ECLI:NL:RBOVE:2017:3407

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
199649 / FT-RK 430/17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw handelen met betrekking tot schulden

Op 6 juni 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoekster]. [verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend, maar heeft verzuimd om sollicitatiebewijzen over te leggen, ondanks een eerdere oproep daartoe. Tijdens de zitting op 30 mei 2017 is [verzoekster] verschenen, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat zij niet voldoende heeft aangetoond dat zij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De totale schuldenlast van [verzoekster] bedraagt € 10.989,80, waarvan een aanzienlijk deel aan Menzis is verschuldigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schulden zijn ontstaan door prioriteit te geven aan de financiën van haar toenmalige partner, waardoor de zorgpremie jarenlang onbetaald is gebleven. Bovendien heeft [verzoekster] niet serieus gezocht naar werk, wat haar inspanningen om haar schulden op te lossen in twijfel trekt. De rechtbank concludeert dat [verzoekster] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest en wijst het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet (Fw).

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 199649 / FT-RK 430/17
datum vonnis: 6 juni 2017
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster] .

Het procesverloop

[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
In de oproepbrief van 10 april 2017 is [verzoekster] opgedragen uiterlijk één week voor de zitting sollicitatiebewijzen van het afgelopen half jaar over te leggen. Er is niets ontvangen.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 30 mei 2017. Ter zitting is [verzoekster] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten
[verzoekster] is samenwonend met de heer [A] . Zij heeft een inwonend minderjarig kind.
Zij werkt niet en heeft geen inkomen. Het gezinsinkomen bestaat uit loon uit arbeid van de heer [A] .
De totale schuldenlast bedraagt volgens het verzoekschrift € 10.989,80, waaronder schulden aan Menzis van in totaal ruim € 9.000,00, ontstaan in de periode van 2011 tot en met 2015.
De toelichting van [verzoekster]
heeft ter zitting verklaard de schulden zijn ontstaan toen zij na een auto-ongeluk moest stoppen met school en niet meer kon werken bij haar avond- en weekendbaan bij [B] . [verzoekster] heeft geen sollicitatiebewijzen over het afgelopen half jaar overgelegd, omdat zij van het UWV niet hoefde de solliciteren. Zij heeft wel mondeling gesolliciteerd door onder andere bij Albert Heijn te vragen in welke leeftijdscategorie zij caissières zochten. [verzoekster] heeft wel gezocht naar werk, maar zij gaat sinds april 2017 naar de pijnpoli in verband met pijnklachten. Als haar zoontje naar de opvang zou moeten dan kan zij halve dagen werken, maar dan zou zij werken om de kinderopvang te betalen, aldus [verzoekster] . Een andere reden voor het niet solliciteren is dat haar partner meer verdient dan de bijstandsnorm en [verzoekster] geen bijstandsuitkering meer ontvangt. Het UWV heeft vastgesteld dat [verzoekster] andersoortig werk nodig heeft, maar [verzoekster] heeft het onderzoeksrapport nooit ontvangen. De schuld aan Menzis betreft niet betaalde zorgpremie gedurende een periode van vier jaar. De zorgpremie is onbetaald gebleven, omdat het inkomen van [verzoekster] op ging aan de rekeningen en schulden van haar toenmalige partner.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoekster] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. De rechtbank doelt daarbij met name op de schuld aan Menzis. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Ter zitting is gebleken dat de zorgpremie in de periode van 2011 tot en met 2015 expres onbetaald is gebleven, omdat het inkomen van [verzoekster] op is gegaan aan rekeningen en schulden van haar toenmalige partner. [verzoekster] heeft prioriteit gegeven aan de financiën van haar toenmalige partner, als gevolg waarvan zij zelf schulden van in totaal ruim
€ 9.000,00 aan Menzis heeft opgebouwd. Nu [verzoekster] er bewust voor heeft gekozen haar zorgverzekering jarenlang onbetaald te laten, is de rechtbank van oordeel dat niet geoordeeld kan worden dat [verzoekster] ten aanzien van het ontstaan van de schulden aan Menzis te goeder trouw is geweest.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] zich, ondanks haar schuldenpositie, niet tot het maximale heeft ingespannen om een betaalde baan te vinden. [verzoekster] werkt momenteel niet en solliciteert evenmin. Volgens de verklaring van [verzoekster] informeert zij mondeling bij bijvoorbeeld supermarkten of zij met haar leeftijd in aanmerking komt voor een parttime baan als caissière. Naar het oordeel van de rechtbank is het enkel informeren naar de leeftijdscategorie van eventueel gevraagde caissières geen serieus te nemen inspanning om een betaalde baan te vinden. Dat [verzoekster] niet serieus op zoek lijkt te zijn naar een betaalde baan blijkt ook uit haar verklaringen ter zitting dat zij maar halve dagen kan werken in verband met haar zoontje en haar partner al een inkomen boven de bijstandsnorm heeft. [verzoekster] heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet behoorlijk ingespannen om haar schuldensituatie op te lossen, althans een begin te maken met het aflossen van haar schulden. [verzoekster] heeft ter zitting nog aangevoerd dat zij vanaf april 2017 naar de pijnpoli gaat en het dat UWV heeft vastgesteld dat zij andersoortig werk nodig heeft, maar heeft dit niet met bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank heeft voor de zitting sollicitatiebewijzen over het afgelopen jaar opgevraagd, maar op dit verzoek heeft [verzoekster] niet gereageerd. Ook zijn er geen stukken over eventuele arbeidsongeschikt overgelegd en [verzoekster] heeft het onderzoeksrapport van het UWV naar eigen zeggen nooit ontvangen. Het is derhalve niet mogelijk om de eventuele (mate van) arbeidsongeschiktheid en de daarmee samenhangende niet-verwijtbaarheid van het niet solliciteren te beoordelen. Het had op de weg van [verzoekster] gelegen om hierover duidelijkheid te verschaffen. Nu slechts vaststaat dat [verzoekster] niet heeft gesolliciteerd en ook geen serieuze pogingen heeft ondernomen om haar schuldensituatie op te lossen is de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten aanzien van het onbetaald laten van haar schulden te goeder trouw is geweest. Nu bovendien ter zitting is gebleken dat [verzoekster] van mening is dat zij in verband met de zorg van haar zoontje slechts halve dagen kan werken, is niet aannemelijk dat [verzoekster] zich tijdens de schuldsaneringsregeling wel zal inspannen een fulltime baan te vinden teneinde zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Het verzoek zal worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c Faillissementswet (Fw).

De beslissing:

de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 6 juni 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenaar heeft gedurendeacht dagen na de dag van deze uitspraakhet recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij door een advocaat ondertekend verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.