4.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die op 19 maart 2017 omstreeks 01.13 uur de bestuurder was van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] en dat hij tevoren alcoholhoudende drank (bier), GHB en speed had ingenomen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad niet in het bezit is van een geldig rijbewijs en met hoge snelheid heeft gereden.
Uit de overige bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende.
Op 19 maart 2017 omstreeks 01.13 uur reden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in een als zodanig herkenbaar dienstvoertuig over de Violierstraat in Almelo. De auto werd bestuurd door verbalisant [verbalisant 2] . Zij zagen op die Violierstraat een auto (Volkswagen Golf) rijden met het kenteken [kenteken 2] , waarvan hen bekend was dat deze auto mogelijk werd bestuurd door de hen ambtshalve bekende [verdachte] , van wie bekend was dat hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Teneinde de bestuurder van die auto te kunnen controleren op naleving van de Wegenverkeerswet werd een stopteken gegeven, maar de bestuurder voldeed daaraan niet. De bestuurder verhoogde zijn snelheid en bereikte binnen de bebouwde kom snelheden van 80 tot 100 km per uur. In de Rijnstraat kwam verdachte met zijn auto in botsing met een aldaar aan de linkerzijde van de weg geparkeerd staande auto. Verdachte reed vervolgens met volle snelheid weg en reed vervolgens met hoge snelheid door vele straten in Almelo. Zelfs in het centrum van Almelo - aangewezen als voetgangersgebied - vervolgde verdachte met hoge snelheid zijn weg. Bij de kruising van de Schuttenstraat met de Grotestraat liepen, op deze uitgaansavond, meerdere personen en zonder zijn snelheid te minderen naderde verdachte dat kruispunt en stak hij dit over. Enkele voetgangers, die zich op die kruising bevonden, sprongen aan de kant, terwijl één persoon die ook op de kruising stond en kennelijk de naderende auto niet had opgemerkt, door anderen werd weggetrokken.
Nadat verdachte met zijn auto op de Markstraat reed - met een nog steeds te hoge snelheid - lukte het verbalisant [verbalisant 2] om links naast de door verdachte bestuurde auto te gaan rijden en op dat moment stuurde verdachte plotseling sterk naar links. Door hard op de rem te trappen wist [verbalisant 2] een aanrijding met verdachte en een botsing met links van de weg staande woningen te voorkomen. Verdachte vervolgde zijn weg over de Deldensestraat en reed daar een stalen paal uit de grond. Vervolgens stopte verdachte zijn voertuig plotseling op de Violierstaat in Almelo. Verderop in die straat stond een opvallend dienstvoertuig met blauwe zwaailichten midden op de weg geparkeerd. Verbalisant [verbalisant 2] stopte het dienstvoertuig achter de auto van verdachte en vervolgens reed verdachte met zijn auto achterwaarts tegen de politieauto met daarin [verbalisant 2] en [verbalisant 1] aan.
Verdachte bleef gas geven, maar [verbalisant 2] trapte op de rem en de politieauto bleef op zijn plaats. Vervolgens reed verdachte (weer) met hoge snelheid weg en reed hij rakelings langs de midden op de Violierstraat staande politieauto. Verdachte vervolgde zijn weg met hoge snelheid over de Deldensestraat en zijn auto kwam, bij een drempel, met alle wielen los van het wegdek. Verdachte verloor de macht over het stuur en tenslotte kwam verdachte na het rammen van meerdere geparkeerd staande voertuigen tot stilstand.
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is vereist dat een bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden uitgevoerd. De wil van verdachte moet zijn gericht op het teweeg brengen van die vrees, de bedreigde moet weten van de bedreiging en de verdachte moet ook daar het opzet op hebben gehad.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat:
- verdachte na het negeren van een stopteken, met onverminderd hoge snelheid en derhalve op zeer onverantwoorde wijze door de bebouwde kom van Almelo heeft gereden, waarbij hij zelfs in het tijdens de uitgaansavond drukke voetgangersgebied in het centrum van Almelo geen gas heeft teruggenomen;
- verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs;
- verdachte ten tijde van het besturen van de auto onder invloed was van alcohol, GHB en speed;
- verdachte op het moment dat de politieauto naast hem reed bewust sterk naar links heeft gestuurd;
- verdachte op een later gelegen moment zijn auto plotsklaps tot stilstand heeft gebracht, waarna de achter hem rijdende politieauto ternauwernood kon stoppen;
- verdachte vervolgens zijn auto in de achteruit heeft gezet, achterwaarts tegen de politieauto aan is gereden en gas is blijven geven.
Gelet op al deze omstandigheden heeft bij de bedreigden de redelijke vrees kunnen ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door zonder in het bezit van een rijbewijs te zijn en onder invloed van alcohol en drugs, op de in de bewijsmiddelen omschreven wijze aan het verkeer deel te nemen, waarbij hij zijn auto in feite als wapen heeft gebruikt, de opzet gehad om de inzittenden van die andere auto (de hoofdagenten van politie) koste wat het kost van zich af te schudden en bij hen vrees op zware mishandeling teweeg te brengen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich op beide tenlastegelegde momenten schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling.
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Dat er een aanrijding tussen de door verdachte bestuurde auto en de politieauto heeft plaatsgevonden, staat niet ter discussie. Verdachte heeft vanaf het negeren van het stopteken getracht zich aan aanhouding te onttrekken. Hij heeft daartoe met hoge snelheden door (onder meer het voetgangersgebied) in het centrum van Almelo gereden en nadat zijn doorgang in de Violierstraat geblokkeerd leek, is hij plotseling gestopt om vervolgens achteruit tegen het dienstvoertuig te rijden en gas te blijven geven.
De rechtbank is van oordeel dat ook deze laatste actie onderdeel uitmaakte van zijn poging om zich aan zijn aanhouding te onttrekken, waarmee de opzet op in ieder geval beschadiging van de politieauto gegeven is. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij per ongeluk achteruit is gereden volstrekt ongeloofwaardig is en stelt deze verklaring ter zijde. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde bewezen.
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Verdachte heeft verklaard dat het heel goed zou kunnen dat hij zes auto’s heeft geraakt, maar dat hij niet heeft gemerkt dat hij in de Rijnstraat tegen een geparkeerde auto is gebotst.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen verklaard dat de auto van verdachte op de Rijnstraat uitbrak naar rechts, dat de bestuurder een correctie maakte naar links en dat hij, verbalisant, een klap hoorde en zag dat de voorkant van de door verdachte bestuurde auto tegen de geparkeerde auto aankwam, dat de geparkeerde auto door de klap heen en weer bewoog en dat verdachtes auto door de klap weer de weg op schoot. Afgaande op deze verklaring van verbalisant [verbalisant 1] en de aangifte van [naam 7] , staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte met de door hem bestuurde auto in de Rijnstraat in botsing is gekomen met een personenauto, merk Rover, toebehorende aan [naam 7] . Uit het proces-verbaal van bevindingen maakt de rechtbank op dat deze botsing met de nodige kracht gepaard is gegaan. Gelet daarop acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet gemerkt heeft dat hij in de Rijnstraat een botsing heeft veroorzaakt, volstrekt ongeloofwaardig en stelt zij deze verklaring ter zijde.
Verdachte is vervolgens doorgereden en is uiteindelijk op de Deldensestraat in botsing gekomen met meerdere auto’s, waarna hij te voet is gevlucht. De rechtbank acht bewezen dat verdachte op verschillende tijdstippen de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij schade aan een ander had toegebracht.
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde feit op grond van de in de bijlage vermelde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.