ECLI:NL:RBOVE:2017:3494

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
8 september 2017
Zaaknummer
C/08/203812 / KG ZA 17-211
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van afspraken en juridische overdracht van woning na beëindiging relatie

In deze zaak vordert de man, na een beëindigde affectieve relatie met de vrouw, nakoming van afspraken omtrent de gezamenlijke woning en de bijbehorende hypotheekschuld. De man en de vrouw waren beiden voor de helft eigenaar van de woning en hadden een hypothecaire lening bij de ABN AMRO bank. De vrouw stelt dat zij niet in staat is haar deel van de restschuld te betalen, wat zou leiden tot haar ontslag uit de hoofdelijkheid. De man heeft de bank gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken voor de overname van de woning, maar de vrouw heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van de man, met de stelling dat zij financieel niet in staat is om aan de afspraken te voldoen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de financiële situatie van de vrouw. De zaak is aangehouden om de man in staat te stellen inzicht te verschaffen in zijn mogelijkheden met betrekking tot de woning.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/203812 / KG ZA 17-211
Vonnis in kort geding van 26 juli 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.E. van der Lee-Klein Rot te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen de vrouw,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juli 2017,
  • de mondelinge behandeling van 20 juli 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw hebben van 1 juli 2003 tot en met 22 oktober 2014 een affectieve relatie gehad. De man heeft na het verbreken van de relatie tijdelijk in de aan partijen gezamenlijk in eigendom toebehorende caravan gewoond. De vrouw heeft tot
30 november 2014 in de gezamenlijke woning gewoond. Vanaf 1 december 2014 heeft de vrouw de woning verlaten en is de man weer in de woning gaan wonen.
2.2.
De man en de vrouw zijn beide voor de helft eigenaar van de woning met garage en verdere aanhorigheden, ondergrond, erf en tuin, staande en gelegen aan [adres] , groot twee aren en veertig centiaren (hierna: de woning).
2.3.
Partijen hebben op de woning een hypothecaire geldlening bij de ABN AMRO bank afgesloten. De hypotheekschuld bedraagt in hoofdsom € 270.000,00.
2.4.
Aan de hypotheek zijn een viertal spaarpolissen gekoppeld. De premiebetalingen zijn vanaf december 2014 steeds door de man voldaan. Partijen hebben tevens een gezamenlijk flexibel krediet. De man heeft maandenlang zelfstandig voldaan aan de gezamenlijke aflossingsverplichtingen en facturen betaald die voor de helft voor rekening van de vrouw kwamen.
2.5.
De vrouw heeft ter rolzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2015 de man gedagvaard. In deze procedure met rolnummer C/08/177331 HA ZA 15-542 heeft de vrouw onder andere gevorderd dat de woning zal worden verkocht teneinde de onverdeeldheid van de woning tussen partijen op te heffen.
2.6.
Partijen hebben tijdens de comparitie van partijen in voornoemde procedure die op 15 maart 2016 heeft plaatsgevonden een aantal afspraken gemaakt:
"Partijen verklaren als volgt te zijn overeengekomen:
(…)
De aflossing gezamenlijk krediet vanaf oktober 2014 komt ten laste van beide partijen.
De vrouw gaat vanaf de maand maart een bedrag ad € 100,- per maand aflossen op het flexibel krediet, dit gebeurt rechtstreeks aan de bank.
De premie voor de spaarpolis van de hypotheek komt vanaf december 2014 voor rekening van beide partijen.
De man zal binnen 14 dagen na heden ervoor zorgen dat de VOF van partijen wordt omgezet in een eenmanszaak en een bewijsstuk daarvan sturen aan de advocaat van de vrouw.
De man zal binnen één week na heden zorgdragen voor opdracht aan de makelaar Otte-Flim om de woning te taxeren. De taxatie zal plaatsvinden op beide kosten.
Beide partijen verzoeken een aanhouding van de procedure voor 3 maanden om in die periode te onderzoeken of de man in staat is de woning over te nemen en of de vrouw vervolgens in staat is om de restschuld en de overige bedragen die zij aan de man verschuldigd is, te financieren. Indien blijkt dat de man niet in staat is om de woning over te nemen, zullen partijen de woning zo spoedig mogelijk te koop aanbieden en op ditzelfde moment afspraken maken over de bedragen die de vrouw aan de man verschuldigd is.
De man zal de caravan verkopen en de helft van de opbrengst wordt verrekend."
2.7.
De makelaar heeft de woning getaxeerd op € 170.000,00.
2.8.
