ECLI:NL:RBOVE:2017:3377

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
191026 FT-RK 16/1098
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onduidelijkheid over schulden en te goeder trouw zijn

Op 3 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) van een alleenstaande vrouw met twee kinderen. De verzoekster, die een PW-uitkering ontvangt van € 924,06 per maand, heeft op 5 september 2016 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 27 maart 2017 is de verzoekster verschenen en heeft zij haar situatie toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenlast van de verzoekster € 18.443,57 bedraagt, maar dat de oorsprong en de omstandigheden van deze schulden onduidelijk zijn. De verzoekster heeft verklaard dat een aantal schulden zijn ontstaan in 2010, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat bij meer dan de helft van de schuldeisers als ontstaansdatum 3 april 2015 is vermeld, zonder dat de oorspronkelijke schuldeisers duidelijk zijn. Dit heeft geleid tot twijfels over de goede trouw van de verzoekster met betrekking tot het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de justitiële documentatie van de verzoekster, waaruit blijkt dat zij in 2013 twee keer een strafbeschikking heeft gekregen voor winkeldiefstallen. De rechtbank concludeert dat de verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest in de vijf jaren voorafgaand aan haar verzoekschrift. Daarom heeft de rechtbank het verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 onder b van de Faillissementswet. De verzoekster heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, indien zij dit wenst.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : 191026 FT-RK 16/1098
datum vonnis : 3 april 2017
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op de verzoeken van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
verzoekster.

Het procesverloop

[verzoekster] heeft op 5 september 2016 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 27 maart 2017. Ter zitting is [verzoekster] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten:
Uit het verzoek volgt dat [verzoekster] een alleenstaande vrouw is met twee kinderen. [verzoekster] ontvangt een PW-uitkering van € 924,06 per maand.
De schuldenlast van [verzoekster] bedraagt volgens het verzoek € 18.443,57, waaronder de volgende schulden:
  • DUO € 3.336,01 (3 april 2015);
  • BJK Gerechtsdeurwaarders € 1.603,93 en € 820,03 (3 april 2015) en
  • Nedland € 2.243,70 (3 april 2015);
  • Woningstichting Rentree € 3.531,12 (3 april 2015);
  • CJIB € 554,20 (3 april 2015).
De - zakelijk weergegeven - toelichting van verzoeker:
[verzoekster] heeft verklaard dat zij de schuldenlijst met ontstaansdata en oorspronkelijke schuldeisers heeft opgestuurd. Op de stelling dat deze schuldenlijst hetzelfde is als de schuldenlijst die bij het verzoek is ingediend, heeft [verzoekster] verklaard dat zij zich heeft aangemeld bij het Budget Adviesbureau Deventer (hierna te noemen: BAD). [verzoekster] heeft verklaard dat een aantal schulden zijn ontstaan in 2010. Met betrekking tot de schuld aan de Woningstichting Rentree van € 3.531,12 heeft [verzoekster] verklaard dat de schuld is ontstaan doordat [verzoekster] wilde behangen achter de boiler en daarom de boiler had losgeschroefd. De boiler is toen gevallen. De kosten voor de vervanging van de boiler en de reparatie van tegels kwamen voor [verzoekster] zelf. [verzoekster] heeft verklaard dat de schuld aan Nedland een schuld is aan TUI of Arke uit 2011 of 2013. [verzoekster] zou op de website naar vliegtickets hebben gekeken en opeens een rekening hebben ontvangen. Ze heeft echter nooit gebruik gemaakt van die tickets. Hiervoor is ze twee keer bij de rechter in Deventer geweest. [verzoekster] heeft verklaard dat zij denkt dat de schuld aan BJK Gerechtsdeurwaarders een schuld is van een verzekering bestaande uit de premies van 2010 tot en met 2017. [verzoekster] heeft verklaard dat zij in 2014 voor het laatst heeft gewerkt en dat zij sinds vorige week samenwoont met de vader van haar twee kinderen.
De overwegingen van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek moeten worden afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoekster] niet aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden die zijn ontstaan in de vijf jaren voorafgaande aan de dag waarop zij haar verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling bij de rechtbank heeft ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank motiveert dit als volgt.
De rechtbank heeft geconstateerd dat op de schuldenlijst, zoals die is opgenomen in het verzoekschrift, bij meer dan de helft van de schuldeisers als ontstaansdatum 3 april 2015 is vermeld. Daarnaast is bij een groot aantal van de vorderingen niet vermeld wie de oorspronkelijke schuldeisers zijn. Ook ter zitting heeft [verzoekster] hierover geen duidelijkheid kunnen geven. De schuldenpositie van [verzoekster] blijft derhalve onduidelijk. De rechtbank is van oordeel dat het totale schuldenoverzicht dusdanig onduidelijk is dat het niet mogelijk is te toetsen of [verzoekster] ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden te goeder trouw is geweest. In het bijzonder wijst de rechtbank op de onduidelijkheid omtrent de schuld aan TUI/Arke die in 2011 of 2013 zou zijn ontstaan. Voorts kan de rechtbank de vorderingen op naam van BJK niet beoordelen omdat niet duidelijk is wie de oorspronkelijke schuldeisers zijn. Dit vormt reeds voldoende reden om verzoeker niet toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de boetes vanwege twee winkeldiefstallen naar hun aard niet te goeder trouw zijn. De rechtbank heeft naar aanleiding van het overzicht CJIB waarin een strafbeschikking is vermeld, de justitiële documentatie geraadpleegd. Uit deze documentatie blijkt dat [verzoekster] in 2013 twee keer een strafbeschikking heeft gekregen voor winkeldiefstallen die zij in 2012 en 2013 heeft gepleegd.
De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen op grond van artikel 288 lid 1 onder b Fw.
Omstandigheden als bedoeld in artikel 288 lid 3 Fw. zijn evenmin aannemelijk geworden, zodat het verzoek ook op deze grond niet kan worden toegewezen.

De beslissing:

de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.C. Bosch, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenaar heeft gedurendeacht dagen na de dag van deze uitspraakhet recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij door een advocaat ondertekend verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Wanneer de schuldenaar tevens een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord heeft ingediend, wordt dit verzoek eveneens aan het Gerechtshof voorgelegd (art. 292 lid 3 en 361 Fw.).