ECLI:NL:RBOVE:2017:3339

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juli 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2017
Zaaknummer
198987 FT-RK 17/349 en 198989 FT-RK 17/350
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvolledige schuldenlijst en onduidelijkheid over bestaande schulden

Op 10 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoeker] en [verzoekster]. Het verzoekschrift werd op 8 maart 2017 ingediend, waarbij ook een verzoek tot een dwangakkoord werd gedaan. Dit laatste verzoek werd echter op 14 april 2017 afgewezen. Tijdens de zitting op 26 juni 2017 gaven de verzoekers aan dat hun schuldenlast € 105.086,00 bedraagt, voornamelijk bestaande uit een schuld aan de Belastingdienst, die was ontstaan door een te lage bierprijs in hun café. De rechtbank constateerde dat de schuldenlijst niet compleet was en dat er onduidelijkheid bestond over de schulden die bij het BKR stonden vermeld. Bovendien werden er nog nieuwe schulden gemaakt, zoals huurschulden en schulden aan de energiemaatschappij.

De rechtbank oordeelde dat de verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij te goeder trouw waren ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaren voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De onduidelijkheid over de schuldenlast en het feit dat de situatie niet saneringsgereed was, leidde tot de conclusie dat het verzoek moest worden afgewezen. De rechtbank wees het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 onder b van de Faillissementswet, en oordeelde dat de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 288 lid 3 Fw. niet aannemelijk waren gemaakt.

De beslissing werd uitgesproken door mr. M.L.J. Koopmans, lid van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, en de verzoekers hebben het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : 198987 FT-RK 17/349 en 198989 FT-RK 17/350
datum vonnis : 10 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op de verzoeken van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
en
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoeker] en [verzoekster] ,
verzoekers.

Het procesverloop

[verzoeker] en [verzoekster] hebben op 8 maart 2017 een verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend en hebben daarbij tevens een verzoek gedaan ex artikel 287 a Faillissementswet (dwangakkoord).
Bij beschikking van 14 april 2017 is het verzoek dwangakkoord afgewezen.
Het verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is behandeld ter zitting van 26 juni 2017. Ter zitting zijn [verzoeker] en [verzoekster] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten:
Uit het verzoek volgt dat [verzoeker] en [verzoekster] zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. [verzoeker] heeft geen inkomen en [verzoekster] ontvangt een salaris van € 600,90 per week.
[verzoeker] en [verzoekster] zijn sinds 1 november 2007, tezamen met [A] , vennoot van V.O.F. Café [B] (hierna te noemen: het Café). Uit een op 4 juli 2017 door [A] nagezonden KvK-uittreksel blijkt dat het Café met ingang van 30 juni 2017 is ontbonden.
De schuldenlast van [verzoeker] en [verzoekster] bedraagt volgens het verzoek € 105.086,00, slechts bestaande uit een schuld aan de Belastingdienst, ontstaan in 2015.
De - zakelijk weergegeven - toelichting van verzoekers:
[verzoeker] en [verzoekster] hebben ter zitting verklaard dat de schuld aan de Belastingdienst is ontstaan doordat het café een te lage bierprijs heeft berekend. De Belastingdienst gaat bij de inkoop van een bepaalde hoeveelheid bier uit van een bepaalde omzet. Doordat de vennoten een lagere bierprijs hadden gevraagd hadden zij een lagere omzet dan de omzet zoals de Belastingdienst had berekend. [verzoeker] en [verzoekster] moesten over de omzet zoals de Belastingdienst die had berekend belasting betalen. De belastingafdracht was daardoor hoger dan berekend en hierdoor zijn financiële problemen ontstaan. Ook werden artiesten op verschillende wijzen betaald, de ene keer met contant geld vanuit de kassa en de andere keer via de bank. Ook de registratie van uitbetaling aan artiesten is niet goed gegaan. Op dit moment is ook nog een schuld bij bierbrouwer Grolsch. Grolsch heeft een pandrecht en er is beslag gelegd op de inboedel. [verzoeker] en [verzoekster] hebben verklaard dat de schulden bij de ING-bank en de Volksbank zoals die blijken uit het BKR waarschijnlijk nog wel bestaan, maar niet zijn vermeld op de schuldenlijst. Op dit moment worden er nog huurschulden en schulden aan de energiemaatschappij gemaakt omdat de huur niet kan worden opgezegd.
De overwegingen van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek moeten worden afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [verzoeker] en [verzoekster] niet aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden die zijn ontstaan in de vijf jaren voorafgaande aan de dag waarop zij het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling bij de rechtbank hebben ingediend, te goeder trouw zijn geweest. De rechtbank motiveert dit als volgt.
De rechtbank heeft geconstateerd dat op de schuldenlijst, zoals die is opgenomen in het verzoekschrift, niet alle schulden zijn opgenomen. Omtrent de schulden die staan vermeld in het BKR blijkt nog onduidelijkheid over het bestaan ervan. [verzoeker] en [verzoekster] hebben ter zitting geen duidelijkheid kunnen geven over het bestaan van de schuld aan de ING-bank en de Volksbank. Nu het verzoek niet volledig is ingediend vormt dit reeds voldoende reden om verzoekers niet toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat in de huidige situatie nog nieuwe schulden worden gemaakt. Thans worden nog huurschulden en schuld aan de energiemaatschappij gemaakt. Daarnaast blijkt dat er sprake is van een pandrecht van Grolsch. De afrekening van daarvan is ongewis en daarmee ook de restschuld aan Grolsch. De situatie is thans niet saneringsgereed.
Nu de schuldenlast onduidelijk is en de situatie nog niet saneringsgereed is, hebben [verzoeker] en [verzoekster] naar het oordeel van de rechtbank thans niet aannemelijk kunnen maken dat zij in de vijf jaar voorafgaande aan de dag waarom het verzoekschrift is ingediend ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van de schulden te goeder trouw zijn geweest.
De overige schuldenlast behoeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen nadere bespreking.
De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen op grond van artikel 288 lid 1 onder b Fw.
Omstandigheden als bedoeld in artikel 288 lid 3 Fw. zijn thans niet aannemelijk geworden, zodat het verzoek ook op deze grond niet kan worden toegewezen.

De beslissing:

de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.L.J. Koopmans, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenaren hebben gedurendeacht dagen na de dag van deze uitspraakhet recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij door een advocaat ondertekend verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Wanneer de schuldenaren tevens een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord hebben ingediend, wordt dit verzoek eveneens aan het Gerechtshof voorgelegd (art. 292 lid 3 en 361 Fw.).