Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer tevens houdend zelfstandig verzoek
5.Het verweer op het zelfstandig verzoek
6.De beoordeling
€ 143,25bedraagt. Daarnaast kan de man instemmen met een maandelijks eigen risico van
€ 33,-en een bedrag voor lenzen van afgerond
€ 34,-per maand. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw het bestaan, dan wel de noodzaak, van de kosten voor een aan aanvullende tandartsverzekering ter hoogte van € 13,55 per maand onvoldoende heeft onderbouwd, zodat met deze kosten geen rekening wordt gehouden. Ten aanzien van de (medische) behandelingen die niet door de zorgverzekering vergoed worden, overweegt de rechtbank als volgt. Onbetwist is dat de vrouw op dit moment ziek is. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat zij kosten voor behandelingen heeft gemaakt die zij niet vergoed krijgt via haar zorgverzekering. Gelet op de door de vrouw overgelegde rekeningen van diverse behandelingen, acht de rechtbank het redelijk om in de behoefteberekening rekening te houden met overige medische kosten van
€ 197,-per maand.
€ 600,-per maand stelt.
€ 127,-per maand rekening te houden. Genoemd bedrag heeft de vrouw mede gelet op de welstand ten tijde van het huwelijk voldoende onderbouwd.
€ 200,-per maand. Ten aanzien van de uitgave voeding en overige boodschappen wordt in redelijkheid een bedrag van
€ 350,-per maand meegenomen.
€ 4,75per maand, nu uit de vrouw overgelegde stukken blijkt dat dit het goedkoopste onderhoudsabonnement is. De vrouw heeft niet onderbouwd dat zij thans maandelijks
- de huur ad € 500, te verminderen met de in de bijstandsnorm begrepen gemiddelde basishuur ad € 221,-;
- de hypotheekrente ad € 140,-;
- de aflossing / premie levensverzekering gekoppeld aan de hypotheek ad € 226,- gelet op productie G van de man;
- het forfait overige eigenaarslasten ad € 95,-, gelet op hetgeen in overweging 6.3 is overwogen.
7.De beslissing
€ 1.778,- (duizend zevenhonderd acht en zeventig)per maand aan de vrouw voldoet als bijdrage in de kosten van het levensonderhoud, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
binnen vier weken na hedennader uit te laten en de van belang zijnde stukken alsnog in het geding brengen zoals genoemd in de overwegingen met nummer 6.45 en 6.47, waarop de andere partij tot
uiterlijk drie weken daarnain de gelegenheid wordt gesteld om daarop te reageren;