In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en gedaagden, die buren van elkaar zijn. De eiser vorderde de levering van een woonhuis dat hij op 3 november 2016 had gekocht van de gedaagden, die als verkopers waren aangeduid in de koopovereenkomst. De eiser had de koopprijs van € 450.000,- betaald aan de hypotheekhouder van de gedaagden om een executoriale verkoop te voorkomen. Echter, de levering van het woonhuis had tot op heden niet plaatsgevonden, en de juridische verhoudingen tussen partijen waren onduidelijk. De rechtbank oordeelde dat de koopovereenkomst niet leidde tot een verplichting tot eigendomsoverdracht, omdat de partijen na de koopovereenkomst ook andere akten hadden ondertekend die wezen op een leningsovereenkomst. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van de eiser niet voor toewijzing vatbaar waren, en wees deze af. Tevens werd de eiser veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.