ECLI:NL:RBOVE:2017:3392

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
C/08/153412 / HA ZA 14-149
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in koopovereenkomst en vertrouwelijke informatie in civiele procedure

Op 9 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Freizeit- und Ferienpark Fürstenau GmbH en de curator van de failliete Pongers B.V. In deze zaak vorderde Pongers inzage in de koopovereenkomst tussen Fürstenau en de Duitse instantie BImA, met betrekking tot een perceel met opstallen. Pongers stelde dat zij een rechtmatig belang had bij deze inzage, omdat de koopovereenkomst van belang was voor haar verweer in de hoofdzaak, waarin Fürstenau een aanzienlijke claim tegen haar had ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het inzagerecht ook bescheiden kan betreffen waarbij degene die inzage verlangt niet als partij betrokken is, en dat Pongers voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij een rechtmatig belang had bij het gevraagde afschrift.

De rechtbank wees de vordering van Pongers toe, maar bepaalde dat de feitelijke afgifte van de koopovereenkomst via een door de rechtbank aan te wijzen notaris diende te verlopen. Dit om te waarborgen dat vertrouwelijke informatie, zoals de koopprijs en financiële zekerheden, niet openbaar werd gemaakt. De rechtbank gaf aan dat de notaris moest onderzoeken of er in de koopovereenkomst vermeldingen stonden over de aanwezigheid van gevaarlijke of verontreinigde stoffen in de gesloopte gebouwen. De zaak werd vervolgens naar de rolzitting verwezen voor verdere behandeling, waarbij partijen zich konden uitlaten over de benoeming van de notaris.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/153412 / HA ZA 14-149
Vonnis in incident van 9 augustus 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Duits recht
Freizeit- und Ferienpark Fürstenau GmbH,
gevestigd te Fürstenau (Niedersachsen, Deutschland),
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
advocaat: mr. C.P.B. Kroep te Enschede,
tegen
mr. G.W. Weenink q.q. in zijn hoedanigheid van curator van de failliete
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Pongers B.V.,
kantoorhoudende te Almelo,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
advocaat: mr. M.H.F. van der Lek-Langenhof te Zaltbommel,
Partijen zullen hierna Fürstenau en Pongers genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure en de vordering in het incident

