ECLI:NL:RBOVE:2017:4130

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
6309899 \ CV EXPL 17-3116
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. van Eerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuurder moet bewindvoerder als formele procespartij dagvaarden bij huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [A] en [B], waarbij [A] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening. De huurovereenkomst tussen [A] en [B] is tot stand gekomen op 9 oktober 2015, met een maandelijkse huurprijs van € 575. Door een huurachterstand van € 10.082, die tot en met september 2017 is opgelopen, heeft [B] de woning op 9 oktober 2017 ontruimd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de goederen van [B] onder bewind zijn gesteld, waardoor de bewindvoerder als formele procespartij moet optreden. [A] heeft de bewindvoerder niet in rechte betrokken, wat de kantonrechter heeft aangemerkt als een gebrek in de procedure. Na herstel van dit gebrek door [A] is de vordering opnieuw behandeld op 18 oktober 2017, waarbij [B] niet is verschenen en de bewindvoerder geen verweer heeft gevoerd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [A] in haar vorderingen tegen [B] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vorderingen tegen de bewindvoerder hadden moeten worden ingesteld. De vorderingen van [A] tot betaling van de huurachterstand en de huur voor de maand oktober 2017 zijn toegewezen, evenals de contractuele rente over de huurachterstand. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke eisen voor aanmaningen. De proceskosten zijn begroot op € 479,90, en de bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 6309899 \ CV EXPL 17-3116
Vonnis in kort geding van 20 oktober 2017
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [A] ,
gemachtigde: mr. ing. M. van Beelen,
tegen

1.[B ] ,wonende te Almelo,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHULDHULP OOST NEDERLAND B.V.,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [B ] ,
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo (O),
gedaagde partij, hierna te noemen [B ] en Schuldhulp Oost Nederland,
gemachtigde: [C] , werkzaam bij Schuldhulp Oost Nederland,

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
De namens [A] betekende dagvaarding van 25 september 2017, waarbij [A] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [B ] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De vordering is behandeld ter zitting van 4 oktober 2017.
[A] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [B ] is niet verschenen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de goederen van [B ] onder bewind zijn gesteld. Op grond van artikel 1:441 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient daarom de bewindvoerder ten behoeve van [B ] als formele procespartij op te treden. Nu [A] de bewindvoerder niet als zodanig in rechte heeft betrokken, heeft de kantonrechter haar in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen door de bewindvoerder alsnog op te roepen om in het geding te verschijnen, wat [A] heeft gedaan bij exploot van
9 oktober 2017.
1.3.
De vordering is opnieuw behandeld ter zitting van 18 oktober 2017.
[A] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Schuldhulp Oost Nederland (vertegenwoordigd door de heer [C] ) is ook verschenen.
1.4.
[A] heeft haar standpunt laten toelichten door haar gemachtigde, die daarbij gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. Schuldhulp Oost Nederland heeft geen verweer gevoerd. De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken aantekeningen gemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [A] en [B ] is een huurovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [B ] met ingang van 9 oktober 2015 van [A] de woning aan het [adres] (hierna: de woning) huurt. De overeengekomen huur bedraagt € 575,-- per maand.
2.2.
Er is een huurachterstand ontstaan, die tot en met de maand september 2017
€ 10.082,-- bedraagt en door [B ] , ondanks betalingsherinneringen en sommaties, onbetaald wordt gelaten.
2.3.
Op 9 oktober 2017 heeft [B ] de woning ontruimd en de sleutels afgegeven aan de verhuurmakelaar. De huurovereenkomst is, met instemming van beide partijen, per die datum beëindigd. Voor de periode van 1 oktober 2017 tot en met 9 oktober 2017 is [B ] aan [A] € 166,75 aan huur verschuldigd.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert, na verandering c.q. vermindering van eis - samengevat - veroordeling van Schuldhulp Oost Nederland in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [B ] , bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
A.) de huurachterstand, tot en met de maand september 2017, inclusief contractuele rente van 1% per maand, berekend op € 10.082,--, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf
1 september 2017 tot aan de dag van voldoening;
B.) de huur voor de maand oktober 2017, tot en met 9 oktober 2017 (de datum van ontruiming en beëindiging van de huurovereenkomst) berekend op € 166,75,
C.) een bedrag van € 1.512,15 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de
wettelijke rente;
D.) de proceskosten, alsmede (voorwaardelijk) de nakosten begroot op € 100,--, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Ter zitting van 18 oktober 2017 heeft [A] haar eis veranderd c.q. verminderd, in die zin dat zij niet langer ontbinding en ontruiming vordert in verband met het vertrek van [B ] op 9 oktober 2017 uit de woning.

4.De beoordeling

4.1.
[A] zal in haar vorderingen tegen [B ] niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat zij haar vorderingen niet tegen hem in persoon, maar enkel tegen zijn bewindvoerder had moeten instellen. De kantonrechter verwijst hiervoor naar hetgeen de Hoge Raad hierover bij wege van prejudiciële beslissing van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) heeft geoordeeld.
4.2.
Schuldhulp Oost Nederland heeft de tot en met september 2017 berekende huurachterstand van € 10.082,-- (inclusief rente) niet bestreden. Ook heeft zij geen verweer gevoerd tegen de gevorderde huur voor de maand oktober 2017, die tot en met
9 oktober 2017, zijnde de datum van ontruiming van de woning en beëindiging van de huurovereenkomst, is berekend op € 166,75. Deze vorderingen worden dan ook toegewezen.
4.3.
De contractuele rente over de huurachterstand van € 10.082,-- zal, als onweersproken, eveneens worden toegewezen, echter vanaf 1 oktober 2017 in plaats van
1 september 2017, nu de meegevorderde rente is berekend tot en met september 2017.
4.4.
[A] vordert betaling van een bedrag van € 1.512,15 aan buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 20 lid 4 van de op de huurovereenkomst tussen partijen van toepassing verklaarde algemene voorwaarden. Dat bedrag is hoger dan het op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geldende tarief. Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 5 BW mag niet bij overeenkomst ten nadele van de consument van de wettelijke tarieven worden afgeweken. De kantonrechter zal de bepaling waarop de door [A] gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn gebaseerd, dan ook buiten toepassing laten. Vervolgens zal beoordeeld worden of de vordering op grond van de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW voor toewijzing in aanmerking komt. Dat is niet het geval, nu gesteld noch gebleken is dat een aanmaning conform de eisen van
artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
4.5.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Schuldhulp Oost Nederland in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [B ] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding. Aangezien aan [A] een toevoeging is verleend, zijn de kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding (exclusief verschotten zoals informatiekosten) in debet gesteld. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding aan [A] in aanmerking. De proceskosten aan de zijde van [A] worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 0,--
- informatiekosten € 1,90 (inclusief 21% btw)
- griffierecht € 78,--
- salaris gemachtigde
€ 400,--
Totaal: € 479,90.
4.6.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing in kort geding

I Verklaart [A] in haar vorderingen tegen [B ] niet-ontvankelijk,
II Veroordeelt Schuldhulp Oost Nederland in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [B ] om aan [A] te betalen een bedrag van € 10.082,-- aan achterstallige huur met verschenen rente, berekend tot en met september 2017, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand over dit bedrag vanaf 1 oktober 2017 tot aan de dag van voldoening,
III Veroordeelt Schuldhulp Oost Nederland in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [B ] om aan [A] te betalen een bedrag van € 166,75 aan huur voor de periode van 1 oktober 2017 tot en met 9 oktober 2017, zijnde de dag van ontruiming van de woning,
IV Veroordeelt Schuldhulp Oost-Nederland in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [B ] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [A] begroot op € 479,90,
V Veroordeelt Schuldhulp Oost-Nederland in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [B ] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [A] aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,-- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in
artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
VI Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
VII Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G. van Eerden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2017.