ECLI:NL:RBOVE:2017:3353

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
192403 / FT-RK 16.1260 en 192921 / FT-RK 16.1334
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering op basis van niet te goeder trouw handelen en onvoldoende inspanning tot verbetering financiële situatie

Op 13 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) door twee verzoekers, die samenwonend zijn na een eerdere scheiding. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet (Fw.). De rechtbank oordeelde dat de verzoekers niet te goeder trouw hebben gehandeld in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek, omdat zij in die periode bijna geen betalingen hebben gedaan aan hun schuldeisers en tegelijkertijd nieuwe kredieten zijn aangegaan. Dit leidde tot een aanzienlijke schuldenlast van beide verzoekers, waarbij de verzoeker een schuld van € 219.932,94 en de verzoekster een schuld van € 186.727,81 had. De rechtbank concludeerde dat de verzoekers onvoldoende inspanningen hebben geleverd om hun financiële situatie te verbeteren en dat de verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich tijdens de schuldsaneringsregeling zal inspannen om extra inkomsten te genereren. De rechtbank benadrukte dat de verzoekster niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij actief op zoek is naar werk, ondanks haar schuldenpositie. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd genomen na een zitting op 27 februari 2017, waar beide verzoekers aanwezig waren. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de verzoekers hebben het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummers: 192403 / FT-RK 16.1260 en 192921 / FT-RK 16.1334
datum vonnis: 13 maart 2017
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op de verzoeken van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verder te noemen: [verzoeker]
en
[verzoekster] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verder te noemen: [verzoekster] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers.