1.1.
Op 21 december 2016 heeft deze rechtbank een tussenvonnis gewezen, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2.
In rechtsoverweging 7.6. van het bedoelde tussenvonnis heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - het volgende overwogen:
“Pongers heeft aangevoerd dat Fürstenau mogelijk wist dat er schadelijke stoffen aanwezig waren in de te slopen objecten, omdat Fürstenau in 2010 al een vijftal gebouwen had laten slopen. Fürstenau had deze informatie met Pongers moeten delen, aldus Pongers.
De rechtbank is van oordeel dat als komt vast te staan, dat deze gebouwen verontreinigd waren en Fürstenau daar wetenschap van had, dat in dat geval Fürstenau deze informatie aan Pongers tijdens de onderhandelingen over de overeenkomst had moeten mededelen. De rechtbank draagt aan Fürstenau op om zich bij akte uit te laten over de sloop van deze gebouwen en over wat er met het puin van deze gesloopte gebouwen is gebeurd. De rechtbank draagt daarnaast aan Fürstenau op om op grond van artikel 22 Rv., bescheiden (zoals mogelijk het Schadstoffkataster, de overeenkomst tot sloop, bescheiden die verband houden met afvoer van puin) over te leggen, welke verband houden met de sloop van deze gebouwen en om inzichtelijk te maken of deze objecten mogelijk schadelijke stoffen bevatten.”
1.3.
Fürstenau heeft zich bij akte van 25 januari 2017 met betrekking tot de eerdere sloop van de gebouwen op het standpunt gesteld dat zij niet beschikt over een schriftelijke overeenkomst tussen de sloper en Fürstenau en dat zij geen facturen van de sloper heeft ontvangen. Ook is er volgens Fürstenau geen asbestinventarisatieonderzoek verricht en geen Schadstoffkataster opgesteld. Fürstenau brengt een verklaring van de heer [A] in het geding waaruit – samengevat – volgt dat de afspraken met de sloper mondeling zijn gemaakt.
1.4.
Pongers stelt in haar antwoordakte van 5 april 2017 dat Fürstenau het terrein met de te slopen panden heeft gekocht van de Duitse instantie, Bundesanstalt für Immobilienaufgaben (hierna: BImA), één van de grootste Duitse onroerend goed eigenaren. Naar de stelling van Pongers bepaalt BImA de waarde van dergelijke terreinen en vindt er in dat kader onderzoek plaats naar de vervuiling van het terrein en de aanwezige schadelijke stoffen. Ingeval daarvan sprake is wordt dit in de koopprijs verdisconteerd, in die zin dat daarop een flinke korting (BImA vergoedt namelijk de sloopkosten) wordt gegeven, aangezien de koper moet zorgdragen voor het saneren van de schadelijke stoffen en dat extra kosten met zich meebrengt. Pongers verwijst daartoe naar een artikel van
5 augustus 2013 in de Osnabrücker Zeitung en de vertaling daarvan. Volgens Pongers zal uit de overeenkomst tussen Fürstenau en BImA (hierna: de koopovereenkomst) blijken of Fürstenau reeds vanaf de aankoop van het terrein bekend was met het feit dat er zich schadelijke stoffen bevonden in de te slopen panden en daarvan mededeling had moeten doen aan Pongers, zoals de rechtbank heeft overwogen in het voormelde tussenvonnis.
1.5.
Fürstenau stelt in haar antwoordakte van 17 mei 2017 dat er geen Schadstoffkataster bij het contract met BImA zit.
1.6.
Bij akte tevens incidentele conclusie houdende verzoek tot overlegging van een afschrift van bescheiden ex artikel 843a Rv vordert Pongers Fürstenau opdracht te geven om de overeenkomst inzake de aankoop van het perceel met opstallen gelegen aan de Pommernstrasse (12) te Fürstenau (met eventuele bijlagen) in het geding te brengen, met veroordeling van Fürstenau in de kosten.
1.7.
Pongers legt - samengevat - aan haar incidentele vordering ten grondslag dat het voor haar moeilijk zo niet onmogelijk is om de voor deze zaak noodzakelijke informatie te verkrijgen over de aankoop door Fürstenau van het betreffende perceel en de sloopwerkzaamheden die daar in 2009/2010 zijn verricht. Fürstenau overlegt deze informatie niet en Pongers krijgt deze informatie mondjesmaat tot haar beschikking. Pongers heeft de koopovereenkomst opgevraagd bij BImA, maar BImA heeft deze nog niet aan haar verstrekt. Pongers heeft er een rechtmatig belang bij om inzage te krijgen in de koopovereenkomst. Fürstenau heeft immers een aanzienlijke claim tegen haar ingesteld en de koopovereenkomst is van belang voor het voeren van verweer tegen die claim, althans Pongers heeft gegronde reden om dat te vermoeden. Zonder de koopovereenkomst heeft Pongers een procedureel