ECLI:NL:RBOVE:2017:3388

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
C/08/204394 / KG ZA 17-224
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan overname van de echtelijke woning en ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid na echtscheiding

In deze zaak vordert de vrouw, na een echtscheiding op 12 januari 2017, dat de man medewerking verleent aan de overname van de echtelijke woning en haar ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen. De vrouw heeft eerder verzocht om de verdeling van de woning, maar de man heeft hier niet op gereageerd. De vrouw heeft een betalingsachterstand van de man in de hypotheeklasten ervaren, wat heeft geleid tot een BKR-registratie voor haar. De man heeft weliswaar de achterstand ingelost, maar de vrouw wil niet langer dat de gezamenlijke woning en de hypothecaire lening als een financieel risico boven haar hoofd hangen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van de vrouw voldoende is aangetoond en dat de man zijn medewerking moet verlenen aan de overname van de woning. Indien de man niet meewerkt, moet hij medewerking verlenen aan de verkoop van de woning. De voorzieningenrechter wijst de gevorderde dwangsommen af, omdat de vrouw in dat geval zelfstandig de woning kan verkopen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/204394 / KG ZA 17-224
Vonnis in kort geding van 24 augustus 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.E. Kikkert te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W. in het Veld te Hengelo (O).
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 13 juli 2017 met producties,
  • de mondelinge behandeling d.d. 24 juli 2017,
  • de aanhouding van vier weken om de man in de gelegenheid stellen om de woning aan de
[adres] te [plaats] op zijn naam te (her)financieren, onder gelijktijdig ontslag
van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen,
  • de e-mail van mr. Kikkert d.d. 21 augustus 2017,
  • de e-mail van mr. Van der Zalm, kantoorgenoot van mr. In het Veld,
d.d. 21 augustus 2017 met bijlagen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn tot 30 november 2016 met elkaar gehuwd geweest in de wettelijke gemeenschap van goederen. De echtscheiding is op 12 januari 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de [gemeente] .
2.2.
Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoort onder andere de echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
2.3.
In de door deze rechtbank gegeven beschikking van 30 november 2016 (zaaknummers: C/08/181070 / ES RK 16-49 (echtscheiding) en
C/08/187617 / ES RK 16-2321 (verdeling)) is over de verdeling van de woning het volgende opgenomen:
“partijen zijn het er over eens dat de woning en de vier hypotheken aan de man kunnen worden toegedeeld, zonder nadere verrekening waarbij de man zich zal inspannen ervoor te zorgen dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid. Verder zijn partijen het er over eens dat de spaarverzekering bij Interpolis een waarde heeft van
€ 34.412,93 en dat beide partijen recht hebben op de helft van deze waarde.”
(…)
“stelt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap als volgt vast indien en voor zover tot inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand wordt overgegaan:
aan de man wordt toegescheiden:
-
de echtelijke woning aan de [adres] [plaats] en de hypothecaire geldlening bij de Rabobank (nummers [1] , [2] , [3] en [4] ) en de spaarverzekering bij Interpolis (nummer [5] );”
(…)
“Uit bovenstaande blijkt dat de vrouw wegens overbedeling en verrekenposten € 782,08 aan de man dient te voldoen en dat de man € 17.206,46 aan de vrouw dient te betalen voor de helft van de waarde van de spaarpolis van Interpolis.”
2.4.
De woning is tot op heden niet verdeeld. De man is na de echtscheiding in de woning blijven wonen en betaalt de maandelijkse hypothecaire lasten, waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn.
2.5.
Op 12 juni 2017 heeft de Rabobank aan de vrouw een aanmaning gestuurd voor een betalingsachterstand in de hypotheekleningen van € 2.613,92 en een laatste aanmaning voor de betalingsachterstand in de spaarverzekering van € 1.026,56.
2.6.
De betalingsachterstanden zijn daarna door de man ingelost.
2.7.
De man is per 1 september 2017 een dienstverband aangegaan bij een nieuwe werkgever, waarbij een proeftijd van twee maanden is overeengekomen.
2.8.
Op 27 juli 2017 ontvangt de man een e-mail van [A] , werkzaam bij Rabobank Enschede-Haaksbergen, waarin staat:
“Beste [gedaagde] ,
Een korte samenvatting van ons gesprek.
-
Om de aanvraag in behandeling te nemen heb ik een ingevulde werkgeversverklaring en salarisspecificatie nodig. Tijdens de aanvraag mag er geen sprake zijn van proeftijd. De werkgeversverklaring kan opgemaakt worden op het moment dat je daadwerkelijk in dienst bent bij de nieuwe werkgever.”
2.9.
Op 3 augustus 2017 ontvangt de man een e-mail van [X] , werkzaam bij BBA Assurantie & Hypotheek Adviespraktijk te Enschede, waarin staat:
“Zodra u de aanstelling heeft bij de nieuwe werkgever en de proeftijd van 2 maanden is verlopen kunnen we de aanvraag bij de bank doen zodat uw ex-vrouw kan worden ontslagen uit hoofdelijk schuldenaarschap.”

