ECLI:NL:RBOVE:2017:3210

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
C/08/205064 / KG ZA 17-238
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing conservatoir beslag in kort geding tussen een besloten vennootschap en een coöperatie

Op 15 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [X] en de coöperatie COOPERATIEF TRIPLE M EQUESTRIAN CENTER U.A. [X] vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door Triple M was gelegd op onroerend goed dat aan [X] toebehoort. Triple M had het beslag gelegd in het kader van een vordering die zij stelde te hebben op [X] voor werkzaamheden die zij in opdracht van [X] had verricht. [X] betwistte de rechtsverhouding met Triple M en stelde dat het beslag onterecht was gelegd, omdat er geen vordering op haar zou bestaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de vordering van Triple M ondeugdelijk was en dat de belangen van Triple M zwaarder wogen dan die van [X]. De vordering tot opheffing van het beslag werd afgewezen en [X] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/205064 / KG ZA 17-238
Vonnis in kort geding van 15 augustus 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. F.J. Bleker te Almelo,
tegen
de coöperatie
COOPERATIEF TRIPLE M EQUESTRIAN CENTER U.A.,
gevestigd te Hengelo,
gedaagde,
advocaat mr. S.A. Wensing te Coevorden.
Partijen zullen hierna [X] en Triple M genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 6 producties
  • de producties 1 tot en met 7 aan de zijde van Triple M
  • de producties 7 tot en met 9 aan de zijde van [X]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [X]
  • de pleitnota van Triple M.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet-betwiste producties het navolgende vast.
2.2.
[X] is op 25 februari 2015 opgericht. Uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel blijkt dat SVM Holding S.A., een rechtspersoon naar Luxemburgs recht, enig aandeelhouder is van [X] . De heer [A] , advocaat te Zwitserland staat in het handelsregister geregistreerd als enig bestuurder van [X] .
2.3.
Uit de in na te noemen overeenkomst genoemde ‘closing date’ van 7 augustus 2015, blijkt dat op een vóór laatstgenoemde datum gelegen onbekend tijdstip in 2015, een (niet volledig in het geding gebrachte) koopovereenkomst is gesloten waarbij Stoeterij
“De [X] ” B.V. en [B] respectievelijk verkoper 1 en 2 zijn en [X] de koper is.
2.4.
In de koopovereenkomst is voor zover hier van belang met betrekking tot het door [X] gekochte bepaald:
2.2.
The Assets consist of the following:
a. The Stables (…);
b. The New Owned Land (…);
c. The Inventory (…);
d. The Property (…);
2.3.
For the avoidance of doubt, this Agreement only pertains to the sale and
Purchase of the abovementioned Assets. Any creditors, debtors, liabilities, goodwill, intellectual property rights, trade names, horses of any other assets owned by the Sllers form no part of the Assets and are therefore exlcuded. Also the employees employed by theSellers (whether or not pursuant to an employment contract) are excluded. Parties explicitely do not envisage a transfer of business (overgang van onderneming) als set out in clause 7:633 Dutch Civil Code.
2.5.
Triple M is een coöperatie, opgericht op 16 oktober 2015. Mevrouw [C] ( de partner van na te noemen heer [D] ) staat in het handelsregister geregistreerd als enig bestuurder.
2.6.
Op 4 juli 2017 heeft Triple M, na daartoe door de voorzieningenrechter verleend verlof, conservatoir beslag laten leggen voor, blijkens het rekest, een vordering op grond van door Triple M in opdracht en voor rekening van [X] verrichte werkzaamheden in het kader van het beheer van de in het onroerend goed geexploiteerde stoeterij. Het conservatoire beslag is gelegd op het aan [X] toebehorende onroerend goed, te weten het perceel bedrijvigheid (agrarisch) erf – tuin, staande en gelegen te [adres 1] [plaats] , aan het [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats] , [nummer] , groot 1 hectare, 39 are en 65 centiare.

3.Het geschil

3.1.
[X] vordert samengevat - de opheffing van het op de onroerende zaak van [X] gelegde conservatoire beslag, alsmede veroordeling van Triple M in de kosten van dit geding.
3.2.
[X] legt aan haar vordering ten grondslag dat er geen rechtsverhouding bestaat tussen Triple M en [X] . Dientengevolge heeft Triple M geen vordering van circa 1,5 miljoen euro op [X] en richt zij zich op de verkeerde partij. Alles wijst erop dat Triple M hooguit een vordering heeft op de heer [E] (hierna: [E] ), die eigenaar is van een groot aantal sportpaarden, waarvan een aantal was gestald in het paardensportcentrum dat in eigendom aan [X] toebehoort. Triple M richt zich derhalve op de verkeerde partij en heeft ten onrechte beslag gelegd onder [X] , die enkel eigenaar is van het paardensportcentrum, maar verder geen activiteiten verricht, zij heeft geen andere bezittingen, geen personeel en geen contracten. Ook inhoudelijk rammelt de gepretendeerde vordering van Triple M (op [E] ) volgens [X] aan alle kanten en blijkt uit de opgevoerde onderdelen van de vordering dat deze niet tegen [X] gericht kunnen zijn. De vordering zou volgens [X] bestaan uit 3 componenten waarbij het voor het merendeel om oude kosten, die dateren van vóór de oprichting van [X] , gaat. Bovendien is het beslag, waarvoor nimmer verlof had mogen worden verleend omdat niet de wettelijk vereiste vrees voor verduistering is gesteld, nietig wegens een betekeningsgebrek, aangezien het proces-verbaal van inbeslagneming niet binnen drie dagen na inschrijving in de registers aan de juiste beslagene is betekend.
3.3.
Triple M voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de bewering van [X] dat zij slechts eigenaar is van het onroerend goed niet wordt gestaafd met enig bewijsstuk. [X] is volgens Triple M een paardensportcentrum dat feitelijk is opgericht door [E] en Triple M. Triple M heeft vanaf het begin alle beheersdaden uitgevoerd en de kosten daarvan gedragen. [X] beschikt volgens Triple M over geen enkel stuk, zoals het aandelenregister, de boekhouding, financiële geschiedenis en verloop van transacties. Deze zijn allemaal in het bezit van Triple M, die immers verantwoordelijk was voor het beheer van [X] . Dat [X] niet uitsluitend eigenaar is van onroerend goed, blijkt volgens Triple M ook uit het uittreksel handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Daarin staat dat [X] zich bezig houdt met het exploiteren van een ruitersportcentrum, de verkoop van paarden en het uitoefenen van de paardensport. Volgens Triple M is [E] een Russische ondernemer die zich bezig houdt met de in- en verkoop van springpaarden. [E] had de heer [D] en zijn echtgenote mevrouw [C] (hierna: [C] ) opdracht gegeven om de stoeterij te exploiteren. Ter gelegenheid daarvan is Triple M opgericht en deze vennootschap wordt bestuurd door [C] . Vervolgens heeft [C] feitelijk [X] bestuurd en alle beheersdaden verricht. [E] maakte de dienst uit en heeft aanvankelijk ook de kosten gedragen. [C] heeft gezorgd voor een bankrekening bij de Rabobank, waarbij [E] als leidinggevende werd aangemerkt. Op papier had [E] zijn Zwiterse advocaat de heer [A] (hierna: [A] ) als bestuurder ingeschreven. [A] had echter geen enkele bemoeienis met [X] en mocht niets doen zonder toestemming van [E] . [A] heeft opdracht gekregen om [C] te machtigen om [X] te vertegenwoordigen. De [X] -betalingen werden namens [E] verricht en aan Triple M overgemaakt, alsdus Triple M.
3.3.1.