De man heeft de mogelijkheden onderzocht met betrekking tot overname van de woning. Daarbij was van belang of de vrouw in staat zou zijn om de restschuld en de overige bedragen die zij verschuldigd is aan de man te financieren. Om de restschuld te kunnen financieren diende de woning die de vrouw had geërfd van haar vader te worden verkocht. Begin 2017 werd duidelijk dat de vrouw de restschuld zou kunnen financieren. De hypotheekverstrekker heeft haar akkoord gegeven voor ontslag uit de hoofdelijkheid van de vrouw voor betaling van de hypotheekschuld.
2.9.
De notaris heeft op 22 mei 2017 een conceptakte van verdeling opgesteld. De afspraken bestaan er uit dat ten aanzien van de woning de restschuld (hypotheekschuld - getaxeerde waarde woning - saldo spaarpolissen) bij helfte zal worden verdeeld. Partijen zullen ten aanzien van het gezamenlijk krediet beide de helft van de schuld voor hun rekening nemen.
2.10.
De vrouw heeft via haar advocaat laten weten akkoord te gaan met het voorstel van de man onder de voorwaarde dat zij via de notaris de onderliggende stukken van de bank wilde ontvangen met betrekking tot de hypotheek, spaarpolissen en het doorlopend krediet.
2.11.
Op 15 juni 2017 heeft mevrouw [A] van de ABN AMRO bank de door de vrouw verzochte gegevens verstrekt.
2.12.
Omdat in de op 22 mei 2017 opgestelde concept akte van verdeling verouderde bedragen stonden vermeld, heeft de notaris op 19 juni 2017 de conceptakte gewijzigd in die zin dat het nummer van het gezamenlijk krediet is opgenomen, de hoogte van het te betalen bedrag is aangepast evenals de datum van de bij de akte gevoegde bijlage. Voor het overige is de akte ongewijzigd. Deze akte is op 19 juni 2017 aan de advocaten van de man en de vrouw verstuurd. De vrouw heeft niet meer gereageerd.
2.13.
De hypotheekofferte die de man heeft aangevraagd ter financiering van de woning is geldig tot 10 augustus 2017.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken en de vrouw in dat kader te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis medewerking te verlenen aan de juridische overdracht van haar aandeel in de gezamenlijke woning, gelegen aan [adres] , groot twee aren en veertig centiaren, aan de man, door binnen twee dagen na betekening van het vonnis tot ondertekening van de door notariskantoor Bracht te Goor opgestelde akte van verdeling over te gaan;
II. Indien de vrouw niet binnen twee dagen na betekening van het vonnis tot medewerking daartoe is overgegaan, aan de man vervangende toestemming te verlenen om het aandeel van de vrouw in de gezamenlijke woning, staande en gelegen aan [adres] , groot twee aren en veertig centiaren, aan hem te leveren en in dat kader, op grond van artikel 3:300 lid 2 BW te bepalen dat het in dezen te wijzen vonnis dezelfde kracht toekomt als in een wettig opgemaakte notariële akte tot eigendomsoverdracht van het aandeel van de vrouw in de woning, welk vonnis voor inschrijving vatbaar is in de daartoe bestemde openbare registers en tevens daarbij te bepalen dat het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de notariële levering van de onroerende zaak;
III. de vrouw te veroordelen om overeenkomstig de tussen partijen gemaakte afspraken het overeengekomen totaalbedrag van € 46.943,99 binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis over te maken op de derdengeldenrekening van de notaris een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per dag dat de vrouw hiermee in gebreke blijft;
IV. de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure, zomede met voorwaardelijke veroordeling van de vrouw in de wettelijke rente over de uit te spreken kostenveroordeling, indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis heeft plaatsgevonden.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De man heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, nu hij stelt dat de geldigheid van offerte met betrekking tot de nieuwe financiering op 10 augustus 2017 eindigt. De man is ontvankelijk in zijn vordering.
4.2.
De voorzieningenrechter komt vervolgens toe aan de vraag of de vorderingen van de man moeten worden toegewezen. Vooropgesteld moet worden dat sprake is van de verdeling van een gemeenschap en dat een deelgenoot te allen tijde verdeling van de gemeenschap kan vorderen. De man vordert onder I. de vrouw te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken en in dat kader tot meewerken aan de juridische overdracht van haar aandeel in de gezamenlijke woning aan de man door ondertekening van de door de notaris opgestelde akte van verdeling. De man stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat de vrouw vier weken geleden via haar (voormalig) advocaat, mr. Verhagen, heeft aangegeven akkoord te gaan met het voorstel van de man. De vrouw heeft ter zitting te kennen gegeven geen bezwaar te hebben dat de woning aan de man wordt toebedeeld.
4.3.