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
- de man te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis mee te werken aan de nakoming van de uitvoering van de beschikking van deze rechtbank van 30 november 2016 (zaaknummer C/08/187617 / ES RK 16-2321), in die zin dat de man zijn medewerking verstrekt aan het verlijden van een daartoe strekkende akte van levering van de woning, waarbij de woning wordt overgedragen aan de man, ten overstaan van een nader aan te wijzen notaris onder gelijktijdige betaling van een bedrag van € 16.424,38 door de man aan de vrouw, welke levering slechts zal kunnen plaatsvinden indien de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de bestaande hypothecaire verplichtingen, waarbij de kosten van de akte voor rekening van de man zijn, één en ander op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de man nalaat aan de veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 50.000,00;
- te bepalen dat, indien en voor zover de man in gebreke blijft de vorengenoemde medewerking te verlenen, de man zijn medewerking dient te verlenen tot verkoop en overdracht van de woning via een door de vrouw aan te wijzen notaris, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar door de vrouw en het tekenen van het koopcontract door de man;
- te bepalen dat de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor hetgeen in bovengenoemde vordering is genoemd indien de man niet op eerste verzoek van de vrouw medewerking verleent en te bepalen dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) mede in de plaats zal treden van de door de notaris op te stellen akte van levering met betrekking tot de woning, voor zover het betreft het verlenen van toestemming van de man tot die levering;
- de man te veroordelen in de kosten van het geding;
- althans zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij de afgelopen maanden meermalen aan de man heeft verzocht om de verdeling te bewerkstelligen, maar dat de man daar niet op heeft gereageerd. De man is nog steeds in de woning woonachtig en heeft een betalingsachterstand laten ontstaan in de hypothecaire lasten, wat tot een BKR-registratie voor de vrouw heeft geleid. Hoewel de man de hypotheekachterstand inmiddels heeft ingelost, wil de vrouw niet langer dat de hypothecaire geldlening en de gezamenlijke woning “als een zwaard van Damocles” boven haar hoofd blijven hangen. De vrouw loopt een groot en reëel financieel risico, gelet op de ontstane betalingsachterstand. Ook wenst de vrouw het bedrag van € 16.424,38 te ontvangen, waarmee de man is overbedeeld en welk bedrag hij nog niet aan de vrouw heeft betaald. De vrouw wenst dat de woning zo spoedig mogelijk wordt overgedragen aan de man met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire schuld. De man is weigerachtig zijn medewerking te verlenen aan de overdracht c.q. verkoop van de woning. De man zou zijn baan zijn kwijtgeraakt en in dienst treden bij één van de bedrijven van zijn broer. Op het verzoek van de raadsvrouw van de vrouw om een getekende arbeidsovereenkomst over te leggen reageert de man niet. De informatie die de man verstrekt is volgens de vrouw niet concreet genoeg. Het spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen is aanwezig. De vrouw is van mening dat de man dient te worden veroordeeld in de proceskosten, nu duidelijk is dat de man zonder gegronde reden geen medewerking verleent aan de overdracht van de woning en de vrouw onnodig kosten laat maken.
3.3.
De man heeft ter zitting verweer gevoerd. De man kon niet eerder dan
24 april 2017 met de Rabobank in overleg treden over het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, omdat op die datum een beschikking is gegeven over de partneralimentatie, die de Rabobank wilde ontvangen. Omdat de man zijn baan was kwijtgeraakt en zorgvuldig voor een nieuwe baan wilde kiezen, heeft hij nog altijd geen regeling met de Rabobank kunnen treffen. Inmiddels heeft de man een nieuwe baan gevonden bij het bedrijf van zijn broer en de getekende arbeidsovereenkomst per post naar de Rabobank gestuurd. Binnen enkele dagen kan er een afspraak met de Rabobank worden gemaakt. De man staat aldus op het punt de knoop met de bank door te hakken. Van betalingsonwil ten aanzien van de hypotheeklasten is geen sprake. Er is één keer een achterstand ontstaan, omdat de man zijn vaste maandelijkse inkomsten was kwijtgeraakt. Er is geen reden om aan te nemen dat dit nogmaals gebeurt. Als de bank wil meewerken aan het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, zal de man de woning overnemen. In het andere geval zal de woning verkocht moeten worden. De gevorderde dwangsom dient volgens de man te worden afgewezen, omdat de vrouw daar geen belang bij heeft. Als de man niet meewerkt aan de overname of verkoop van de woning, dan beschikt de vrouw over een vonnis waarmee zij zelf, zonder medewerking van de man, de woning kan verkopen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van de vrouw in voldoende mate voortvloeit uit haar stellingen en de aard van het gevorderde.
4.2.
Uitgangspunt voor de beoordeling van onderhavige vorderingen vormt de door deze rechtbank gegeven beschikking van 30 november 2016 waarin de woning aan de man is toebedeeld en waarin is bepaald dat de man, na verrekening, wegens overbedeling nog een bedrag van € 16.424,38 aan de vrouw dient te voldoen.
