ECLI:NL:RBOVE:2017:3749
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens schending van de informatieplicht en gebrek aan saneringsgezinde houding
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 28 maart 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [A]. De bewindvoerder, mevrouw E.E. Koers-Jansen, verzocht om beëindiging van de regeling omdat [A] geen saneringsgezinde houding heeft aangenomen en de uitvoering van de regeling heeft belemmerd. Tijdens de zitting op 21 maart 2017 werd duidelijk dat [A] een terugval had gehad in zijn alcoholverslaving en dat er een hennepkwekerij en vals geld in zijn woning was aangetroffen. Bovendien had hij zijn tijdelijke vertrek naar [land] eind december 2016 niet gemeld aan de bewindvoerder, wat een schending van de informatieplicht betekende.
[A] verklaarde ter zitting dat hij zich weinig kon herinneren van zijn toestand en dat hij hoopte op een positieve beslissing van de rechtbank. Zijn begeleider, mevrouw [D], benadrukte dat [A] sinds zijn slechte toestand aan alles meewerkt en dat hij nu in een opvanghuis verblijft. De bewindvoerder bleef echter bij haar standpunt dat de regeling beëindigd moest worden, gezien de eerdere waarschuwingen aan [A] over het niet nakomen van zijn verplichtingen.
De rechtbank oordeelde dat [A] zijn informatieplicht niet was nagekomen en dat zijn gedragingen niet verenigbaar waren met de schuldsaneringsregeling. De schending van de informatieplicht en het ontbreken van een saneringsgezinde houding leidden tot de conclusie dat de schuldsaneringsregeling tussentijds moest worden beëindigd. De rechtbank heeft ook de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld en bepaald dat het restant actief, indien aanwezig, door de bewindvoerder informeel onder de bekende schuldeisers zal worden verdeeld.