Op 15 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) door twee verzoekers, een echtpaar dat in gemeenschap van goederen is gehuwd en twee kinderen heeft. De verzoekers hebben eerder een verzoek tot WSNP ingediend, dat op 6 oktober 2015 werd afgewezen vanwege een gebrek aan een stabiele situatie en onvoldoende inspanning om aan de sollicitatieplicht te voldoen. De verzoekers hebben een aanzienlijke schuldenlast van € 156.927,69, waaronder belastingschulden en schulden aan een pensioenfonds.
Tijdens de zitting op 1 maart 2017 hebben de verzoekers verklaard dat hun financiële situatie nu stabiel is en dat zij hulp krijgen van de Stadsbank Oost Nederland. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verzoekers te lichtvaardig hebben gehandeld door in 2012 opnieuw een uitbeenbedrijf te starten, terwijl hun eerdere bedrijf was beëindigd wegens onbetaalbare schulden. De rechtbank concludeert dat de verzoekers niet te goeder trouw zijn geweest in het ontstaan van hun schulden en dat er onvoldoende inspanning is geleverd om hun financiële situatie te verbeteren.
De rechtbank wijst de verzoeken af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet (Fw.), en stelt vast dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een toewijzing van het verzoek rechtvaardigen. De verzoekers hebben het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, indien zij dat wensen.