoofdagent werkzaam bij de politie Oost-Nederland. Op zondag 19 maart 2017 had ik nachtdienst. Omstreeks 1:13 uur zat ik als bijrijder in een opvallende politieauto die bestuurd werd door mijn collega [verbalisant 2] . We reden op de Violierstraat te Almelo.
Op dat moment zagen we een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kleur grijs,
voorzien van het kenteken [kenteken 2] . We wisten dat de aandacht werd gevraagd voor die auto en de inzittenden daarvan. Als gebruiker van die auto was genoemd [verdachte] . We wilden de auto controleren en we gaven een stopteken met de verlichte transparant van ons dienstvoertuig. De bestuurder voldeed niet daaraan. Korte tijd daarna verhoogde de bestuurder zijn snelheid en er ontstond een achtervolging. Op de Violierstraat bereikte de bestuurder een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur. Ik zag dat toen ik op de snelheidsmeter van onze auto keek. We hadden op dat moment dezelfde snelheid als die auto. Tijdens de achtervolging door deze wijk verloor de bestuurder de macht over het stuur toen hij reed over de Rijnstraat. Hij kwam met zijn auto in aanrijding met een geparkeerde auto. Op een gegeven moment reed de bestuurder in de richting van het centrum van Almelo. Hij volgde daarbij de route: Violierstraat, Berkelstraat, Rijnstraat, Windslaan, Ganzediep, Hanzelaan, Hofstraat, Hagenborgh, Schuttenstraat, Marktstraat, Adadwarsstraat, Sesastraat, Bongerd, Kolkstraat, Bornerbroeksestraat en daarna via de Violierstraat terug in de richting van de wijk “De Riet”.
In het centrum van Almelo is de Schuttenstraat aangewezen als voetgangersgebied. De bestuurder reed met hoge snelheid over de Schuttenstraat. Ik schat zijn snelheid op dat moment tussen de 60 km en 80 km per uur. Voor mijn gevoel ben ik nu aan de voorzichtige kant en ik denk dat hij zelfs nog sneller reed. Korte tijd daarna reden we over de Marktstraat. Deze straat is wat breder. Er stonden wel hier en daar geparkeerde auto’s. Collega [verbalisant 2] ging links naast de Volkswagen rijden. We reden toen met een snelheid van ongeveer 60 a 70 km per uur. Op het moment dat we naast deze auto reden keek ik naar de bestuurder. Ik zag toen dat hij in onze richting keek en op dat moment kennelijk opzettelijk sterk naar links stuurde en op ons inreed. Hij reed helemaal naar de linkerzijde van de rijbaan en sneed ons daarmee de pas af. Collega [verbalisant 2] moest vol op de rem om een aanrijding te voorkomen. Als dat niet gelukt zou zijn dan was de kans groot geweest dat we links tegen een muur van daar staande woningen zouden zijn gereden. Deze woningen staan heel dicht bij de rijbaan.
Ik acht het zeer aannemelijk dat we daarbij gewond hadden kunnen raken of ernstiger.
Op de Violierstraat remde de bestuurder op een gegeven moment voluit. Ik vermoed dat hij remde omdat verderop opvallende politieauto’s midden op de rijbaan stonden met blauwe zwaailampen aan. Collega [verbalisant 2] bracht ons dienstvoertuig tot stilstand op ongeveer 5 a 10 meter achter de Volkswagen. Door op die manier voluit te remmen door de bestuurder van de Volkswagen bestond voor ons al het risico dat we in aanrijding konden komen met die auto. Gelukkig kwamen we op tijd tot stilstand. Daarna hoorde ik dat de bestuurder vol gas gaf. Ik zag dat de achteruitrijlampen aan gingen. Daarna reed hij met volle acceleratie achteruit en botste bij tegen de voorzijde van ons dienstvoertuig. Daarna bleef hij vol gas geven en toen hij niet verder kwam ging hij van het gas af. Hij reed toen nog een keer met zeer hoge snelheid weg.
