ECLI:NL:RBOVE:2017:3627

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
08/142468-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens smaad door het publiceren van filmpjes op sociale media

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van smaad. De man had filmpjes van zijn moeder en haar partner gemaakt en deze op Facebook geplaatst, met als doel hen in een kwaad daglicht te stellen. De politierechter oordeelde dat de man opzettelijk de eer en goede naam van zijn moeder en haar partner had aangetast, zonder dat er sprake was van een journalistiek doel. De verdachte had zich tijdens de zitting verscholen achter zijn journalistieke passie, maar de rechter concludeerde dat zijn handelen niet gerechtvaardigd was. De man werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur, met een proeftijd van drie jaar. De rechter hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De politierechter sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De uitspraak benadrukt de grenzen van vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de persoonlijke reputatie.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Politierechter
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/142468-14 (P)
Datum vonnis: 26 september 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
12 september 2017.
De politierechter heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.G.M. Stassen, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2013 tot en met 2 juni 2014 te Enschede en/of Hengelo (O) opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] (zijnde de moeder van verdachte) heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel een boek, althans (een) schriftelijk(e) stuk(ken) opgesteld en/of uitgedeeld en/of verspreid en/of via Facebook en/of Hyves, althans sociale media onder de aandacht gebracht, waarin hij, verdachte, heeft aangegeven - zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer 1] een slechte moeder is en/of heeft hij, verdachte, één of meer filmpje(s) en/of bericht(en) geplaatst op Facebook en/of Twitter, althans sociale media, waarin werd getoond en/of aangegeven dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, niet in haar woning wilde binnenlaten en/of dat die [slachtoffer 1] geen studiefinanciering voor hem, verdachte, wil betalen en/of dat die [slachtoffer 1] zwart zou werken;
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2014 in de gemeente Hengelo (O) opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] , meermalen, althans éénmaal, (met kracht) tegen/in de buik en/of een/de (boven)be(e)n(en) en/of een knie heeft geschopt en/of met zijn, verdachtes, benen (met kracht) een been van die [slachtoffer 1] heeft omklemd en/of vastgehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2013 tot en met 2 juni 2014 te Enschede en/of Hengelo (O) [slachtoffer 1] (zijnde de moeder van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 1] één of meer SMS-bericht(en) en/of Facebookbericht(en) gestuurd waarin verdachte aangeeft - zakelijk weergegeven - dat hij suïcidaal is en dat hij het allemaal niet kan winnen en dat hij met een grote knal zal gaan en dat hij dan die [slachtoffer 1] mee zal nemen en/of dat die [slachtoffer 1] op moet passen en/of dat hij die [slachtoffer 1] helemaal kapot zal maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 juni 2014 in de gemeente Hengelo (O) en/of Enschede opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 2] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel één of meer filmpje(s) en/of bericht(en) en/of foto('s) op Facebook en/of Twitter en/of Youtube geplaatst waarin werd getoond en/of aangegeven en/of de suggestie werd gewekt dat hij, verdachte, door die [slachtoffer 2] zou zijn mishandeld en/of dat hij, verdachte, door die [slachtoffer 2] zou zijn gewurgd en/of dat die [slachtoffer 2] zwartwerkers in dienst zou hebben;
5.
hij op of omstreeks 25 mei 2014 in de gemeente Hengelo (O) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] ), (met kracht) in een arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De voorvragen

De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5 vordert de officier van justitie dat verdachte wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 4 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze feiten bewezen kunnen worden verklaard ten aanzien van de filmpjes die op Facebook zijn geplaatst. Verdachte erkent dat hij de filmpjes op internet heeft geplaatst. Deze filmpjes zijn naar het oordeel van de officier van justitie gelet op alle omstandigheden puur bedoeld om moeder en haar partner een slechte naam te bezorgen. Niet is gebleken dat deze filmpjes op internet zijn geplaatst om structurele misstanden aan de kaak te stellen. Verdachte heeft deze filmpjes niet gemaakt als reporter, maar als betrokkene in een lopend conflict.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de politierechter om verdachte integraal vrij te spreken. Ten aanzien van de feiten 1 en 4 gaat het in de visie van de verdediging om een drietal filmpjes. Wanneer de filmpjes bekeken worden is te zien dat er niets op staat dat de eer of goede naam van moeder of haar nieuwe partner aantast. Verdachte heeft filmpjes gemaakt om aan te tonen dat hij geen contact heeft met zijn moeder. Ten aanzien van het filmpje dat gaat over het zwartwerken is er sprake van normale journalistieke hoor en wederhoor. Verdachte vraagt of er zwartwerkers werken bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] krijgt de kans om daarop te antwoorden. Verdachte is zijn hele leven al bezig met het maken van filmpjes. Hij heeft daar inmiddels ook zijn werk van kunnen maken. Toentertijd was hij nog geen reporter bij [publieke omroepvereniging] . Verdachte heeft gewoon zijn mening geuit en dat mag, aldus de verdediging.
