Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
1.[B ] ,wonende te Almelo,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 400,--
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [A] en [B], waarbij [A] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening. De huurovereenkomst tussen [A] en [B] is tot stand gekomen op 9 oktober 2015, met een maandelijkse huurprijs van € 575. Door een huurachterstand van € 10.082, die tot en met september 2017 is opgelopen, heeft [B] de woning op 9 oktober 2017 ontruimd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de goederen van [B] onder bewind zijn gesteld, waardoor de bewindvoerder als formele procespartij moet optreden. [A] heeft de bewindvoerder niet in rechte betrokken, wat de kantonrechter heeft aangemerkt als een gebrek in de procedure. Na herstel van dit gebrek door [A] is de vordering opnieuw behandeld op 18 oktober 2017, waarbij [B] niet is verschenen en de bewindvoerder geen verweer heeft gevoerd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [A] in haar vorderingen tegen [B] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vorderingen tegen de bewindvoerder hadden moeten worden ingesteld. De vorderingen van [A] tot betaling van de huurachterstand en de huur voor de maand oktober 2017 zijn toegewezen, evenals de contractuele rente over de huurachterstand. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke eisen voor aanmaningen. De proceskosten zijn begroot op € 479,90, en de bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.