Z1 pag. 5-7: het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:
Ik ben als hoofdagent werkzaam bij de politie Oost-Nederland. Op zondag 19 maart 2017 omstreeks 1:13 uur was ik als zodanig werkzaam in Almelo. Ik was de bestuurder van een opvallend dienstvoertuig en mijn bijrijder was mijn collega [verbalisant 1] .
Wij reden op de Violierstraat te Almelo. We zagen toen een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [kenteken 2] . In deze auto zaten 3 inzittenden. We wilden de inzittenden van de auto controleren en gaven daartoe een stopteken met de verlichte transparant aan de voorzijde van ons dienstvoertuig. De bestuurder verhoogde zijn snelheid en er ontstond een achtervolging die ging vanaf
de Violierstraat en hij reed rond in de wijk “De Riet” in het gebied tussen de Violierstraat, Bornsestraat, Hoornbladstraat en de Rietstraat. Tijdens deze achtervolging kon ik in een bocht in de auto kijken. Ik zag toen dat de bestuurder de mij bekende [verdachte] was. Het zijn allemaal straten gelegen binnen de bebouwde kom van Almelo. Op de genoemde wegen geldt een maximum snelheid van 50 km per uur. Het binnengebied daarvan kent een maximum snelheid van 30 km per uur. Bij deze achtervolging werden snelheden bereikt oplopend tot ongeveer 70 kilometer per uur en op een gegeven moment op een doorgaande weg tot 100 km per uur. Op een gegeven moment verliet de bestuurder dit gebied en hij reed toen met hoge snelheid in de richting van het centrum van Almelo. Hij volgde daarbij de volgende wegen: Violierstraat, Berkelstraat, Rijnstraat, Windslaan, Ganzediep, Hanzelaan, Hofstraat, Hagenborgh, Schuttenstraat, Marktstraat, Adadwarsstraat, Sesastraat, Bongerd, Kolkstraat, Bornerbroeksestraat, Violierstraat en toen terug de wijk “De Riet” in. De Schuttestraat is aangewezen als voetgangersgebied en ik zag dat er op dat moment minimaal 30 mensen liepen op en nabij het kruispunt Schuttestraat-Grotestraat. De bestuurder reed op dat moment met een snelheid van ongeveer 70 a 80 km per uur. Ik zag dat zeker 10 mensen aan de kant sprongen en zichzelf in veiligheid brachten. Op de Marktstraat reden we het centrum weer uit. Deze straat is wat breder. Ik verhoogde mijn snelheid en ging links naast de bestuurder rijden. We reden op dat moment met een snelheid van ongeveer 60 km per uur. Ik keek naar de bestuurder toen ik naast hem reed. Ik zag toen dat hij plotseling zijn stuur scherp naar links stuurde, waardoor hij ons voluit de weg afsneed. Om een aanrijding te voorkomen was ik genoodzaakt om voluit te remmen. Als het me niet gelukt zou zijn die aanrijding te voorkomen dan waren de gevolgen mogelijk ernstig geweest. Het is volgens mij niet ondenkbaar dat wij dan tegen een gevel van een woning zouden zijn gereden. Daarna ging de achtervolging verder. Op de Deldensestraat reed hij een stalen paal uit de grond en korte tijd later ging de bestuurder vol op de rem. Ik vermoed dat hij dat deed omdat verderop de weg was afgezet door de politie. Ik remde ook en ik bracht ons dienstvoertuig tot stilstand tot op een afstand van ongeveer 10 meter achter zijn auto. Op dat moment zag ik dat de bestuurder de auto in de achteruit zette. Ik zag de achteruitverlichting branden. Ik hoorde dat de motor veel toeren maakte en toen hij achteruit reed hoorde ik het geluid van piepende banden. Hij klapte vervolgens met de achterzijde van zijn auto tegen de voorzijde van onze auto. Het was een harde klap en ik schrok daarvan. Ik vermoed dat hij probeerde onze auto aan de kant te rammen om nog weg te kunnen komen. Nadat hij in aanrijding was gekomen zag en hoorde ik dat hij vol gas bleef geven.
Z1 pag. 8-9: het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [naam 1]:
Ik doe aangifte van doorrijding na aanrijding cq vernieling van mijn personenauto.
Ik ben eigenaar van een Renault Kangoo, voorzien van het kenteken [kenteken 4] .
Vrijdagmiddag 17 maart 2017 heb ik mijn personenauto voor de woning geparkeerd, met de voorzijde in de richting van de Biezenstraat. Dit was ter hoogte van perceel Deldensestraat 23 te Almelo. De auto was onbeschadigd. Mijn auto is in de nacht van zaterdag 18 op zondag 19 maart 2017 fors beschadigd. De veroorzaker is na de aanrijding doorgereden en heeft geen gegevens achtergelaten.
Z1 pag. 10-11: het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [naam 2]:
Ik doe aangifte van doorrijding na aanrijding cq vernieling van mijn personenauto.
Ik ben eigenaar van een Daihatsu Sirion, voorzien van het kenteken [kenteken 5] .
Zaterdagmiddag 18 maart 2017 heb ik mijn personenauto voor de woning geparkeerd, met de voorzijde in de richting van de Biezenstraat. Dit was ter hoogte van perceel Deldensestraat 23 te Almelo. De auto was onbeschadigd. Mijn auto is in de nacht van zaterdag 18 op zondag 19 maart 2017 fors beschadigd. De veroorzaker is na de aanrijding doorgereden en heeft geen gegevens achtergelaten.
Z1 pag. 12-13: het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [naam 3]:
Ik doe aangifte van doorrijding na aanrijding cq vernieling van een personenauto. Ik ben bestuurder van een Volvo V40, voorzien van het kenteken [kenteken 6] . De personenauto
is eigendom van [naam 4] te Breda. Zaterdagavond 18 maart 2017 heb ik de personenauto tegenover mijn woning geparkeerd, met de voorzijde in de richting van de Biezenstraat. Dit was tegenover perceel Deldensestraat 23 te Almelo. De auto was onbeschadigd. Mijn auto is in de nacht van zaterdag 18 op zondag 19 maart 2017 fors beschadigd. Ik zag dat in ieder geval de voorzijde van de auto fors beschadigd was.
De veroorzaker is na de aanrijding doorgereden en heeft geen gegevens achtergelaten.
Z1 pag. 14-15: het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [naam 5]:
Ik doe aangifte van doorrijding na aanrijding cq vernieling van mijn personenauto.
Ik ben eigenaar van een Volkswagen Passat, voorzien van het kenteken [kenteken 7] .
Zaterdagmiddag 18 maart 2017 heb ik mijn personenauto voor de woning geparkeerd, met de voorzijde in de richting van de Violierstraat. Dit was ter hoogte van perceel Deldensestraat 21 te Almelo. De auto was onbeschadigd. Mijn auto is in de nacht van zaterdag 18 op zondag 19 maart 2017 fors beschadigd. Ik zag dat de auto een stuk was opgeschoven, de voorzijde was ingeklapt en de rechterzijde (aan de achterkant) fors beschadigd was. De veroorzaker is na de aanrijding doorgereden en heeft geen gegevens achtergelaten.
Z1 pag. 16-17: het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [naam 6]:
Ik doe aangifte van doorrijding na aanrijding c.q. vernieling van een personenauto.
Ik ben eigenaar van een Toyota Starlet, voorzien van het kenteken [kenteken 8] .
Vrijdagavond 17 maart 2017 heb ik mijn personenauto tegenover mijn woning, Deldensestraat 52, geparkeerd, met de voorzijde in de richting van de Violierstraat.
De auto was onbeschadigd. De auto is in de nacht van zaterdag 18 op zondag 19 maart fors beschadigd. Ik zag dat in ieder geval de voorzijde, alsmede het rechter spatbord fors
beschadigd was. De veroorzaker is na de aanrijding doorgereden en heeft geen gegevens achtergelaten.
Z1 pag. 18-19: het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [naam 7]:
Ik doe aangifte van doorrijding na aanrijding cq vernieling van mijn personenauto.
