4.2.In deze zaak zijn de navolgende (rechts)personen in beroep gegaan:
- [naam VOF] ;
- [naam 3] en zijn echtgenote [naam 4] (vennoten van [naam VOF] );
- [naam 5] en zijn echtgenote [naam 6] (eigenaren van het perceel);
- [Naam CV] C.V. (eigenaar van het perceel [adres 1] ;
- Cuparius Vastgoed B.V. en Heut Ontwikkeling B.V. (vennoten van [Naam CV] ).
De rechtbank oordeelt dat de belangen van [naam VOF] en haar beide vennoten rechtstreeks zijn betrokken bij het bestreden besluit. De belangen van de eigenaren van het perceel zijn eveneens rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit. Het bestreden besluit is immers van invloed op de gebruiksmogelijkheden (en daarmee de waarde) van hun eigendom.
Dit geldt evenwel niet voor de eigenaar (en haar vennoten) van het perceel [adres 1] . Dat de vennoten van [naam VOF] aan Koraal Investments C.V. hebben meegedeeld dat zij de huurovereenkomst voor het perceel [adres 1] zullen gaan opzeggen omdat de exploitatie zonder buitenlocatie voor hen niet meer rendabel is, zoals ter zitting is betoogd, resulteert slechts in een afgeleid belang voor [Naam CV] C.V. en haar vennoten. Zij worden immers niet in een aan een zakelijk recht belang geraakt nu het bestreden besluit niet van invloed is op de gebruiksmogelijkheden (en daarmee de waarde) van het perceel [adres 1]
De rechtbank oordeelt daarom dat [Naam CV] C.V., Cuparius Vastgoed B.V. en Heut Ontwikkeling B.V. niet in hun beroep kunnen worden ontvangen. De rechtbank zal het beroep, voor zover door hen ingediend, niet-ontvankelijk verklaren.
Voor zover hierna in deze uitspraak de term ‘eisers’ wordt gebruikt, wordt daarmee de navolgende (rechts)personen bedoeld: [naam VOF] , [naam 3] [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .
5. De rechtbank constateert dat het bestreden besluit, evenals het advies van de bezwarencommissie waarop het bestreden besluit is gebaseerd, voor wat betreft de ontvankelijkheid een innerlijke tegenstrijdigheid bevat. Dit betreft het volgende. [naam 7] [adres 2] is blijkens de overwegingen als belanghebbende bij het primaire besluit aangemerkt. In het dictum van het bestreden besluit (en het daaraan ten grondslag liggende advies van de bezwarencommissie) zijn de bezwaren, voor zover ingediend door [naam 7] evenwel zowel niet-ontvankelijk als wel ontvankelijk verklaard. De rechtbank gaat ervan uit dat, gelet op de inhoudelijke overwegingen, de niet-ontvankelijk verklaring van [naam 7] een omissie betreft. Dit is desgevraagd ter zitting bevestigd door verweerder.
Nu [naam 7] zich heeft gesteld als derde-belanghebbende, de rechtbank hem als zodanig heeft aangemerkt, hij niet heeft verwezen naar voornoemde innerlijke tegenstrijdigheid en deze tegenstrijdigheid een omissie betreft, is [naam 7] niet in zijn belangen geschaad. De rechtbank gaat daarom aan deze tegenstrijdigheid voorbij.
6. Eisers hebben in hun beroepschrift het navolgende aangevoerd.