ECLI:NL:RBOVE:2017:3737

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 september 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
08/206953 / KG RK 17-795
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel

Op 4 september 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een beslissing genomen in een wrakingsprocedure. Verzoeker [A] heeft op 14 augustus 2017 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. W.J.B. Cornelissen, de rechter belast met de behandeling van een andere zaak. Op 30 augustus 2017 heeft Cornelissen laten weten niet in de wraking te berusten. Vervolgens heeft [A] op 30 augustus 2017 ook de wrakingskamer gewraakt, bestaande uit mrs. F. van der Maden, W.M.B. Elferink en F. Koster. De wrakingszitting was gepland op 7 september 2017, maar de leden van de gewraakte wrakingskamer hebben op 31 augustus en 4 september 2017 laten weten niet in de wraking te berusten.

De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukt dat er een vermoeden van onpartijdigheid is, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. [A] heeft geklaagd over de gang van zaken rondom de geluidsopname tijdens de wrakingszitting, maar de wrakingskamer oordeelt dat deze beslissing op zichzelf niet wijst op vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat het verzoek niet was onderbouwd met concrete feiten die een objectieve vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeert dat [A] het wrakingsverzoek mogelijk misbruikt om de procedure te frustreren. De rechtbank heeft besloten dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 08/206953 / KG RK 17-795
Beslissing van 4 september 2017
in de zaak van
[A],
wonende te [plaats] ,
verzoeker tot wraking,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. F. van der Maden, voorzitter, W.M.B. Elferink en F. Koster, leden van de wrakingskamer, hierna de gewraakte wrakingskamer.

1.De procedure

1.1.
Op 14 augustus 2017 heeft [A] het verzoek tot wraking gedaan van mr. W.J.B. Cornelissen, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder AWB 17/1324.
1.2.
De reactie van mr. W.J.B. Cornelissen is op 30 augustus 2017 ontvangen. Daarbij heeft hij kenbaar gemaakt niet in de wraking te berusten.
1.3.
De wrakingszitting is gepland op 7 september 2017. Op 30 augustus 2017 heeft [A] per e-mail het verzoek gedaan tot wraking van de gewraakte wrakingskamer.
1.4.
De reactie van de leden van de gewraakte wrakingskamer is op 31 augustus respectievelijk 4 september 2017 ontvangen. Daarbij hebben zij kenbaar gemaakt niet in de wraking te berusten.

2.De beoordeling

2.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
2.2.
[A] klaagt erover dat de in deze zaak betrokken leden van de gewraakte wrakingskamer ten aanzien van zijn vraag of er tijdens de wrakingszitting een geluidsopname zal worden gemaakt, hebben aangegeven dit punt eerst bij aanvang van de zitting te zullen bespreken. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan die beslissing op zichzelf genomen niet als feit of omstandigheid worden aangemerkt waaruit vooringenomenheid jegens [A] zou kunnen blijken. Het is aan leden van de gewraakte wrakingskamer voorbehouden om het moment te bepalen waarop zij de gang van zaken op de zitting bespreken.
2.3.
[A] stelt zich voorts op het standpunt dat uit de beslissing van de gewraakte wrakingskamer om eerst ter zitting te bespreken of een geluidsopname zal worden gemaakt, kan worden afgeleid dat de gewraakte wrakingskamer voornemens is om die opname niet toe te staan. Dit geeft blijk van vooringenomenheid, aldus [A] . De wrakingskamer volgt [A] niet in zijn standpunt. Ook al zou de gewraakte wrakingskamer besluiten dat geen geluidsopname wordt gemaakt, dan blijkt daaruit niet dat de gewraakte wrakingskamer vooringenomen is jegens [A] .
2.4.
Het verzoek tot wraking kan bijgevolg niet slagen. Nu het een verzoek tot wraking van de wrakingskamer betreft, waaraan mede dezelfde feiten of omstandigheden ten grondslag worden gelegd als aan het oorspronkelijke verzoek tegen de met de behandeling van de zaak belaste rechter en het verzoek overigens berust op feiten of omstandigheden die voor elke wrakingskamer – in welke samenstelling dan ook – gelden, kan een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege blijven.
2.5.
De wrakingskamer ziet aanleiding om in deze zaak toepassing te geven aan het voorschrift van artikel 8:18, vierde lid, Awb. [A] heeft een wrakingsverzoek gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van vooringenomenheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Dat leidt tot de conclusie dat [A] het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Naar het oordeel van de wrakingskamer is er sprake van misbruik. Een volgend verzoek tot wraking van de gewraakte wrakingskamer zal niet in behandeling worden genomen en mag door de behandelende rechters naast zich worden neergelegd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. T.R. Hidma, voorzitter, J.H.M. Hesseling en
L.M. Rijksen in tegenwoordigheid van de griffier M.K. van Haren en in openbaar uitgesproken op 4 september 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.