Ik ben eigenaar van een Rover, voorzien van kenteken [kenteken 9] . Zaterdagmiddag heb ik mijn personenauto aan de Rijnstraat in Almelo geparkeerd, met de voorzijde in richting Rijnstraat. Dit was ter hoogte van Appartementencomplex Residentie Buitenzorg aan de Rijnstraat in Almelo. De auto was onbeschadigd. Mijn auto is in de nacht van zaterdag 18 op zondag 19 maart 2017 fors beschadigd. De veroorzaker is na de aanrijding doorgereden en heeft geen gegevens achtergelaten.
Z1 pag. 20-21A: het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van vernieling van een dienstvoertuig welke eigendom is van politie Nederland. Als gevolg van deze vernieling is er totaal voor 2286,48 euro aan schade ontstaan aan ons dienstvoertuig met als kenteken [kenteken 1] . Op zondag 19 maart 2017 omstreeks 1:13 uur was ik verbalisant in uniform gekleed en met de surveillance in Almelo belast. Ik deed dienst samen met mijn collega [verbalisant 1] . Wij maakten gebruik van een opvallend dienstvoertuig voorzien van liet kenteken [kenteken 1] . Wij reden op de Violierstraat in Almelo toen ik zag dat er voor ons een Volkswagen voorzien van het kenteken [kenteken 2] de weg opdraaide. Kort daarop herkende ik de bestuurder als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Er ontstond een achtervolging door de wijk De Riet en het centrum van Almelo. Op het moment dat wij achter verdachte [verdachte] reden op de Deldensestraat in de richting van de Violierstraat zag ik dat verdachte [verdachte] zijn voertuig plotseling tot stilstand bracht. Ik remde ons dienstvoertuig ook af tot stilstand. Ik zag dat verdachte [verdachte] toen zijn auto in de achteruit zette en ik zag en hoorde dat de motor van zijn voertuig op dat moment veel toeren
begon te maken en dat zijn voertuig versnelde en achteruit tegen de voorzijde van ons
dienstvoertuig reed. Ik hoorde een harde klap. Ik zag dat er schade was ontstaan aan de voorzijde van ons dienstvoertuig. Deze schade moet zijn veroorzaakt door de aanrijding, want bij aanvang van mijn dienst heb ik ons dienstvoertuig volledig gecontroleerd en geconstateerd dat deze in onbeschadigde en complete staat was. Ook in de tijd van ingebruikname van ons dienstvoertuig tot aan de aanrijding is er verder niets gebeurd dat die schade kan hebben veroorzaakt.
Z1 pag. 31-34: het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 1] , voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op zondag 19 maart 2017 was ik verbalisant [verbalisant 1] samen met collega [verbalisant 2] belast met de beschikbaarheidsdienst in Almelo. Wij waren gekleed in uniform en reden in een opvallend dienstvoertuig. Collega [verbalisant 2] bestuurde het voertuig. Omstreeks 1:10 uur reden wij verbalisanten op de Violierstraat. Ik verbalisant zag een oud type Volkswagen Golf rijden. Toen wij verbalisanten dichterbij het voertuig kwamen zag ik het kenteken van het voertuig. Het voertuig was gekentekend [kenteken 2] . Ik verbalisant sloeg toen onmiddellijk aan op het kenteken. In verband met mijn werkzaamheden als screener is dit kenteken namelijk afgelopen week voorbij gekomen in verband met een aanrijding met doorrijding. Het was mij ambtshalve bekend dat bij dit voertuig de mij ambtshalve bekende [verdachte] was genoemd als mogelijke bestuurder. Op het moment dat wij, verbalisanten, de bestuurder van het voertuig een stopteken gaven, zag ik, verbalisant, dat het voertuig niet stopte.
Op de Hoornbladstraat zag en voelde ik dat wij snelheid moesten maken omdat het voertuig vaart maakte. Hierop hebben wij de optische en geluidsignalen aangezet.