4.3.
Ter zitting heeft de man aangevoerd dat hij op het punt stond de knoop met de Rabobank door te hakken. De zaak is vier weken aangehouden om de man in de gelegenheid te stellen om de woning over te nemen en te bewerkstelligen dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen zou worden ontslagen. Uit de
e-mailberichten van 21 augustus 2017 van de raadlieden van partijen volgt dat de man hier niet in is geslaagd.
4.4.
Volgens de man is er geen sprake van onwelwillendheid, maar treedt hij per
1 september 2017 in dienst bij een nieuwe werkgever waarmee hij een proeftijd van twee maanden is overeengekomen. De proeftijd dient verstreken te zijn voordat hij de woning kan overnemen, omdat de Rabobank niet eerder haar medewerking wil verlenen aan (her)financiering van de woning op naam van de man, onder gelijktijdig ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.5.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de man van de medewerking van de Rabobank afhankelijk is, maar is desondanks met de vrouw van oordeel dat van haar niet langer gevergd kan worden dat zij in een onverdeelde boedel blijft. De echtscheiding tussen partijen is reeds op 30 november 2016 uitgesproken en gelet op de door de man overgelegde e-mailberichten van de Rabobank en BBA Assurantie & Hypotheek Adviespraktijk zal het nog minstens twee maanden duren voordat de Rabobank bereid is beoordelen of de man de woning kan overnemen en de vrouw kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De beoordeling zelf zal ook enige tijd in beslag nemen.
4.6.
De vrouw heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aangetoond dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij een spoedige overname dan wel verkoop van de woning, zodat de echtscheiding (financieel) kan worden afgerond. De vrouw is recent geconfronteerd met een betalingsachterstand van de man in de hypotheeklasten waarvoor zij (mede) door de bank is aangesproken. Zij heeft onweersproken gesteld dat dit voor haar een BKR-registratie tot gevolg heeft gehad. Daarnaast is het begrijpelijk dat de vrouw het bedrag van € 16.424,38 wenst te ontvangen. De vorderingen van de vrouw zijn in zoverre dan ook toewijsbaar.
4.7.
Ten overvloede voegt de voorzieningenrechter hieraan toe dat het de man vrij staat om alsnog, ook tijdens het verkooptraject, te proberen de (her)financiering rond te krijgen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Het is de
voorzieningenrechter niet duidelijk waarom de bank de kwestie niet reeds kan beoordelen onder de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst na de proeftijd wordt verlengd.
Indien de woning dient te worden verkocht, zal de voorzieningenrechter, in het belang van partijen en ter voorkoming van nieuwe geschilpunten, bepalen dat dit dient te gebeuren tegen een door een makelaar te bepalen reële marktconforme prijs.
4.8.
Voor het geval dat de man geen medewerking zou verlenen aan de overname van de woning heeft de vrouw gevorderd dat de man dwangsommen zal verbeuren, alsmede te bepalen dat de man medewerking dient te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, bij gebreke waarvan dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de vereiste medewerking van de man. De man heeft terecht gesteld dat op het moment dat de vrouw dwangsommen zou gaan verbeuren, de man op eerste verzoek van de vrouw medewerking dient te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, bij gebreke waarvan dit vonnis conform artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van zijn medewerking en de vrouw zelfstandig de woning kan verkopen en overdragen. Van enig belang bij nakoming van de veroordeling door de man zelf is op dat moment geen sprake meer. De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsommen dan ook afwijzen.
4.9.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in deze zaak af te wijken van het wettelijk uitgangspunt dat, nu partijen gewezen echtelieden zijn, de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de nakoming van de uitvoering van de beschikking van deze rechtbank van 30 november 2016 (zaaknummer C/08/187617 / ES RK 16-2321), in die zin dat de man medewerking verleent aan het verlijden van een daartoe strekkende akte van levering van de woning aan de [adres] te [plaats] aan de man, ten overstaan van een door de vrouw aan te wijzen notaris, onder gelijktijdige betaling van een bedrag van € 16.424,38 door de man aan de vrouw, en met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de bestaande hypothecaire verplichtingen, waarbij de kosten voor de akte voor rekening van de man zijn,
5.2.
bepaalt dat, indien en voor zover de man nalaat om aan de hiervoor genoemde veroordeling te voldoen, de man zijn medewerking dient te verlenen aan de verkoop en overdracht van de woning, tegen een door een makelaar te bepalen reële marktconforme prijs, via een door de vrouw aan te wijzen notaris, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar door de vrouw en het tekenen van het koopcontract door de man,
5.3.
bepaalt dat aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor hetgeen in 5.2. is bepaald, indien de man niet op eerste verzoek van de vrouw medewerking verleent, en bepaalt dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW mede in de plaats treedt van de door de notaris op te stellen akte van levering met betrekking tot de woning met toebehoren gelegen aan de [adres] te [plaats] , voor zover het betreft het verlenen van toestemming van de man tot die levering,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: