Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 augustus 2017
- de akte overlegging bewijsstukken tevens akte wijziging eis
- de antwoordakte na tussenvonnis
- de akte uitlating randnummer 5.2.
2.De verdere beoordeling
dat tussen partijen niet in geschil is dat deze werkzaamheden door [E] – in overleg met [D] als eigenaar van de afscheiding – zullen worden uitgevoerd en dat Vitens daarvoor reeds aan [E] opdracht heeft gegeven.” Door thans (opnieuw) te vorderen dat Vitens zal worden veroordeeld om [E] of een andere aannemer opdracht te geven de erfafscheiding van de percelen [eiser] / [D] te herstellen in de oude staat, handelt [eiser] in strijd met de eisen van een goede procesorde als bedoeld in artikel 130 lid 1 Rv. Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningenrechter alleen gemelde eisverandering bij de beoordeling zal betrekken.
Opknappen fundering brug (3 palen + dwarslegger). (Vitens/ [A] ).”Vitens stelt dat partijen hebben afgesproken om de oorspronkelijke situatie te herstellen en dat de offertes van [A] niet uitgaan van deze tussen partijen gemaakte afspraak. Ook heeft Vitens erop gewezen dat in de nader gespecificeerde offerte van [A] (productie 21 van [eiser] ) twee werkzaamheden ontbreken – te weten: “herstellen stabiliseren bestaande brug” en “in depot zetten zand/gebroken puin” – die volgens haar illustrerend zijn voor de tussen partijen gemaakte afspraken en wel zijn opgenomen in de oorspronkelijke offerte van [A] (productie 10 bij de dagvaarding), terwijl het eindbedrag hetzelfde is. Voorts betwist Vitens dat de werkzaamheden met betrekking tot de kostenpost “Aanvoeren/leveren 4 nieuwe dragline schotten” conform afspraak zijn, terwijl het opgevoerde bedrag van deze post – € 16.162,00 – niet redelijk is. Dit laatste geldt ook voor de beweerdelijke herstelkosten ter zake van het pad, de boomstronken en de beschoeiing, aldus Vitens. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Vitens een actuele prijslijst van Top-Mats te Groningen voor draglineschotten in het geding gebracht, alsmede een viertal offertes van [E] van 11 september 2017. Volgens Vitens kunnen de door [E] gehanteerde prijzen als redelijk worden beschouwd. Tot slot heeft Vitens ter beëindiging van het onderhavige geschil in randnummer 5.2 van haar antwoordakte voorgesteld dat zij bereid is om (1) overeenkomstig de overgelegde offertes van [E] een totaalbedrag van € 16.656,86
- griffierecht € 1.924,00
- salaris advocaat