De vrouw verzet zich tegen toewijzing van de vordering onder III. De vrouw stelt de restschuld van € 46.943,99 niet te kunnen betalen, ondanks dat ze dat zou willen. De vrouw stelt dat het de bedoeling was dat zij de woning van haar vader zou kopen en de restschuld in de hypotheek zou meenemen. Dat is niet gelukt. De erfenis was niet zo groot. De vrouw stelt dat ze te maken kreeg met de belastingdienst en haar broer, die zijn deel wilde. Ze heeft moeite om rond te komen en heeft her en der bij mensen geld geleend met de gedachte dat ze alles zou kunnen terugbetalen. De man stelt daartegenover dat de door de vrouw geërfde woning met overwaarde is verkocht. Dat aan de vrouw is voorgesteld de overwaarde op een derdengeldenrekening te stallen, maar dat de vrouw dat niet wilde. In plaats daarvan heeft de vrouw een auto en een fiets gekocht. De overwaarde van de geërfde woning zou gebruikt worden voor de restschuld. Dit is door mr. Verhagen ook toegezegd. Hij heeft bij bericht van 14 juni 2017 zelfs gevraagd naar het rekeningnummer van de notaris. De vrouw is in eerste instantie een procedure omtrent de verdeling begonnen. De vrouw geeft aan dat ze niet durfde uit te komen dat ze schulden had opgebouwd. De vrouw stelt geen advocaat meer te hebben en ook geen auto te bezitten. De vrouw stelt dat zij de gemaakte afspraken over de restschuld niet kan nakomen omdat het geld op is.
4.4.
De man stelt dat hij de financiering rond kon krijgen en de woning alleen op zijn naam kon krijgen omdat de vrouw in staat was om de restschuld en de overige bedragen die zij aan de man verschuldigd is, te financieren. De bank heeft daarvoor haar akkoord gegeven voor ontslag uit de hoofdelijkheid van de vrouw voor betaling van de hypotheekschuld. De man gaat er van uit, nu de vrouw de restschuld niet kan financieren, dat de bank niet zal instemmen met ontslag uit de hoofdelijkheid.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen hebben afgesproken dat de woning zal worden toebedeeld aan de man, dat de restschuld (hypotheekschuld - getaxeerde waarde woning - saldo spaarpolissen) bij helfte zal worden verdeeld en dat ten aanzien van het gezamenlijk krediet partijen beide de helft van de schuld voor hun rekening zullen nemen. Door de man is onweersproken gesteld dat de bank haar akkoord heeft gegeven voor ontslag van de hoofdelijkheid van de vrouw, omdat de vrouw de restschuld kon financieren door middel van de overwaarde van de geërfde woning. Dat op basis van die gegevens de conceptakte door de notaris is opgesteld. Door de vrouw is weliswaar gesteld dat zij niet in staat is de restschuld te financieren omdat het geld op is, maar zij heeft dat op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Los daarvan blijft de vrouw juridisch mede aansprakelijk voor de gehele hypotheekschuld. De stellingen van de vrouw kunnen niet leiden tot het oordeel dat de man op die grond in een onverdeelde gemeenschap moet blijven.
4.6.
Niettemin zou (ongewijzigde) toewijzing van de vorderingen van de man er toe kunnen leiden dat de vrouw niet langer deelgenoot is in de woning maar wel hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de betreffende schulden, nu zij immers stelt niet meer te kunnen betalen. Met dit pas ter zitting opgekomen gegeven zal de man, naar de voorzieningenrechter veronderstelt, met de bank in overleg moeten treden. De man heeft immers ter zitting gesteld dat hij de benodigde financiering slechts rond kon krijgen vanuit het uitgangspunt dat de vrouw mee zou betalen aan restschuld en overigens verschuldigde bedragen. Nu dat wellicht niet het geval zal zijn, zal eerst duidelijkheid moeten komen omtrent de mogelijkheden van de man om de woning toch te kunnen financieren, alvorens definitief kan worden geoordeeld over zijn vorderingen in dit kort geding. Daarbij blijft uitgangspunt, zoals de voorzieningenrechter ter zitting heeft gemeld, dat noch de man, noch de vrouw, gedwongen in een onverdeeldheid behoeven te blijven en dat de vrouw, net als de man, aansprakelijk blijft voor de helft van de met de eigendom van de woning gepaard gaande schulden.
4.7.
De voorzieningenrechter zal daarom de voortgang van de zaak aanhouden tot na te noemen roldatum waarop de man in staat wordt gesteld inzicht te verschaffen in zijn mogelijkheden met betrekking tot de woning.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag
23 augustus 2017en draagt de man op zich alsdan gedocumenteerd en onderbouwd uit te laten over de vraag of hij alsnog in staat is (onverkort) te persisteren bij zijn vorderingen zoals die door hem in deze procedure zijn ingesteld;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.type: