ECLI:NL:RBOVE:2017:3565

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
08/760088-17 (P) + 16/092400-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing tijdens proeftijd met winkeloverval en tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde straf

Op 14 september 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing door middel van een winkeloverval. De overval vond plaats op 17 mei 2017 in de Zeeman Textielsupers te Zwolle, waar de verdachte met een mes de winkelmedewerkster heeft bedreigd en gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 260 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zichzelf herkende op camerabeelden van de overval, maar geen herinnering had aan het feit zelf. De officier van justitie heeft gevorderd dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging heeft geconcludeerd dat de verdachte het feit heeft bekend.

De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van het slachtoffer en de camerabeelden, geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de problematiek van de verdachte, waaronder verslaving en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en de verplichting tot klinische behandeling.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit had schuldig gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde feit van afpersing, en heeft de voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/760088-17 (P) + 16/092400-15 (V.T.V.V.)
Datum vonnis: 14 september 2017
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren [1991] te [geboorteplaats] ,
wonende te [plaats] ,
thans in voorarrest verblijvende in PI Achterhoek, locatie Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.G. Kuipers en van wat door verdachte en zijn raadsman C.F. Roza, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een winkeloverval.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 mei 2017 te Zwolle met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- een geldbedrag, totaal 260 euro,
in elk geval een geldbedrag, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Zeeman textielSupers en/of [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- een (groot) (zilverkleurig) mes in zijn (rechter)hand heeft vastgehouden en/of
- dit mes met de (scherpe) punt heeft gericht en/of gericht gehouden op [slachtoffer] en/of
- [slachtoffer] daarbij de woorden heeft toegevoegd:
- ‘Laat de kassa la maar open’ en/of ‘Stop het geld hier maar in’ (waarbij hij, verdachte, verwees naar een plastic zak die hij, verdachte, op dat moment vasthad) en/of ’50 euro ook graag’ en/of ‘Nog meer!’.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1.
Inleiding
Op 17 mei 2017 heeft kort vóór 18.00 uur een overval plaatsgevonden in de Zeeman Textielsupers aan de Assendorperstraat te Zwolle, waarbij de dader door het tonen van een mes de winkelmedewerkster [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van het in de kassalade aanwezige geldbedrag van 260 euro. Verdachte is op de camerabeelden van de beveiligingscamera van Zeeman herkend als dader van de overval. Verdachte heeft verklaard zichzelf te herkennen als de dader, maar heeft tevens verklaard geen enkele herinnering te hebben ten aanzien van het tenlastegelegde feit.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd dat verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft bekend en dat een bewezenverklaring kan volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
- het proces-verbaal verhoor van aangifte van [slachtoffer] d.d. 17 mei 2017 (p. 11-12);
- het proces-verbaal herkenning verdachte d.d. 21 mei 2017 (p. 34-35);
- het proces-verbaal verhoor van verdachte d.d. 22 mei 2017 (p. 60-66);
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte onder meer door verbalisant [A] is herkend als de dader van de overval.
De rechtbank stelt vast dat verdachte na zijn aanhouding tegenover de politie heeft verklaard geen herinnering te hebben aan de overval, maar zichzelf vervolgens op de door de politie aan hem getoonde camerabeelden van opnames van een beveiligingscamera bij de Zeeman wel heeft herkend als de dader van de overval. Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting gehandhaafd. Gelet op het vorenoverwogene is sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid Sv.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 17 mei 2017 te Zwolle met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- een geldbedrag, totaal groot 260 euro, toebehorende aan Zeeman TextielSupers,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- een groot zilverkleurig mes in zijn rechter hand heeft vastgehouden en
- dit mes met de (scherpe) punt heeft gericht en gericht gehouden op [slachtoffer] en
- [slachtoffer] daarbij de woorden heeft toegevoegd:
- ‘Laat de kassala maar open’ en ‘Stop het geld hier maar in’ (waarbij hij, verdachte, verwees naar een plastic zak die hij, verdachte, op dat moment vasthad) en ’50 euro ook graag’ en ‘Nog meer!’.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf afpersing.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht tijd, met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • de verplichting tot het volgen van een klinische opname in een zorginstelling voor de tijd van maximaal 24 maanden;
  • de verplichting tot het volgen van een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • de verplichting tot het volgen van een ambulante behandeling.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten omtrent de op te leggen staf of maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een winkeloverval waarbij is gedreigd met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar. Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die door rechtbanken in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
De rechtbank overweegt voorts het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeloverval, waarbij hij aan de winkelmedewerkster [slachtoffer] een mes heeft getoond om haar te bewegen tot het afgeven van het in de kassalade van de Zeeman Textielsupers aanwezige geldbedrag.
De door verdachte gepleegde overval is voor het slachtoffer [slachtoffer] zeer beangstigend geweest, zoals blijkt uit de aangifte en haar schriftelijke slachtofferverklaring. Wat haar door toedoen van verdachte is overkomen heeft een enorme impact gehad op haar dagelijks leven en heeft dat nog steeds. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd negatieve gevolgen daarvan ondervinden, zoals angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid. Misdrijven als door verdachte gepleegd brengen ook in de samenleving grote gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent verdachte het door hem begane feit dan ook zwaar aan.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij de volle verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, dat hij er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet en dat hij oprecht berouw heeft getoond richting het slachtoffer.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf (onder meer) acht geslagen op:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 24 juli 2017.
  • een de verdachte betreffende Reclasseringsadvies d.d. 22 mei 2017, uitgebracht door Tactus Verslavingszorg;
  • een de verdachte betreffend psychiatrisch onderzoeksrapport d.d. 23 augustus 2017, uitgebracht door psychiater C.A.J. Veldman;
  • een de verdachte betreffend aanvullend Reclasseringsadvies d.d. 30 augustus 2017, uitgebracht door Tactus Verslavingszorg.
Uit voornoemd psychiatrisch onderzoeksrapport blijkt dat bij verdachte sprake is van complexe problematiek die zich het meest uit in de verslavingsproblematiek. Vanuit een traumatisch verleden van verwaarlozing en mishandeling in zijn jeugd heeft zich bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken ontwikkeld. Verdachte heeft ook te kampen met depressieve perioden en er is sprake van AD(H)D welke wordt behandeld met medicatie.
Door de gedragsdeskundige is geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling in de forensische psychiatrie, met daarna een intensief begeleid resocialisatietraject. Gelet op de aard en ernst van de problematiek van verdachte wordt door de gedragsdeskundige ingeschat dat het klinische behandeltraject, samen met het resocialisatietraject een traject van jaren zal (moeten) zijn.
Tactus Reclassering heeft zich in het aanvullend Reclasseringsadvies van 30 augustus 2017 geconformeerd aan het door de gedragsdeskundige gegeven advies en heeft geadviseerd om als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht, opname in een zorginstelling voor klinische behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een behandelverplichting tot ambulante behandeling. Daarbij is door Tactus Reclassering geadviseerd om in verband met de te verwachten duur van het behandel- en begeleidingstraject een langere proeftijd dan de gebruikelijke 2 jaar op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat oplegging van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is, met dien verstande dat de rechtbank aanleiding ziet om de duur van de proeftijd op 5 jaar te bepalen.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder laten meewegen dat een groot deel van de proeftijd zal verstrijken tijdens het noodzakelijk geachte langdurige (klinische) behandel- en begeleidingstraject. De rechtbank acht met het oog op het slagen daarvan en eventuele vervolgtrajecten een langdurige proeftijd noodzakelijk om verdachte te kunnen blijven begeleiden.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van de politierechter Midden-Nederland van 7 oktober 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van een maand, ten uitvoer wordt gelegd.
De raadsman heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank merkt in dit verband op het met het oog op de continuïteit van de behandeling van de verdachte en de gewenste positieve ontwikkeling van zijn situatie van belang te achten dat verdachte eerst alle eventuele nog ten uitvoer te leggen straffen ondergaat alvorens te starten met zijn (klinische) behandeltraject.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de verdachte geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de verdachte tijdens de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
(geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven; de verdachte zal tevens meewerken aan overbruggingszorg op het moment dat er na de einddatum van detentie nog geen plek is in de geïndiceerde kliniek;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt de reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Midden-Nederland van 7 oktober 2016 met parketnummer 16/092400-15 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie Eenheid Oost, District IJsselland, Districtsrecherche met nummerON1R017045-IONIQ / PL0600 - 2017223447 PL0600-2016303032 d.d. 7 juli 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.