Het procesverloop

[verzoekers] hebben een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 27 februari 2017. Ter zitting zijn [verzoekers] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten
[verzoekers] zijn op 27 augustus 2002 gescheiden. Thans zijn [verzoekers] samenwonend.
Sedert 2001 is [verzoeker] zelfstandig ondernemer geweest. Daarnaast blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel dat [verzoeker] van 5 februari 2008 tot en met 27 juli 2012 stond ingeschreven met zijn eenmanszaak genaamd: ’ [X] Uitzendbureau’.
[verzoeker] ontvangt inkomsten uit arbeid ad € 1.437,00 p.m. [verzoekster] heeft geen inkomsten.
De schuldenlast van [verzoeker] bedraagt € 219.932,94, waaronder de volgende schulden:
  • Belastingdienst totaal € 22.145,00 (2009 t/m 2013);
  • Van Arkel Gerechtsdeurwaarders (Westland Utrecht Bank) € 134.062,67 (2008);
  • Hilner & Harvey Incassobureau (ICS) € 2.466,64 (2012);
  • Vesting Finance Almere (Arrow Global Limited) € 800,00 (2011) € 231,00 (2012);
  • Janssen en Janssen cs. Gerechtsdeurwaarders (SNS-Bank) € 1.100,00 (2012);
  • Janssen en Janssen cs. Gerechtsdeurwaarders (ABN AMRO) € 2.402,00 (2012);
  • LAVG Gerechtsdeurwaarders (Friesland Zorgverzekeraar) € 23.681,91 (2014);
  • LAVG Gerechtsdeurwaarders (Friesland Zorgverzekeraar) € 1.509,19 (2014);
  • EuroQuo Incasso (Laser Services) € 840,53 (2015);
  • Schuman Incasso & Deurwaarders (ABN AMRO) € 2.500,00 (2005);
  • AGC Gerechtsdeurwaarders € 23.681,00 (2012);
  • CJIB € 1.220,24 (2016).
De schuldenlast van [verzoekster] bedraagt € 186.727,81, waaronder de volgende schulden:
  • Belastingdienst € 636,00 (2013);
  • Van Arkel Gerechtsdeurwaarders (Westland Utrecht Bank) € 134.062,00 (2008);
  • ABN AMRO Bank € 2.000,00 (2005);
  • Hoist Finance € 30.000,00 (2007);
  • Antero Incasso (Mahuko Financieringen B.V.) € 19.089,00 (2012).
De toelichting van [verzoekers]
Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij de woning in 2013, gedwongen door de bank, heeft verkocht. [verzoeker] heeft verklaard dat het slecht ging met de branche van slagers. Daaropvolgend kwam de crisis en hierdoor is hij veel vermogen kwijtgeraakt. Het was moeilijk om aan werk te komen en daardoor kon de belasting niet meer worden betaald. [verzoeker] heeft verklaard dat de belastingaangiften wel zijn gedaan. [verzoeker] heeft verklaard dat hij in 2007 een uitzendbureau had. Door de concurrentie was het niet mogelijk om door te gaan. Tot 2012 had [verzoeker] inkomsten door zijn werk als ZZP’er, maar kon hij niet genoeg verdienen om alle vaste lasten te betalen. Er waren hoge uitgaven en er was geen evenwicht in de inkomsten en uitgaven. Daarom is hij de lening bij ICS aangegaan. De roodstand bij de SNS-Bank is ook van die periode. De premies van de zorgverzekering konden niet worden betaald. [verzoeker] heeft verklaard dat de schuld aan AGC een zakelijke schuld is en dat het een doorlopend krediet betreft die in 2011 en 2012 is aangegaan toen het financieel iets minder ging. Op dit moment werkt [verzoeker] via een uitzendbureau in [vestigingsplaats] . [verzoekster] heeft verklaard dat zij op zoek is naar werk en dat de verklaring in het plan van aanpak dat zij niet gaat werken, niet juist is.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoekers] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Uit de stukken en de terechtzitting blijkt dat [verzoekers] in de periode van 2010 t/m 2012 bijna niets hebben betaald. [verzoeker] heeft in die periode de Belastingdienst, de hypotheek en de zorgverzekeraar nagelaten te betalen waardoor forse schulden zijn ontstaan bij die schuldeisers. [verzoekster] heeft eveneens in die periode nagelaten de hypotheek te betalen. Ook na de periode van 2010 t/m 2012 hebben [verzoekers] de rekeningen onbetaald gelaten.
In diezelfde periode van 2010 t/m 2012 zijn [verzoekers] allerlei nieuwe kredieten aangegaan en vervolgens hebben zij deze kredieten ook onbetaald gelaten. De schulden van [verzoeker] ontstaan uit het aangaan van de kredieten op zijn naam zijn:
  • Hilner & Harvey Incassobureau (ICS) € 2.466,64 (2012);
  • Janssen en Janssen cs. Gerechtsdeurwaarders (SNS-Bank) € 1.100,00 (2012)
  • Janssen en Janssen cs. Gerechtsdeurwaarders (ABN AMRO) € 2.402,00 (2012);
  • Vesting Finance Almere (Arrow Global Limited) € 800,00 (2011) € 231,00 (2012);
  • AGC Gerechtsdeurwaarders € 23.681,00 (2012).
De schuld van [verzoekster] ontstaan uit het aangaan van een krediet op haar naam is:
- Antero Incasso (Mahuko Financieringen B.V.) € 19.089,00 (2012).
Door het onbetaald laten van de Belastingdienst, de zorgverzekering en de hypotheek én het daarnaast aangaan van zeer veel kredieten terwijl zij de vaste lasten niet konden betalen en het vervolgens onbetaald laten van de kredieten, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat [verzoekers] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw zijn geweest.
Bovendien rekent de rechtbank het [verzoekster] aan dat zij zich, ondanks de schuldenpositie, onvoldoende heeft ingespannen om een einde te maken aan de benarde financiële situatie. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich tijdens de schuldsaneringsregeling wel zal inspannen om extra inkomsten te genereren ten behoeve van de schuldeisers en de sollicitatieplicht voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Uit het plan van aanpak, dat is bijgevoegd bij het verzoek, blijkt dat [verzoekster] niet van plan in om te gaan werken. Ter zitting heeft [verzoekster] verklaard dat zij wel wil solliciteren en dat het vermelde omtrent het niet gaan werken in het plan van aanpak niet juist is. [verzoekster] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij op dit moment aan het solliciteren is of dat zij dit in de toekomst wel zal doen.
Het verzoek zal worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c Faillissementswet (Fw.).

De beslissing:

de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.C. Bosch, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenaren hebben gedurendeacht dagen na de dag van deze uitspraakhet recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij door een advocaat ondertekend verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.