ECLI:NL:RBOVE:2017:3496

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
8 september 2017
Zaaknummer
201855 FT RK 17/682
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw ontstaan schulden

Op 25 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoeker]. Tijdens de zitting op 11 juli 2017 was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door zijn zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] een schuldenlast heeft van € 77.135,22, waarvan een aanzienlijk deel is ontstaan door strafrechtelijke veroordelingen voor drugshandel. Ondanks dat hij een ontnemingsvordering van € 8.975,00 heeft voldaan, zijn er meerdere kredieten onbetaald gelaten, waaronder leningen bij T-Mobile, Next Finance, ING en Hoist. De rechtbank oordeelt dat [verzoeker] niet te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek, omdat hij schulden heeft gemaakt zonder de mogelijkheid om deze terug te betalen, vooral gezien zijn justitiële verleden en het ontbreken van een inkomen tijdens zijn detentie. De rechtbank concludeert dat [verzoeker] niet in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, en wijst het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet. Het verzoek is afgewezen, en [verzoeker] heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 201855 FT RK 17/682
Datum uitspraak: 25 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna: [verzoeker] .

Het procesverloop

[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 11 juli 2017. Ter zitting is [verzoeker] verschenen bijgestaan door zijn zoon de heer [A] . Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten
[verzoeker] is alleenstaand en ontvangt een Participatiewet uitkering van € 525,38 per maand.
De schuldenlast van [verzoeker] bedraagt volgens het verzoekschrift in totaal € 77.135,22 waaronder de volgende schulden:
  • ING € 11.803,87, ontstaan in 2010,
  • Hoist Kredit AB € 4.141,07, ontstaan in 2010,
  • Next Finance € 51.505,38, ontstaan in 2010, en
  • T-Mobile € 3.417,26, ontstaan in 2015.
De toelichting van [verzoeker]
heeft ter zitting verklaard dat hij de ontnemingsvordering van € 8.975,00 die in 2004 is opgelegd door het Gerechtshof Arnhem wegens een drugsdelict volledig heeft betaald. [verzoeker] heeft van 2013 tot en met 2016 in detentie gezeten voor een ander drugsdelict. [verzoeker] heeft tot maart 2018 een proeftijd als voorwaarde voor zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. [verzoeker] is voor diverse drugs gerelateerde delicten strafrechtelijk veroordeeld. De schulden van [verzoeker] zijn ontstaan doordat hij geen werk kon vinden en volgens de gemeente geen recht had op een uitkering. [verzoeker] heeft leningen afgesloten om schulden af te betalen die te maken hadden met drugs gerelateerde delicten. Tijdens zijn detentie in 2015 heeft [verzoeker] een krediet afgesloten bij T-Mobile. Hij kon dit krediet niet betalen, omdat hij geen inkomen had tijdens zijn detentie. [verzoeker] werkt op dit moment niet, omdat het wegens zijn justitiële verleden moeilijk is om werk te vinden. Doordat hij gedetineerd is geweest maakt hij naar eigen zeggen geen kans op een baan. [verzoeker] heeft zo’n drie of vier maanden geleden voor het laatst gesolliciteerd.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
[verzoeker] is een aantal kaar strafrechtelijk veroordeeld wegens delicten gerelateerd aan drugshandel. Voor een van deze delicten is hij van 2013 tot en met 2016 gedetineerd geweest. [verzoeker] heeft in 2015, tijdens zijn detentie, een krediet afgesloten bij T-Mobile. Hij kon deze schuld niet afbetalen, omdat hij op dat moment in detentie en geen inkomen had. Het feit dat [verzoeker] deze schuld aan T-Mobile niet kon betalen wegens het verblijf in detentie, maar het krediet desondanks wel heeft afgesloten, maakt deze schuld niet te goeder trouw ontstaan.
Daarnaast heeft [verzoeker] kredieten afgesloten bij Next Finance, ING en Hoist. Deze drie kredieten beslaan bijna de gehele schuldenlast van [verzoeker] . De kredieten zijn weliswaar in 2010 ontstaan en vallen daarmee buiten de vijfjaarstermijn waarover de rechtbank moet oordelen op grond van art. 288 lid 2 aanhef en onder b Faillissementswet, maar de rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] de afgelopen vijf jaar niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het onbetaald laten van deze schulden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. [verzoeker] heeft de drie kredieten afgesloten om diverse schulden gerelateerd aan strafrechtelijke delicten te voldoen. [verzoeker] is in 2010 ontslagen, maar desondanks heeft hij deze drie hoge kredieten afgesloten in datzelfde jaar. [verzoeker] wist of behoorde te weten dat hij deze schulden niet kon terugbetalen aangezien hij slechts een participatiewet uitkering ontving. Er zijn door [verzoeker] geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat hij de afgelopen jaren heeft geprobeerd om deze schulden te betalen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de afgelopen vijf jaar te goeder trouw is geweest ten aanzien van het onbetaald laten van deze schulden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren kan nakomen. De rechtbank oordeelt daartoe als volgt. [verzoeker] werkt al een lange tijd niet, omdat het voor hem moeilijk is om een baan te vinden gezien zijn justitiële verleden. Daarnaast heeft [verzoeker] al een aantal maanden niet gesolliciteerd. De rechtbank acht het daarom onvoldoende aannemelijk dat [verzoeker] zich op dit moment voldoende zal kunnen inspannen om, door fulltime te werken, zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Het verzoek zal worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en onder c Faillissementswet (Fw.).
Omdat het verzoek mede is afgewezen op grond van artikel 288, lid 1, aanhef en onder c, Fw is de toepassing van de hardheidsclausule, zo daar al sprake van zou kunnen zijn, niet mogelijk.

De beslissing

de rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. J.M. Marsman, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2017, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]