Uitspraak
Rechtbank Overijssel
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
[slachtoffer 1] is overleden en het slachtoffer [slachtoffer 2] hersenletsel heeft opgelopen. Volgens de officier van justitie dient in aanmerking te worden genomen dat verdachte zich blijkens de bewijsmiddelen in de periode voorafgaand aan het ongeval onhebbelijk in het verkeer heeft gedragen.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
één jaar met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingehouden is geweest.
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
trafbaarheid verdachte
- veroordeelt verdachte tot een
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor in verzekering doorgebrachte dagen, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van één jaar met aftrek;
- bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2017.