Triple M stelt zich op het standpunt dat zij genoegzaam heeft aangetoond dat [E] de leidinggevende factor is. Triple M mocht erop vertrouwen dat [E] bevoegd was om Triple M te machtigen om het beheer over [X] uit te voeren. [X] kan zich in de ogen van Triple M niet achter een constructie verschuilen en stelt zich op het standpunt dat sprake is van vereenzelviging. Onder verwijzing naar het Rainbow-arrest (ECLI: NL:HR:2000:AA7480) stelt Triple M dat [E] , [A] en
SVM Holding S.A. één partij zijn. Duidelijk is dat degene met (volledige) zeggenschap over een rechtspersoon misbruik beoogd heeft en maakt van het identiteitsverschil tussen partijen. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7671), mocht Triple M er - gelet op de volmacht die [C] heeft gekregen (productie 5 aan de zijde van Triple M) - op vertrouwen dat zij gemachtigd was om [X] te vertegenwoordigen. Dat [A] enkel instructies van [E] uitvoerde, blijkt uit productie 4 aan de zijde van Triple M.
3.3.2.
Triple M merkt op dat een conservatoir beslag er naar zijn aard toe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken. In casu heeft volgens Triple M te gelden dat haar belangen dienen te prevaleren boven de belangen van [X] . Het beslag frustreert de bedrijfsvoering niet. Bij opheffing van het beslag zal [X] het onroerend goed, dat vrij is van enig hypotheekrecht, overdragen. Triple M vist bij het verkrijgen van een veroordelend vonnis dan achter het net en zal genoodzaakt zijn om achter een netwerk van papieren constructies in Rusland, Zwitserland en Luxemburg aan te gaan. Er wordt door [X] een rookgordijn van constructies opgeworpen. Alleen al om deze reden dient het beslag gehandhaafd te blijven, aldus Triple M. Zelfs indien er nog onduidelijkheid is over de hoedanigheid van partijen - quod non - dan heeft volgens Triple M te gelden dat in het kader van dit kort geding geen getuigen kunnen worden gehoord en dit alleen al reden is voor handhaving van het beslag. Bovendien heeft [X] geen vervangende zekerheid gesteld en zijn haar verweren louter gebaseerd op blote ontkenningen. [X] maakt op geen enkele wijze duidelijk (laat staan dat zij bewijs hiervan levert) waarom tientallen paarden bij haar staan, wie de rekeningen betaalt, wie het beheer dan wel voert, en op welke wijze de stoeterij wordt geëxploiteerd. Subsidiair heeft Triple M, als al geen formele contractuele relatie zou bestaan, een vordering op [X] wegens ongerechtvaardigde verrijking. Triple M heeft immers voor [X] de exploitatie verzorgd en alle uitgaven voorgeschoten die lange tijd aan haar door de heer [E] werden vergoed.
3.3.3.
Van een ondeugdelijke vordering zijdens Triple M is niet gebleken. Uit een door [X] als productie 7 in het geding gebracht proces-verbaal van aangifte wegens verduistering in dienstbetrekking, die namens [E] tegen [D] en [C] is ingediend, blijkt volgens Triple M dat [E] [D] en [C] heeft aangesteld om de manege te beheren en dat die hiervoor ook zijn ingeschreven bij de KvK onder het KvK-nummer van Triple M. In de bodemzaak zal Triple M in het voorkomende geval een beroep doen op bestuurdersaansprakelijkheid, aangezien de bestuurders van [X] Triple M laten opdraaien voor de aanzienlijke schuldenlast van [X] . Ook kan Triple M haar vordering baseren op zaakwaarneming, in welk kader Triple M heeft gezorgd voor de paarden die, nu [X] als bezitter vermoed wordt eigenaar van die paarden te zijn, de kosten daarvan moet dragen.

4.De beoordeling

4.1.
Een vordering tot opheffing van een gelegd beslag is naar zijn aard spoedeisend zodat [X] kan worden ontvangen in haar vordering.
4.2.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld, aldus artikel 705 lid 2 Rv.
4.3.
Het ligt in de eerste plaats op de weg van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kort geding aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal bovendien beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.4.
Als formele verweren werpt [X] op dat ten onrechte in het beslagrekest niet de vrees voor verduistering is gesteld, terwijl bovendien een afschrift van het proces verbaal van inbeslagneming niet binnen de termijn van drie dagen als bepaald in artikel 505 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) is betekend. De voorzieningenrechter verwerpt deze verweren. Juist is dat kennelijk is vergeten om de vrees voor verduistering in het beslagrekest te melden, maar ter zitting heeft Triple M alsnog benadrukt dat wel degelijk vrees voor verduistering aanwezig is en waarom zij die conclusie trekt. Uit de door [X] overgelegde beslagstukken blijkt dat het beslag op 4 juli 2017 is gelegd en bij exploit van 7 juli 2017 op het statutaire adres van [X] is betekend, waarbij het exploot is uitgereikt aan de op het adres aanwezige [F] . De deurwaarder heeft in het exploit vastgelegd dat genoemde [F] aldaar werkzaam was, terwijl vaststaat dat zij de in ontvangst genomen stukken ten spoedigste in handen van betrokkenen heeft gesteld.
4.5.
Inhoudelijk staat tussen partijen niet ter discussie dat [X] te boek staat als eigenares van de onroerende zaak in [plaats] waarin zich relatief veel paarden, waaronder de paarden van de heer [E] , bevinden en waarin een paardensportcentrum – door partijen ook stoeterij genoemd – wordt geëxploiteerd. Uit het beperkt in het geding gebrachte deel van de koopovereenkomst van augustus 2015 (productie 1 van Triple M) leidt de voorzieningenrechter af dat [X] in ieder geval van de voormalige eigenaar [B] heeft gekocht de stallen, grond en inventaris. Bovendien staat de facto tussen partijen niet ter discussie dat de sturende en financiële kracht achter [X] voornoemde heer [E] is. De heer [E] is kennelijk een vermogend Russisch staatsburger die in Rusland zijn woonplaats heeft. Ter zitting is duidelijk geworden dat de heer [E] destijds met [B] heeft onderhandeld en heeft zorggedragen voor betaling van de koopsom.
4.6.
Tussen partijen staat vast dat de heer [E] aan de heer [D] en zijn echtgenote [C] , naar de voorzieningenrechter heeft begrepen eveneens Russische staatsburgers, heeft gevraagd om zijn deels op het paardensportcomplex in [plaats] gestalde paarden te trainen en te verzorgen. Triple M stelt dat zij in opdracht van [E] alle beheersdaden binnen [X] heeft uitgevoerd en de kosten daarvan heeft voorgeschoten. In feite heeft Triple M het paardensportcentrum voor [E] geëxploiteerd. [D] en [C] hebben voor die exploitatie, naar zij stellen samen met [E] , de cooperatie Triple M in het leven geroepen. Partijen hebben zich niet uitgelaten over de vraag waar deze naam vandaan komt. Daarbij is van belang dat aandeelhouder van [X] SVM Holding S.A. te Luxemburg is ( [X] zelf legt uit dat SVM de initialen van [E] zijn) en dat ene [A] , advocaat in Zwitserland, de enig bestuurder van [X] is. Niet onwaarschijnlijk is derhalve dat [D] en echtgenote daadwerkelijk de exploitanten in [plaats] waren, nu de andere rechtstreeks betrokkenen buiten Nederland woonachtig of gevestigd zijn. Bovendien wordt een en ander bevestigd in het proces verbaal van aangifte wegens (vermeende) verduistering in dienstbetrekking van
15 mei 2017 tegen [D] en echtgenote. Daarin valt te lezen:
“ [E] had twee Russische beheerders aangesteld om de manege en andere eigendommen van [E] zoals paarden en andere goederen te beheren. De beheerders zijn genaamd [D] en [C] .”
4.7.
In het kader van de aankoop door [X] van de onroerende zaak is kennelijk zaken gedaan met de Rabobank. Door Triple M is als productie 2 onder meer in het geding gebracht de cliëntinformatie die daarbij aan de Rabobank is verstrekt. [X] heeft daarbij opgave aan de bank gedaan van haar “ultimate beneficial owner”. Uit het opgaveformulier blijkt dat daarmee wordt bedoeld “any natural person who has a direct or indirect interest of 25% or more in( the capital of) the organisation”. Als ultimate beneficial owner wordt daarbij vermeld de heer [E] .
4.8.
Ten slotte is van belang dat blijkens door Triple M als productie 6 in het geding gebrachte bankafschriften op 5 april 2016, 8 juli 2016,15 juli 2016 en 4 augustus 2016 betalingen door [E] aan Triple M hebben plaatsgevonden tot een totaalomvang van euro 205.357,39 wegens “management of the horses. Naar [X] stelt heeft [E] in totaal zelfs aan Triple M betaalbaar gesteld een bedrag van € 585.777,-.