nadeel, waarvoor geen rechtvaardiging bestaat. Dit is in strijd met het beginsel van equality of arms ex artikel 6 EVRM. Pongers wil het niet alleen van BImA laten afhangen of zij (en de rechtbank) inzage krijgt in de koopovereenkomst en daarom verzoekt zij de rechtbank Fürstenau ex artikel 843a Rv te bevelen om de koopovereenkomst in het geding te brengen. Voor Fürstenau zou dat eenvoudig moeten zijn, nu zij de koopovereenkomst, naar Pongers veronderstelt, in haar bezit heeft. Bovendien zou het overleggen van de koopovereenkomst voor Fürstenau niet bezwaarlijk behoeven te zijn, nu zij stelt dat deze geen relevante informatie bevat voor het onderhavige geschil.
1.8.
Fürstenau voert verweer tegen de incidentele vordering van Pongers, strekkende tot het niet ontvankelijk verklaren van Pongers in haar vordering, althans haar vordering in het incident als ongegrond en onbewezen te ontzeggen dan wel af te wijzen, met veroordeling van Pongers in de kosten van het incident, uitvoerbaar bij voorraad.
1.9.
Fürstenau stelt zich - samengevat - primair op het standpunt dat de vordering van Pongers niet toewijsbaar is, omdat Pongers vordert dat de rechtbank Fürstenau de opdracht geeft om de koopovereenkomst in het geding te brengen, terwijl artikel 843a Rv enkel de mogelijkheid biedt tot het vorderen van inzage, een afschrift of uittreksel. Het in het geding brengen van een (originele) overeenkomst valt hier niet onder. Subsidiair stelt Fürstenau dat Pongers geen rechtmatig belang heeft bij de koopovereenkomst en eventuele bijlagen. De wens om te zoeken naar een verweer in een document is geen rechtmatig en concreet belang, maar een “fishing expedition”. Ook een direct belang ontbreekt, nu de rechtbank aan Fürstenau heeft verzocht om zich uit te laten over de sloop van de gebouwen en de eventuele stukken die hiermee verband houden in het geding te brengen. Onder welke voorwaarden de koop van het terrein heeft plaatsgevonden is van geen enkel belang in deze procedure. Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van stukken waarvan Pongers vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan haar stellingen. Het verzoek van Pongers voldoet evenmin aan de eis dat de stukken voldoende bepaald zijn. Voorts heeft te gelden dat Pongers geen partij was bij de rechtsbetrekking waarop de koopovereenkomst betrekking heeft. Ook is volgens BImA sprake van een impliciete afspraak tot geheimhouding. Ook op grond hiervan dient de incidentele vordering te worden afgewezen. Verder doet Fürstenau een beroep op gewichtige redenen om de vertrouwelijke bedrijfsmatige koopovereenkomst met eventuele bijlagen niet in het geding te hoeven brengen.
1.10.
Indien en voor zover de rechtbank mocht oordelen dat Pongers recht heeft op inzage in de koopovereenkomst en eventuele bijlagen, verzoekt Fürstenau de rechtbank te bepalen dat:
- Fürstenau (primair) aan een door de rechtbank te bepalen derde inzage moet
verschaffen in de koopovereenkomst en eventuele bijlagen met de opdracht aan die
derde om aan de rechtbank schriftelijk antwoord te geven op de vraag:
Staat in de koopovereenkomst en eventuele bijlagen iets vermeld over de aanwezigheid van gevaarlijke/verontreinigde stoffen in gebouwen die in 2010 gesloopt zijn?;
- dan wel (subsidiair) Fürstenau enkel die bepaling in de koopovereenkomst inclusief
eventuele bijlagen in het geding dient te brengen die specifiek ziet op de staat van
het gekochte en eventuele (bodem)verontreinigingen inclusief eventuele bijlagen;
- dan wel (meer subsidiair) de gehele koopovereenkomst inclusief eventuele bijlagen in
het geding dient te brengen waarbij de bepalingen die niet zien op de staat van het
gekochte en eventuele (bodem)verontreinigingen inclusief eventuele bijlagen
doorgehaald zijn;
- dan wel (nog meer subsidiair) de gehele koopovereenkomst inclusief eventuele
bijlagen in het geding dient te brengen waarbij alle financiële en daaraan
gerelateerde bepalingen en artikelen die niet zien op de staat van het gekochte en
eventuele (bodem)verontreinigingen doorgehaald zijn.
1.11.
Tenslotte verzoekt Fürstenau veroordeling van Pongers in de kosten die gepaard gaan met het verstrekken van een afschrift van de koopovereenkomst (en eventuele bijlagen) en te bepalen dat Fürstenau pas inzage hoeft te verlenen/afschrift hoeft te verstrekken nadat Pongers de kosten hiervoor heeft betaald.
1.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

