In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser [A] dat de voorzieningenrechter de deurwaarder [B] veroordeelt tot toepassing van de beslagvrije voet met terugwerkende kracht. De achtergrond van de zaak is dat [A] op 17 januari 2017 door de kantonrechter is veroordeeld om een bedrag van € 2.154,79 te betalen aan Stichting Pastoraal centrum Saron. Op 23 mei 2017 heeft [B] executoriaal beslag gelegd op de uitkering van [A] zonder toepassing van de beslagvrije voet. [A] heeft [B] verzocht om de beslagvrije voet toe te passen, maar [B] heeft dit geweigerd, stellende dat [A] niet de juiste informatie heeft verstrekt.
De voorzieningenrechter oordeelt dat [B] onrechtmatig heeft gehandeld door de beslagvrije voet niet toe te passen. De rechter stelt vast dat [A] recht heeft op de beslagvrije voet, ongeacht de informatieplicht die op hem rust. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [A] in conventie toe, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt [B] in de proceskosten. De vorderingen in reconventie van [B] worden afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 7 juli 2017.