4.9.
Triple M stelt dat [E] in oktober 2016 in Rusland in de problemen is gekomen waarna hij is gestopt met betalingen aan Triple M. Nu Triple M, naar zij stelt, als door [E] aangestelde beheerder van het paardensportcentrum is doorgegaan met verzorging van de paarden, trainingen, onderhoud en het doen van aankopen en het maken van personeelslasten is er een aanzienlijke vordering ontstaan. Als zekerheid voor betaling van die vordering is het onderhavige beslag op de onroerende zaak van [X] gelegd. [X] benadrukt in dit kort geding dat zij niet meer en niet minder is dan de eigenaar van de onroerende zaak. Triple M is niet haar contractpartij. Als zij al een vordering heeft dan heeft zij die kennelijk op de heer [E] . Aldus is ten onrechte voor die vordering beslag op het pand van [X] gelegd.
4.10.
De voorzieningenrechter overweegt dat de betrokkenheid van de heer [E] bij (de exploitatie van) [X] meer dan oppervlakkig is. Hij heeft zijn paarden in [plaats] gestald, hij is indirect aandeelhouder van [X] , hij heeft de aankoop van het onroerend goed gerealiseerd, hij heeft een beheerdersechtpaar aangesteld en hij heeft aan dat beheerdersechtpaar omvangrijke betalingen gedaan voor de exploitatie van het paardensportcentrum. Blijkens het uittreksel uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel (productie 1 bij dagvaarding) gaat de doelomschrijving van [X] aanzienlijk verder dan het in eigendom hebben van een onroerende zaak. De doelomschrijving is het beheren en exploiteren van een Ruitersportcentrum; het verkrijgen, houden, exploiteren en verkopen van (gedeeltelijk in eigendom toebehorende) paarden met het oog op het uitoefenen van de ruitersport; het organiseren van ruitersportevenementen en – competities. Vooralsnog is niet onwaarschijnlijk dat Triple M door de heer [E] werd betaald voor de uitvoering van deze doelomschrijving van [X] . Indien en voorzover dat het geval is lijkt het er derhalve op dat de heer [E] zijn betalingen aan Triple M heeft gedaan namens [X] .
4.11.
Bovendien stelt Triple M dat zij, zelfs als geen formele contractuele relatie tussen haar en [X] zou bestaan, al haar uitgaven heeft gedaan ter exploitatie van [X] weshalve in zoverre een beroep wordt gedaan op het leerstuk van ongerechtvaardigde verrijking. De kosten die zij vordert zijn gemaakt ten behoeve van [X] zodat er in zoverre een vordering op [X] existeert.
4.12.
Hiervoor in dit vonnis is reeds aangegeven dat in een kort geding als het onderhavige getoetst moet worden of al dan niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt en dat daarbij bovendien een belangenafweging moet plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet kan worden gezegd dat summierlijk van voren bedoelde ondeugdelijkheid blijkt. Op door Triple M aangevoerde gronden en de feiten en vaststellingen die hiervoor in dit vonnis zijn overwogen, kan niet op voorhand worden uitgesloten dat Triple M een vordering op [X] heeft. Daar komt bij dat de belangenafweging niet tot het oordeel leidt dat desondanks toch opheffing van het beslag moet plaatsvinden. De door de heer [E] gekozen juridische structuur zou Triple M voor feitelijke en juridische problemen plaatsen indien zij haar waarborg dat zij een, weliswaar vooralsnog niet vaststaande vordering die in een bodemprocedure zou worden toegewezen, kan verhalen in Nederland, teniet zou zien gaan.
4.13.
De voorzieningenrechter oordeelt derhalve dat er geen redenen aanwezig zijn om in dit kort geding de vordering tot opheffing van het beslag toe te wijzen. Die vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.14.
[X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Triple M worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris
816,00
Totaal € 1.434,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van Triple M tot op heden begroot op € 1.434,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: