In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 mei 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [A]. De rechter-commissaris had op 23 maart 2017 een voordracht gedaan tot beëindiging van de regeling, omdat [A] tijdens de looptijd was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 180 uur, alsook tot het betalen van een ontnemingsvordering van € 78.788,28 en vorderingen van benadeelde partijen tot ruim € 26.000,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] zijn informatieplicht heeft geschonden door niet te melden dat hij in 2014 was verhoord in een strafzaak, wat leidde tot het ontstaan van bovenmatige schulden.
De rechtbank overwoog dat de verplichtingen van [A] voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling, waaronder een actieve informatieplicht. De rechtbank concludeerde dat de schulden die voortvloeien uit de strafrechtelijke veroordeling zijn ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling, en dat deze schulden bovenmatig zijn. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 derde lid onder c en d van de Faillissementswet. Tevens is [A] in staat van faillissement verklaard zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank heeft de vergoeding en het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en benoemde de bewindvoerder tot curator in het faillissement van [A].