ECLI:NL:RBOVE:2017:3334

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2017
Zaaknummer
C/08/14/483 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde wettelijke schuldsaneringsregeling wegens nieuwe schulden en gebrek aan realistisch afbetalingsvoorstel

Op 18 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak van een schuldenares die onder de wettelijke schuldsaneringsregeling viel. De rechtbank moest beoordelen of deze regeling moest eindigen vanwege nieuwe schulden die tijdens de regeling waren ontstaan. De schuldenares had een nieuwe schuld aan zorgverzekeraar Menzis van € 3.521,88 en een kleinere schuld aan Caiway van € 166,00. De bewindvoerder, G.J. Bramer, stelde dat de schuldsaneringsregeling moest eindigen zonder het verlenen van een schone lei, omdat de schuldenares niet in staat was gebleken om haar betalingsverplichtingen na te komen.

Tijdens de zitting op 4 juli 2017 was de schuldenares aanwezig, vergezeld van haar advocaat mr. M. Smit. De rechtbank constateerde dat de schuldenares gedurende de saneringsregeling geen betalingen had verricht aan Menzis en dat de schuld was opgelopen. De schuldenares had wel een afbetalingsregeling getroffen met Menzis, maar de rechtbank had ernstige twijfels over de haalbaarheid van deze regeling, gezien de financiële situatie van de schuldenares en haar uitkering op basis van de Participatiewet.

De rechtbank oordeelde dat de schuldenares tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat de tekortkoming niet van geringe betekenis was. Daarom werd de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder toekenning van de schone lei. De rechtbank stelde ook de vergoeding van de bewindvoerder vast en gaf aan dat eventuele resterende boedelactiva door de bewindvoerder onder de schuldeisers verdeeld zouden worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht - Schuldsanering
Zittingsplaats Almelo
insolventienummer: C/08/14/483 R
nummer verklaring: ALL0211400327
uitspraakdatum: 18 juli 2017 (mk/mbh)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:
[A] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
verder te noemen de schuldenares.
In deze schuldsaneringsregeling is G.J. Bramer, werkzaam bij Daniels Huisman Advocaten te Almelo tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

Naar aanleiding van een door de bewindvoerder uitgebracht verslag heeft op 4 juli 2017 de zitting als bedoeld in artikel 352 Faillissementswet plaatsgevonden. Er zijn geen schuldeisers verschenen.
De schuldenares is in persoon verschenen, vergezeld van mr. M. Smit, advocaat te Almelo.
Voorts is de bewindvoerder verschenen.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