Het was mij op dat moment duidelijk dat de bestuurder van het voertuig niet voornemens was te stoppen en probeerde er tussenuit te komen. De auto reed vervolgens weer richting de Violierstraat en sloeg kort daarop linksaf de Rijnstraat in. Het lukte mij toen om op de snelheidsmeter van het dienstvoertuig te kijken. Ik zag dat de snelheid rond de 100 kilometer per uur lag. Op het moment dat het voertuig de Rijnstraat in reed, zag ik dat de achterkant van de auto uitbrak naar rechts. Ik hoorde een klap en zag dat de voorkant van de auto tegen een geparkeerde auto aan kwam. Ik zag dat de geparkeerde auto door de klap heen en weer bewoog en dat de auto waar wij achteraan reden door deze klap weer de weg op schoot. Vervolgens reed de auto met hoge snelheid door.
Op de Marktstraat is er nog een moment geweest dat wij praktisch links naast het voertuig reden. Echter op dat moment maakte de bestuurder een forse stuurbeweging naar links, dus richting ons dienstvoertuig. De stuurbeweging kwam plotseling en onverwachts. Ik zag geen weg naar links of een obstakel die aanleiding gaf voor de bestuurder om naar links te sturen. .
Ik zag dat het voertuig in de richting van de Violierstraat reed en uiteindelijk halverwege de Deldensestraat stopte. Ik zag dat er aan het einde van de Deldensestraat, op de kruising met de Violierstraat, een dienstvoertuig stond. Ik zag, dat de bestuurder stopte op het midden van de Deldensestraat. Wij stopten vervolgens vlak achter de auto. Ik hoorde dat de bestuurder van het voertuig gas gaf en dat de auto achteruit kwam. Op dat moment ging alles echt enorm snel. Het voertuig kwam vervolgens met een harde klap tegen ons voertuig aan. Ik hoorde dat de bestuurder van het voertuig constant gas bleef bij geven. Ik zag dat hij vervolgens vooruit reed. Ik hoorde dat hij weer gas gaf en zag dat de auto naar voren schoot.
Het voertuig maakte snelheid en bleef deze verhogen. De bestuurder naderde de twee drempels die bij de kruising Deldensestraat/Violierstraat lagen. Ik zag dat de bestuurder bij de tweede drempel met zoveel snelheid over de drempel reed dat hij letterlijk los kwam van de grond. Het volgende moment zag ik dat de auto vol tegen een geparkeerd voertuig reed en als het ware een kwartslag draaide waardoor het voertuig met de voorkant in onze richting kwam te staan. De auto had nog wel steeds behoorlijk wat snelheid waardoor hij met de achterzijde van het voertuig tegen twee andere geparkeerde voertuigen kwam.
Vervolgens zijn mijn collega en ik uitgestapt. Ik liep naar de bestuurderszijde van het voertuig. Ik zag dat de bestuurder op dat moment van de bestuurdersstoel af kwam en naast het voertuig ging staan. Ik herkende de man op dat moment als de mij ambtshalve bekende
[verdachte] , geboren [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] . Ik zag dat de bestuurder hard wegrende.
Z1 pag. 35-39: het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 2] , voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op zondag 19 maart 2017 was ik verbalisant in uniform gekleed. Ik was in dienst samen
met mijn collega [verbalisant 1] . Wij maakten gebruik van een opvallend dienstvoertuig en waren belast met de surveillance in de gemeente Almelo. Omstreeks 1:13 uur reden wij op de Violierstraat in Almelo en zag ik voor mij een Volkswagen Golf type 3 rijden. Ik zag dat deze Golf was voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Ik wist dat deze Golf op onze
operationele briefing werd genoemd, en dat daarbij gemeld werd dat dit voertuig
mogelijk zou worden bestuurd door de mij ambtshalve bekende [verdachte] .
Ik ken [verdachte] ambtshalve omdat ik hem meerdere keren staande heb gehouden en ook met
hem heb gevochten. Het is mij ambtshalve ook bekend dat [verdachte] zeer actieve veelpleger
is, dat hij niet in het bezit is van een geldig rijbewijs en dat hij regelmatig onder invloed van drugs en/of alcohol als bestuurder aan het verkeer deelneemt, of dat hij in het bezit is van drugs. Het is mij ook ambtshalve bekend dat [verdachte] altijd probeert te vluchten of vechten bij een staande- of aanhouding. Ik gaf de bestuurder van de genoemde Golf een stopteken middels het op het dak van mijn dienstvoertuig aanwezige transparant. Dit deed ik omdat ik de bestuurder van de Golf wilde controleren op naleving van de Wegenverkeerswet. Ik zag dat de Golf de Klimopstraat in reed en dat deze voor ons uit bleef rijden. Toen de Golf rechtsaf de Hoornbladstraat in reed kon ik schuin door de auto kijken. Ik zag toen dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] de bestuurder van de Golf was. Ik herkende hem direct.
