In deze zaak, uitgesproken op 2 oktober 2017 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, is een kort geding aan de orde waarin [eiseres] vordert dat het beslag op haar roerende goederen, gelegd door de besloten vennootschap Lansinkveste, wordt opgeheven. Lansinkveste had op 15 juni 2017 beslag gelegd op roerende zaken van [eiseres] en haar echtgenoot [X], naar aanleiding van een eerder vonnis waarin [X] was veroordeeld tot betaling aan Lansinkveste. De executieverkoop van de in beslag genomen goederen was gepland op 4 oktober 2017. De voorzieningenrechter heeft na de mondelinge behandeling op 2 oktober 2017 direct uitspraak gedaan, waarbij de schriftelijke motivering later volgde.
De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De rechtbank stelt vast dat het beslag is gelegd op goederen die volgens [eiseres] niet aan [X] maar aan haar toebehoren. Lansinkveste betwist dit en stelt dat de goederen deel uitmaken van de gemeenschap tussen [eiseres] en [X]. De voorzieningenrechter concludeert dat de goederen niet meer uitsluitend aan [eiseres] kunnen worden toegerekend, omdat er geen jaarlijkse afrekening heeft plaatsgevonden tussen de echtgenoten. Hierdoor is er sprake van verwatering van de goederen.
De voorzieningenrechter heft het beslag op enkele specifieke goederen op, waaronder een herenfiets, maar handhaaft het beslag op de overige goederen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is mondeling gedaan en schriftelijk vastgelegd door de voorzieningenrechter en de griffier.