4.3
Het oordeel van de politierechter
De politierechter is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de onder 2, 3 en 5 tenlastegelegde feiten. Verdachte wordt van deze feiten vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten overweegt de politierechter als volgt. Verdachte heeft ter terechtzitting erkent dat hij verschillende filmopnames heeft gemaakt in het kader van een conflict dat hij had met zijn moeder en haar nieuwe partner. De filmopnames die hij heeft gemaakt bevinden zich op de DVD die bij het dossier is gevoegd. Verdachte erkent dat hij deze filmopnames op Facebook heeft geplaatst. De in de tenlastelegging genoemde bewoordingen maken onderdeel uit van die filmpjes. Verdachte ontkent dat hij opzettelijk de eer en goede naam van zijn moeder en haar partner heeft aangetast, nu hij enkel zijn mening heeft gegeven. Bovendien stelt verdachte dat hij steeds heeft gefilmd vanaf de openbare weg en dat hij zich aan de journalistieke regels heeft gehouden.
De politierechter stelt vast dat op de filmpjes is te zien en te horen dat [slachtoffer 1] verdachte niet in haar woning wil binnen laten en dat wordt gezegd dat die [slachtoffer 1] zwart zou werken. Eveneens wordt in de filmpjes gezegd dat [slachtoffer 2] verdachte zou hebben mishandeld, dat verdachte door die [slachtoffer 2] zou zijn gewurgd en dat die [slachtoffer 2] zwartwerkers in dienst zou hebben. Gelet op de inhoud van deze teksten is de politierechter van oordeel dat dit afbreuk doet aan het respect dat iemand als mens toekomt en dat hiermee schade wordt toegebracht aan iemands reputatie in de maatschappij. Verdachte heeft deze filmpjes niet alleen gemaakt, maar ook op Facebook gezet, waaruit blijkt dat verdachte ook het kennelijke doel had ruchtbaarheid te geven aan zijn mening over de genoemde personen.
Voor zover verdachte een beroep heeft willen doen op de rechtvaardigingsgrond van het derde lid van artikel 261 Wetboek van Strafrecht is de politierechter van oordeel dat niet is gebleken dat het algemeen belang de publicatie van deze filmpjes eiste. Verdachte leeft al sinds de scheiding van zijn ouders in 2010 in onmin met zijn moeder en heeft in dat licht deze opnames gemaakt en op Facebook gezet. Niet is gebleken van enig ander doel dan het opzettelijk in een kwaad daglicht stellen van zijn moeder en haar partner. Evenmin is gebleken dat hij dit met enig journalistiek doel heeft gedaan. Het feit dat verdachte stelt dat hij vanaf de openbare weg heeft gefilmd en hij zich naar eigen zeggen gehouden heeft aan de journalistieke regels, doet niets af aan het feit dat er desondanks sprake kan zijn van een strafbaar feit.
De politierechter acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 20 juli 2013 tot en met 2 juni 2014 te Enschede en/of Hengelo (O) opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] (zijnde de moeder van verdachte) heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel filmpjes geplaatst op Facebook, waarin werd getoond en/of aangegeven dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, niet in haar woning wilde binnen laten en dat die [slachtoffer 1] zwart zou werken;
4.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 juni 2014 in de gemeente Hengelo (O) en/of Enschede opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer 2] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel filmpjes en berichten op Facebook geplaatst waarin werd getoond en/of aangegeven en/of de suggestie werd gewekt dat hij, verdachte, door die [slachtoffer 2] zou zijn mishandeld en dat hij, verdachte, door die [slachtoffer 2] zou zijn gewurgd en dat die [slachtoffer 2] zwartwerkers in dienst zou hebben.
De politierechter heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De politierechter acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en 4, telkenshet misdrijf: smaad

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De politierechter oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 4 ten laste gelegde tot werkstraf van 80 uur, welke niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 3 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken diende te worden en heeft zich niet subsidiair uitgelaten over de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de politierechter rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De politierechter acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte leeft gedurende een langere periode in onmin met zijn moeder en haar partner. Toen verdachte geen aanvullende studiebeurs van DUO ontving omdat zijn moeder daar financieel verantwoordelijk voor is, heeft verdachte uit alle macht geprobeerd aan te tonen dat hij geen contact meer heeft met zijn moeder. Hiervoor is hij samen met een kameraad van hem en gewapend met een camera bij zijn moeder voor de deur staat. Vervolgens heeft hij de beelden op internet gezet. Daarnaast heeft hij opnames gemaakt bij [bedrijf] van de partner van zijn moeder waarbij hij meerdere malen suggereert dat [bedrijf] mensen zwart in dienst heeft. Verdachte heeft dit filmpje op Facebook geplaatst en hij heeft dit filmpje afgesloten met een soort oproep dat wanneer je zwart wil werken dat je je dan kan melden bij de zaak van [slachtoffer 2] . Door onaangekondigd met een draaiende camera voor hun te staan heeft hij zijn moeder en haar partner overvallen.
De politierechter houdt daarnaast rekening met het feit dat verdachte geen inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen. Sterker nog, op zitting heeft verdachte zich meermalen verschuild achter zijn journalistieke passie, waarvan hij inmiddels zijn beroep heeft gemaakt. Bovendien is namens de verdediging meermalen gewezen naar een mogelijke kwalijke gedragingen van moeder in het verleden als rechtvaardiging voor de gedragingen van verdachte. Wat er ook zij van het gedrag van moeder in het verleden, het is volstrekt ongepast en in strijd met hetgeen maatschappelijk aanvaard is om vanuit een privé kwestie anderen publiekelijk op deze manier te bejegenen en dit vervolgens online te zetten.
De politierechter houdt rekening met het blanco strafblad van verdachte en het feit dat het hier om een oude zaak gaat.
Naar het oordeel van de politierechter is in deze zaak de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag Rechten van de Mens (EVRM) gaan lopen op het moment dat verdachte op 2 juli 2014 voor deze feiten in verzekering is gesteld en de redelijke termijn is dan ook overschreden. De politierechter houdt hier rekening mee bij het opleggen van de straf.
Gelet op het tijdsverloop en gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd is de politierechter van oordeel dat in het onderhavige geval volstaan kan worden met het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur. De politierechter ziet de noodzaak van het opleggen van een contactverbod niet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De politierechter:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 en 4, telkens het misdrijf: smaad
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, politierechter, in tegenwoordigheid van I.S.A. Nahumury, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2017.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL05GH 2014069611. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 september 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik ben samen met een kameraad van mij naar de woning van mijn moeder gegaan en een hij heeft daar voor mij gefilmd. Ik ben ook naar [bedrijf] geweest, daar heb ik zelf gefilmd. Ik heb de filmpjes op Facebook gezet.
2. De aan het proces-verbaal toegevoegde DVD, bevattende filmopnames.
3. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 2 juni 2014, pagina 15 en verder, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag toen via de facebook van mijn dochter op de Facebook van [verdachte] dat hij een filmpje heeft gemaakt bij [bedrijf] van [slachtoffer 2] . In dat filmpje zie ik dat [verdachte] [slachtoffer 2] filmt en rond [bedrijf] rondhangt. Ik zie dat [slachtoffer 2] met [verdachte] in gesprek is.
Op 28 maart 2014 kwam [verdachte] bij mij aan de deur. Ik zag dat een onbekende voor mij met een camera stond te filmen. Ik zag dat [verdachte] bij mij bij de voordeur kwam
staan. Ik wilde de deur weer dichtdoen maar mijn hond schoot naar buiten. Ik werd
kwaad op [verdachte] . Ik wil niet op deze manier benaderd worden. Ik heb tegen [verdachte]
gezegd dat hij weg moest gaan. Niet veel later zag ik dat [verdachte] deze actie van hem op internet had geplaatst. Hij had dit op Facebook geplaatst. Dit filmpje is openbaar en voor iedereen zichtbaar.
4. Het proces-verbaal ontvangst klacht door de hulpofficier van justitie, van 11 juni 2014, pagina 24, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
De klacht wordt gedaan door: [slachtoffer 1] . De klaagster verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan.
5. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 3 juni 2014, pagina 27 en verder, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Rond 25 februari 201, toen ik terug kwam van de kapper zag ik [verdachte] weer staan voor de kapper. Ik zag dat [verdachte] zijn mobiele telefoon vasthield en dat hij opnames van mij aan het maken was. [verdachte] vroeg aan mij: "Meneer wat vindt u er nu van? Wat vindt u ervan dat u zomaar mensen laat zwart werken?"
Ik heb [verdachte] gevraagd hoe hij daar bij kwam. Ik heb [verdachte] rustig uitgelegd dat
[slachtoffer 1] niet in de zaak werkt maar er wel regelmatig is aangezien wij een relatie
met elkaar hebben. [verdachte] bleef maar zeuren en zichzelf herhalen. Na ongeveer een kwartier is [verdachte] dan toch weggegaan en ben ik weer teruggegaan naar [bedrijf] .
De volgende dag had [slachtoffer 1] een filmpje ontvangen van haar dochter. Het gebeuren van de dag ervoor had [verdachte] blijkbaar helemaal gefilmd. Dit filmpje had hij naar de dochter van [slachtoffer 1] gestuurd. [verdachte] noemt in deze film meerdere malen de naam van [bedrijf] . Hierdoor krijgt [bedrijf] een slechte naam.
[verdachte] zegt de volgende tekst in het filmpje: "Dit is de eigenaar van [bedrijf] ,
[bedrijf] zoals u op de achtergrond kan zien. Dit is [bedrijf] waar [slachtoffer 1] zwart werkt".
Deze tekst blijft [verdachte] in dit filmpje herhalen.
6. Het proces-verbaal ontvangst klacht door de hulpofficier van justitie, van 11 juni 2014, pagina 33, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
De klacht wordt gedaan door: [slachtoffer 2] . De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan. Ik zie af van de acht dagen bedenktijd.