Op dat moment zag ik dat de Golf versnelde en dat bestuurder [verdachte] niet voldeed aan het door mij gegeven stopteken.
Op een gegeven moment reden wij vanaf de Violierstaat de Berkelstraat op en linksaf de Rijnstraat in. Ik zag toen dat [verdachte] de macht over het stuur verloor en met de linkerzijde van de Golf tegen een daar aan de linkerzijde van de straat geparkeerde auto botste. Ik zag dat de Golf niet stopte en gewoon op volle snelheid door reed. Toen wij de Marktstraat in reden lukte het mij om met mijn dienstvoertuig links naast de Golf te gaan rijden. Op dat moment
zag ik dat [verdachte] een felle ruk aan zijn stuur gaf en zag ik dat de Golf fel naar links trok en mij afsneed. Ik moest hierdoor hard remmen om een aanrijding te voorkomen.
Vervolgens reden wij weer naar de wijk waar de achtervolging was begonnen en ik zag
dat wij kriskras door de wijk heen reden. Zoals gezegd bleef de snelheid onverantwoord hoog en kwam de Golf bij elke drempel steeds los en sloegen de vonken onder de auto vandaan bij het landen. Ik zag verderop op de Violierstraat een opvallend dienstvoertuig staan met de blauwe zwaailichten aan. Wij reden achter de Golf in die richting. Ik zag dat [verdachte] plotseling hard remde en de Golf volledig tot stilstand bracht. Ik bracht mijn dienstvoertuig ook tot volledige stilstand op enkele meters achter de Golf. Direct daarop zag ik dat de Golf met hoge snelheid achteruit reed en ik zag, hoorde, en voelde dat de Golf met de achterzijde op de voorzijde van ons dienstvoertuig klapte. Ik hoorde dat [verdachte] gas bleef geven met de Golf. Ik schrok hier heel erg van. Gezien de feiten en omstandigheden was ik er van overtuigd dat [verdachte] helemaal gek geworden was en dat hij mijn collega’s en mij dood zou rijden. Nog voor ik uit kon stappen zag ik dat [verdachte] de Golf weer vooruit weg liet rijden. Ik zag dat de snelheid weer razend snel opliep en dat wij richting mijn collega’s op de Violierstraat reden. Toen wij dichterbij kwamen zag ik dat er een opening links achter het dienstvoertuig van mijn collega’s was. Blijkbaar had [verdachte] dat ook gezien want ik zag dat hij vol gas links achter dat dienstvoertuig langs reed en de Violierstraat rechtdoor overstak, verder over de Deldensestraat. Omdat de snelheid zo hoog lag zag ik dat de Golf wederom los kwam van de drempels en dat de vonken onder auto vandaan spatten. Ik zag dat de Golf scheef op de grond terecht kwam en dat [verdachte] de macht over het stuur van de Golf verloor.
Ik zag dat de Golf aan de linkerzijde van de straat een geparkeerde auto raakte en
daarna vervolgens nog een auto. Dat ging zo hard dat ik zag dat de Golf ongeveer 1,5
meter omhoog vloog, 180 graden omdraaide en daar tegen wederom een geparkeerde blauwe
auto tot stilstand kwam. Ik zag overal glas en auto onderdelen liggen. Ik zag dat de
Golf aan de voorzijde helemaal in elkaar zat. Ik zag dat [verdachte] achter het stuur zat.
[verdachte] rukte zich los. Ik zag vervolgens dat [verdachte] wegrende.
P pag. 20: het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 20 maart 2017, voor zover inhoudende:
V: Tijdens de rit zijn er 6 auto’s beschadigd. Wat kun je daarover verklaren?
A: Dat zou heel goed kunnen.