2.De beoordeling in het incident

De vereisten van artikel 843a Rv

2.1.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 843a Rv erin voorziet dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is kan vorderen. Deze exhibitieplicht is niet onbeperkt. Uit het eerste lid van artikel 843a Rv volgt dat degene die exhibitie verlangt daarbij een “rechtmatig belang” moet hebben en dat het moet gaan om “bepaalde bescheiden”. Voorts is de partij die de gegevens ter beschikking heeft ingevolge lid 4 van genoemd artikel niet tot exhibitie verplicht “indien daarvoor gewichtige redenen zijn” of “indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd”.
2.2.
De rechtbank gaat voorbij aan het (primaire) verweer van Fürstenau dat de incidentele vordering van Pongers niet toewijsbaar is, nu artikel 843a Rv enkel de mogelijkheid biedt tot het vorderen van inzage, een afschrift of een uittreksel en dat het in het geding brengen van een (originele) overeenkomst daar niet onder valt. De incidentele vordering van Pongers strekt naar het oordeel van de rechtbank niet tot het in het geding brengen van de originele koopovereenkomst. Reeds uit de kop van de akte van 28 juni 2017 van Pongers volgt dat Pongers overlegging van een afschrift van bescheiden, in casu: de koopovereenkomst, vordert. In de derde alinea van bedoelde akte verzoekt Pongers om inzage van de koopovereenkomst. Een dergelijke vordering valt onder de reikwijdte van artikel 843a Rv.
2.3.
De rechtbank overweegt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015
(HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1834), waarin wordt verwezen naar het wetsvoorstel herziening inzagerecht (MvT, Kamerstukken II 2011/12, 33079, 3, p. 11) volgt dat niet vereist is dat Pongers zelf betrokken is geweest bij de koop van het terrein, zoals door Fürstenau is aangevoerd. Het inzagerecht kan ook bescheiden betreffen waarbij degene die inzage verlangt, niet als partij betrokken is, bijvoorbeeld een door de wederpartij met een derde gesloten overeenkomst. Hiervan is in casu sprake.
2.4.
De rechtbank is voorts van oordeel dat Pongers voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een rechtmatig belang heeft bij het de door haar gevraagde afschrift van de koopovereenkomst. De koopovereenkomst is immers van belang voor het onderbouwen van haar verweer in de hoofdzaak, dat Fürstenau reeds vanaf de aankoop van het terrein bekend was met het feit dat er zich schadelijke stoffen bevonden in de te slopen panden en daarvan mededeling had moeten doen aan Pongers.
2.5.
Ook aan de eis dat het moet gaan om bepaalde bescheiden is voldaan. Pongers vordert afschrift van één concrete overeenkomst met eventuele bijlagen. Van een “fishing expedition” is dan ook geen sprake.
2.6.
Ten slotte is van belang dat door Fürstenau niet is betwist dat zij over de koopovereenkomst met BImA beschikt. Derhalve is aan alle vereisten van artikel 843a Rv voldaan en zal de vordering van Pongers tot afschrift van de koopovereenkomst tussen Fürstenau en BImA worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
De verzoeken van Fürstenau
2.7.
Fürstenau heeft een beroep gedaan op een gewichtige reden. Zij stelt daartoe dat door het overleggen van de koopovereenkomst zowel van BImA als van Fürstenau allerlei vertrouwelijke informatie op straat komt te liggen, waaronder de koopprijs, hoe die tot stand is gekomen en over de financiële zekerheid van Fürstenau in de zin van (al dan niet) verleende zekerheden. De rechtbank overweegt dat het in het geding brengen van de volledige koopovereenkomst met eventuele bijlagen niet nodig is om tegemoet te komen aan het belang van Pongers. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de feitelijke afgifte door Fürstenau op de voet van artikel 843a lid 2 Rv te laten verlopen via een door de rechtbank aan te wijzen notaris.
2.8.
De rechtbank is voornemens om één van de notarissen verbonden aan het notariskantoor Ter Braak Willems, gevestigd aan de Adastraat 1 te (7607 HA) Almelo aan te wijzen als notaris. Voorts is de rechtbank voornemens om aan de notaris opdracht te verstrekken om te onderzoeken of in de overeenkomst inzake de aankoop van het perceel met opstallen gelegen aan de Pommernstrasse (12) te Fürstenau inclusief eventuele bijlagen iets, en zo ja wat, staat vermeld over de aanwezigheid van gevaarlijke/verontreinigde stoffen in gebouwen die in 2010 gesloopt zijn en zijn bevindingen vast te leggen in een schriftelijk rapport, indien en voor zover van toepassing voorzien van een afschrift van de delen van de koopovereenkomst waarin de betreffende vermelding(en) is/zijn aangetroffen. De notaris dient zijn rapport vervolgens aan beide partijen te sturen. Voor het overige zal de notaris de koopovereenkomst geheim dienen te houden ten opzichte van Pongers en derden. De notariskosten zullen moeten worden voorgeschoten door Pongers.
2.9.
De rechtbank zal de zaak, op de wijze als hierna vermeld, naar de rolzitting verwijzen opdat partijen zich bij akte gemotiveerd kunnen uitlaten uitsluitend of tegen notariskantoor Ter Braak Willems te Almelo bezwaren bestaan en over de aan de notaris te verstrekken opdracht. Vervolgens zal de rechtbank overgaan tot de benoeming van de notaris. Iedere verdere beslissing in het incident en de hoofdzaak zal thans worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 23 augustus 2017 opdat beide partijen tegelijkertijd een akte kunnen nemen als hiervoor onder 2.9. bedoeld,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: