ECLI:NL:RBOVE:2017:2779

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
ak_17_1400
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor rijksmonument

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 juli 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker uit Wierden. De zaak betreft een last onder dwangsom die door het college van burgemeester en wethouders van Wierden aan de verzoeker is opgelegd met betrekking tot een rijksmonumentale schuur op een perceel in Hoge Hexel. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 27 september 2016, waarbij zijn bezwaar gegrond werd verklaard en de lasten onder dwangsom werden ingetrokken. Echter, een derde-partij had beroep ingesteld tegen dit besluit, wat leidde tot een vernietiging van het besluit door de rechtbank op 20 maart 2017. Vervolgens heeft de gemeente op 21 juni 2017 een nieuwe last onder dwangsom opgelegd, die de verzoeker verplichtte om voor 1 september 2017 de overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ongedaan te maken, met een dwangsom van € 1.000,-- per week tot een maximum van € 10.000,--. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 11 juli 2017 is de staat van de schuur besproken, die in slechte conditie verkeert. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van onverwijlde spoed en heeft de last onder dwangsom geschorst tot zes weken na de uitspraak op het beroep. Tevens is bepaald dat de gemeente het griffierecht van € 168,-- aan de verzoeker moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1400
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te Wierden,

verzoeker,
en

het college van burgemeester en wethouders van Wierden, verweerder,

gemachtigde: L.G. Pak.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde partij], te Hoge Hexel,
Gemachtigde: mr. W. Visser.

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker twee lasten onder dwangsom opgelegd met betrekking tot als rijksmonument aangemerkte schuur (hierna: de schuur) op een perceel, gelegen tegenover de [adres] te Hoge Hexel.
Bij besluit van 27 september 2016 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker hiertegen gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen, de beide lasten onder dwangsom ingetrokken en het verzoek om handhavend op te treden alsnog afgewezen.
Bij uitspraak van 20 maart 2017 (Awb 16/2660) heeft de rechtbank het beroep van [derde partij] te Hoge Hexel tegen dat besluit gegrond verklaard en het besluit van 27 september 2016 vernietigd.
Bij besluit van 21 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker een nieuwe last onder dwangsom opgelegd in plaats van de lasten die bij het primaire besluit waren opgelegd. Aan verzoeker is de last opgelegd om vóór 1 september 2017 de overtreding van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), ongedaan te maken, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per week dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 10.000,--.
Verzoeker kan aan deze last voldoen door het plastic op het dak van de schuur aan de [adres] te Hoge Hexel te verwijderen en verwijderd te houden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer Awb 17/1401. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft ambtshalve [derde partij] te Hoge Hexel in de gelegenheid gesteld om als derde-partij deel te nemen aan dit geding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door L.G. Pak. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door mr. B. Visser.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verzoeker is eigenaar van een perceel aan de [adres] te Hoge Hexel. Het perceel ligt tegenover het perceel [adres] te Hoge Hexel, waar de derde-partij woont. Op het perceel van verzoeker staat een houten schuur die is aangemerkt als rijksmonument. De schuur is aangetast door rot en houtworm en bevindt zich in een slechte staat.
2.2
Ter voorkoming van verder verval van de schuur heeft verzoeker deze gedeeltelijk afgedekt met (groen) zeil. De schuur is inmiddels reeds meerdere jaren afgedekt. De instandhoudingstermijn van de hiervoor, bij besluit van 27 augustus 2014 verleende omgevingsvergunning voor tijdelijk gebruik is met ingang van 1 januari 2016 verstreken.
2.3
Naar aanleiding van een handhavingsverzoek van de derde-partij heeft verweerder bij het primaire besluit besloten om handhavend op te treden tegen verzoeker. Bij het besluit van 27 september 2016 is verweerder hierop teruggekomen. Bij uitspraak van deze rechtbank van 20 maart 2017 (Awb 16/2660) heeft de rechtbank het daartegen door de derde-partij ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 27 september 2016 vernietigd. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder aan verzoeker de hiervoor omschreven last onder dwangsom opgelegd.
3. De bij het bestreden besluit aan verzoeker opgelegde last komt in de plaats van de lasten die bij het primaire besluit aan verzoeker waren opgelegd. Aangezien de inhoud van het thans bestreden besluit een andere is dan die van de last die bij het primaire besluit was opgelegd, kan verzoeker hiertegen, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, in beroep en in het daarmee samenhangende verzoek om een voorlopige voorziening opkomen, ook al heeft hij destijds geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
4. De voorzieningenrechter dient eerst te beoordelen of sprake is van onverwijlde spoed, als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Weliswaar verstrijkt de begunstigingstermijn eerst op 1 september 2017, maar gezien de staat van de schuur is aannemelijk dat gelijktijdig met het verwijderen van het zeil tevens maatregelen nodig zullen zijn met het oog op de instandhouding hiervan. Aangezien met het treffen van deze maatregelen enige tijd gemoeid is, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter thans reeds sprake van onverwijlde spoed.
5.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de beoordeling van dit geschil het in de uitspraak van 20 maart 2017 (Awb 16/2660) gegeven oordeel van de rechtbank als gegeven geldt. Van hetgeen in deze uitspraak is overwogen dient thans dan ook te worden uitgegaan.
5.2
Uit het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb volgt dat de voorzieningenrechter de betrokken belangen afweegt. De door de voorzieningenrechter uit te voeren belangenafweging is niet beperkt tot een voorlopig oordeel over de kans van slagen van het beroep.
5.3
Ter zitting is gebleken dat enkele dagen voor de behandeling ter zitting door Monumentenwacht een rapport is uitgebracht over de staat van de schuur. Het rapport wordt nog door verweerder bestudeerd. De voorzieningenrechter kent dit rapport niet. Zoals de rechtbank heeft overwogen in de hiervoor genoemde uitspraak van 20 maart 2017, kan een last tot verwijdering van het zeil in beginsel ook kan worden opgelegd zonder dat tevens een last wordt opgelegd om het rijksmonument in stand te houden. Dit laat echter onverlet dat verwijdering van het zeil in dit geval gevolgen kan hebben voor de instandhouding van een rijksmonument. Om te kunnen beoordelen welke maatregelen nodig zijn ter voorkoming van verder verval van de schuur en om te kunnen beoordelen tot welke maatregelen verzoeker gelet op het doel van de last kan worden verplicht, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter noodzakelijk dat eerst kennis wordt genomen van het rapport van Monumentenwacht. Onder deze omstandigheden komt aan het belang van verzoeker bij het voorkomen van verder verval van de als rijksmonument aangemerkte schuur groter belang toe dan aan het belang van verweerder en van de derde-partij bij verwijdering van het ontsierende zeil van het dak van de schuur.
5.4
De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de bij het bestreden besluit aan verzoeker opgelegde last onder dwangsom te schorsen, tot zes weken na verzending van de uitspraak op het beroep.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst de bij het bestreden besluit aan verzoeker opgelegde last onder dwangsom, tot zes weken na verzending van de uitspraak op het beroep;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,-- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.