ECLI:NL:RBOVE:2017:3848

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
AWB 17/2059
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot tijdelijke sluiting van horecagelegenheid na beschietingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een horecagelegenheid in Enschede. De burgemeester van Enschede had op 20 september 2017 besloten om de horecagelegenheid voor een periode van drie maanden te sluiten, na beschietingen die in de nacht van 19 op 20 september hadden plaatsgevonden. De verzoeker, eigenaar van de horecagelegenheid, maakte bezwaar tegen dit sluitingsbevel en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 7 oktober 2017 is de zaak behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had besloten tot sluiting van de horecagelegenheid, gezien de ernst van de situatie en de impact van de beschietingen op de openbare orde en veiligheid. De burgemeester had zijn besluit gebaseerd op mondelinge informatie van de politie, die later schriftelijk was bevestigd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om het sluitingsbevel uit te vaardigen en dat er voldoende redenen waren om de sluiting noodzakelijk te achten voor de veiligheid van de buurt.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het sluitingsbevel naar voorlopig oordeel in stand kon blijven. De rechter benadrukte dat het algemene belang van openbare orde en veiligheid zwaarder woog dan het individuele belang van de verzoeker bij voortzetting van de exploitatie van de horecagelegenheid. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, in aanwezigheid van griffier R.K. Witteveen, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/2059
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te Enschede, verzoeker,

gemachtigde: mr. R.J.H. van der Wal,
en

de burgemeester van Enschede, verweerder,

gemachtigde: mr. P. Hamer.

Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2017 (verder: het sluitingsbevel) heeft verweerder verzoeker bevolen om het pand van [horecagelegenheid] ingaande 20 september 2017 vanaf 18.00 uur te sluiten en gedurende drie maanden gesloten te houden. Verzoeker heeft tegen het sluitingsbevel op 23 september 2017 bezwaar gemaakt.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gelijktijdig verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2017. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd.
Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Voorzover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt uitgesproken dat tevens het onderwerp van de bezwarenprocedure raakt, heeft dit oordeel een voorlopig karakter.
Gelet hierop dient in het onderhavige geding de vraag te worden beantwoord of de voorlopige toetsing in rechte vereist dat het primaire besluit, inhoudende het bevel om voornoemde inrichting ingaande 20 september 2017 vanaf 18.00 uur te sluiten en gedurende drie maanden gesloten te houden, wordt geschorst dan wel dat anderszins een voorlopige voorziening wordt getroffen. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
2. Verzoeker is eigenaar van de eenmanszaak [horecagelegenheid] (hierna: [horecagelegenheid] ) aan de [adres 1] te Enschede.
In de nacht/ochtend van 19 op 20 september 2017 is [horecagelegenheid] evenals een woning aan [adres 2] te Enschede beschoten.
Verweerder heeft in deze schietincidenten aanleiding gezien om het sluitingsbevel te nemen.
3. Ingevolge artikel 174, eerste lid van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de burgemeester bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn. Ingevolge het derde lid van dit artikel is de burgemeester belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
Op grond van artikel 2:30, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Enschede 2009 (verder: APV) kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. Van bijzondere omstandigheden is in ieder geval sprake wanneer er sprake is van een met een wettelijk voorschrift strijdige situatie.
Artikel 125 Gemeentewet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien de last dient tot handhaving van regels die hij uitvoert.
Een beslissing waarbij verweerder een discretionaire bevoegdheid hanteert als toegekend bij de hiervoor aangehaalde bepalingen, kan de voorzieningenrechter slechts terughoudend toetsen. Beoordeeld dient te worden of verweerder terecht heeft gemeend bevoegd te zijn tot het hanteren van die bevoegdheid en voorts, indien die vraag bevestigend dient te worden beantwoord, of verweerder bij het hanteren van die bevoegdheid een besluit heeft genomen waartoe hij – na afweging van de in aanmerking te nemen belangen – in redelijkheid heeft kunnen komen.
4. Verweerder heeft het sluitingsbevel doen steunen op de in de nacht/ochtend van 19 september 2017 van de politie mondeling verkregen informatie. Verweerder heeft op basis daarvan aannemelijk geacht dat er een verband tussen beide beschietingen bestaat en dat sprake is van gerichte en niets ontziende acties. Verweerder heeft op grond van die informatie geoordeeld, dat de openbare orde – gelet op de impact van de schietincidenten op de buurt en de vrees voor herhaling – ernstig is verstoord en dat er een groot risico bestaat voor de gezondheid en de veiligheid van bezoekers, omwonenden en voorbijgangers. Teneinde de openbare orde en de veiligheid en de rust in de wijk te herstellen en om verdere verstoringen te voorkomen acht verweerder een sluitingsperiode van 3 maanden noodzakelijk.
De mondeling verstrekte informatie over deze schietincidenten is door de politie in een bestuurlijke rapportage d.d. 21 september 2017 aan verweerder bevestigd.
5. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mocht verweerder het sluitingsbevel baseren op de mondelinge (en achteraf schriftelijk bevestigde) informatie van de politie. Verweerder mag bij de uitoefening van zijn onderhavige toezichthoudende taak afgaan op de juistheid van de door de politie verstrekte gegevens. Uit die informatie heeft verweerder op goede gronden kunnen concluderen, dat de veiligheid en de gezondheid van de buurt in de omgeving van [horecagelegenheid] als gevolg van de beschietingen ernstig in gevaar zijn gebracht en dat herhaling daarvan niet kan worden uitgesloten. Verweerder mocht zich derhalve bevoegd achten om in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid de tijdelijke sluiting van [horecagelegenheid] te bevelen.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat verweerder bij het hanteren van die bevoegdheid een besluit heeft genomen waartoe hij – na afweging van de in aanmerking te nemen belangen – in redelijkheid heeft kunnen komen. Verweerder mag het algemene belang bij herstel van de openbare orde en veiligheid en bij het voorkomen van nieuwe verstoringen zwaarder laten wegen dan het individuele belang van verzoeker bij ongestoorde voortzetting van de exploitatie van [horecagelegenheid] . Dat verzoeker niet persoonlijk betrokken zou zijn bij de beschietingen, legt daarbij geen gewicht in de schaal. Verweerder heeft aldus op goede gronden een sluitingsperiode van 3 maanden noodzakelijk kunnen achten.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat verweerder bij de uitoefening van die bevoegdheid in strijd is gekomen met het verbod van détournement de pouvoir. Verzoeker heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt, dat het sluitingsbevel (mede) berust op verweerders gemeentelijke aanpak van Outlaw Motor Gangs en het streven om leden daarvan in de Enschedese horeca in het algemeen dan wel in [horecagelegenheid] in het bijzonder te weren.
6. Het sluitingsbevel zal naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter in rechte in stand blijven, zodat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen grond bestaat. Het verzoek daartoe dient dan ook te worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.