Op 6 juni 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoekster]. [verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend, maar heeft verzuimd om sollicitatiebewijzen over te leggen, ondanks een eerdere oproep daartoe. Tijdens de zitting op 30 mei 2017 is [verzoekster] verschenen, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat zij niet voldoende heeft aangetoond dat zij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De totale schuldenlast van [verzoekster] bedraagt € 10.989,80, waarvan een aanzienlijk deel aan Menzis is verschuldigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schulden zijn ontstaan door prioriteit te geven aan de financiën van haar toenmalige partner, waardoor de zorgpremie jarenlang onbetaald is gebleven. Bovendien heeft [verzoekster] niet serieus gezocht naar werk, wat haar inspanningen om haar schulden op te lossen in twijfel trekt. De rechtbank concludeert dat [verzoekster] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest en wijst het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet (Fw).