De beoordeling

Aan de orde is de vraag of en hoe de op 8 juli 2014 aangevangen wettelijke schuldsaneringsregeling van schuldenares zal moeten eindigen. Gebleken is dat tijdens de schuldsaneringsregeling een nieuwe schuld aan Menzis is ontstaan van € 3.521,88, zoals blijkt uit de brief van 30 juni 2017 van GGN Mastering Credit namens Menzis aan de schuldenares. Daarnaast is nog een nieuwe schuld aan Caiway ontstaan van € 166,00.
Het standpunt van de bewindvoerder luidt dat deze schuldsaneringsregeling moet eindigen zonder het verlenen van een schone lei. Dit omdat de staande deze saneringsregeling ontstane schuld aan Menzis zelfs is toegenomen, en er geen reëel zicht bestaat op voldoening daarvan tijdens (een verlenging van) de regeling. De schuldenares heeft de bewindvoerder in januari 2017 voor het eerst geïnformeerd over een nieuwe schuld aan Menzis die (toen) € 2.370,83 bedroeg en welke daarna nog is opgelopen. De bewindvoerder vreest dat de door de schuldenares voorgestelde hoge afbetalingsregeling niet gaat lukken.
Door mr. Smit en de schuldenares is inzage gegeven in het verloop van de staande deze saneringsregeling gegroeide schuld van schuldenares aan Menzis. Inmiddels is door de schuldenares met Menzis een afbetalingsregeling getroffen voor € 200,00 per maand. De eerste betaling op die regeling zal moeten worden gedaan per het einde van deze maand, juli 2017. Het is daarom dat wordt verzocht om de wsnp-regeling te verlengen met vierentwintig maanden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Genoegzaam is gebleken dat de tijdens de saneringsregeling ontstane schuld/achterstand aan/bij de zorgverzekeraar Menzis is gegroeid tot het bedrag van € 3.521,88 (stand van zaken per 30 juni 2017). Uit de aan dat bedrag ten grondslag liggende specificatie blijkt dat die schuld achterstanden betreft in de betaling van de premie basiszorgverkering, van de premie aanvullende verzekering en van het verplichte eigen risico. Zorgpremie en premie voor de aanvullende verzekering blijken volgens die specificatie volledig niet te zijn betaald over de maanden september 2015 tot en met mei 2017. Het verplicht eigen risico (in totaal € 373,00) is niet voldaan over de periode van 21 maart 2016 tot 4 augustus 2016.
De andere nieuwe schuld aan Caiway is thans (wel) door betaling teniet gedaan.
Ter zitting is door schuldenares verklaard dat voornoemde schuld aan Menzis nog volledig openstaat en dat zij geen mogelijkheden heeft (gehad) om die door een eenmalige betaling door een derde/schenking teniet te doen. Haar enige mogelijke oplossing is om die schuld met € 200,00 per maand in te lopen. Dat kan naar haar zeggen alleen als de regeling met vierentwintig maanden wordt verlengd.
De rechtbank heeft ernstige redenen om te twijfelen aan de haalbaarheid van de door schuldenares met Menzis afgesproken betalingsregeling. Schuldenares is immers gedurende lange tijd tot zeer recent zelfs niet in staat gebleken om de lopende verplichtingen uit de verplichte zorgverzekering na te komen, ook niet toen in januari van dit jaar de achterstand bij Menzis aan het licht kwam.
De schuldenares heeft niet duidelijk weten te maken hoe zij naast haar gebruikelijke verplichtingen (waaronder die uit de zorgverzekering) gelden kan overhouden om maandelijks € 200,00 af te lossen op de achterstand bij Menzis. Er moet ernstig aan worden getwijfeld of schuldenares dat kan opbrengen. Schuldenares heeft een uitkering krachtens de Participatiewet die feitelijk geen ruimte biedt voor een afbetalingsregeling als door schuldenares getroffen. Schuldenares heeft ook geen zekerheid kunnen verschaffen of zij de getroffen regeling zal kunnen nakomen, bijvoorbeeld in de vorm van (mogelijke) meerinkomsten in de nabije toekomst.
Een verlenging van de schuldsaneringsregeling heeft dan ook geen zin, zodat de rechtbank daartoe niet zal overgaan.
De slotsom van de rechtbank luidt dan ook dat het standpunt van de bewindvoerder moet worden onderschreven en dat de regeling moet worden beëindigd zonder toekenning van de schone lei. De schuldenares is immers tekort geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen aan Menzis, welke tekortkoming aan schuldenares kan worden toegerekend.
De tekortkoming is, gelet op het tijdvak waarin deze is ontstaan en de hoogte waartoe deze is opgelopen, niet gering en niet zo bijzonder dat deze buiten beschouwing moet blijven. Feitelijk betreft het immers het jarenlang onbetaald laten van zorgpremie c.a., terwijl de schuldenares er pas in een zeer laat stadium van de schuldsaneringsregeling toe is overgegaan de bewindvoerder daarover in te lichten. Daarnaast heeft de schuldenares, toen zij de betalingsachterstand in januari 2017 aan de bewindvoerder meldde, vanaf dat moment onvoldoende ondernomen om tot betaling te komen, nu is gebleken dat de schuld aan Menzis tot in mei 2017 is opgelopen. Dat de schuldenares, zoals zij ter zitting heeft verklaard, wel enkele betalingen op de achterstand heeft verricht, maakt dat niet anders.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en diens salaris vaststellen als hiernavolgend te bepalen.
Met betrekking tot het eventueel, na betaling van de boedelkosten en –schulden, resterende boedelactief, overweegt de rechtbank dat dit actief, indien aanwezig, door de bewindvoerder informeel onder de bekende schuldeisers zal worden verdeeld.

De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenares toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, welke tekortkoming aan de schuldenares moet worden toegerekend en welke niet wegens de bijzondere aard of geringe betekenis ervan buiten beschouwing kan blijven.
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 3.631,60 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris (inclusief onkosten en omzetbelasting) vast op het voor salaris beschikbare saldo van € 2.520,28 en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van de reeds opgenomen voorschotten van € 2.353,00 (stand boedel op 10 juli 2017).
Gewezen door mr. M.L.J. Koopmans, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2017, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.[…] .