ECLI:NL:RBOVE:2017:4203

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
C/08/207672 / KG ZA 17-308
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel om ontslagen te worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor een hypothecaire lening. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning, waarvoor zij beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn. De vrouw heeft in het verleden conservatoir beslag gelegd op de woning, maar dit beslag is inmiddels opgeheven. De vrouw stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, omdat zij nog steeds aansprakelijk is voor de hypothecaire schuld, terwijl de man geen stappen heeft ondernomen om haar uit deze aansprakelijkheid te ontslaan.

De man voert verweer en stelt dat de vrouw zelf verantwoordelijk is voor het feit dat zij nog niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is ontslagen. Hij heeft in het verleden pogingen ondernomen om de hypotheek over te zetten, maar de vrouw heeft geweigerd haar handtekening te zetten voor noodzakelijke documenten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. De man heeft tot nu toe alle hypotheeklasten tijdig voldaan en er is geen directe dreiging van betaling door de bank. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vrouw af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/207672 / KG ZA 17-308
Vonnis in kort geding van 11 oktober 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende op een geheim adres,
eiseres, hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S.J.M. Masselink te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen de man,
advocaat mr. M. Tijken te Oldenzaal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 26 september 2017,
  • de brief van mr. Tijken van 3 oktober 2017 met producties van de zijde van de man,
  • de mondelinge behandeling van 4 oktober 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben op 2 oktober 1998 een samenlevingsovereenkomst gesloten. De relatie tussen partijen is in juli 2013 beëindigd.
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan de [woonplaats] te [plaats] . Op de woning rust een hypothecaire last (een geldlening ad
€ 232.580,- bij Quion), waarvoor beide partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn.
2.3.
Bij vonnis van 28 januari 2015 van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, met zaaknummer C/08/147532/HA ZA 13-720, is aan de man toebedeeld de gezamenlijke woning aan de [woonplaats] te [plaats] . Tevens is aan hem toegescheiden de hypotheek bij Quion, onder de voorwaarde dat hij ervoor dient zorg te dragen dat de vrouw binnen maximaal zes maanden na betekening van het vonnis wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de geldlening bij Quion.
Ten slotte is de man veroordeeld om, zodra de vrouw is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de hypotheek, een bedrag van € 21.200,- aan haar te betalen uit hoofde van overbedeling. Op 12 februari 2015 is het vonnis aan de man betekend.
2.4.
De vrouw heeft op 24 oktober 2013 ten laste van de man conservatoir beslag laten leggen op de onverdeelde helft van de woning. Op 19 juli 2017 heeft de vrouw dit beslag laten doorhalen.
2.5.
De man heeft het bedrag van € 21.200,- op 15 januari 2016 in depot gestort bij notariskantoor Kamphuis te Hengelo (O).
2.6.
De vrouw heeft op 7 augustus 2014 een volmacht voor de overdracht van de woning aan de man bij de notaris afgegeven.
Op 22 maart 2016 heeft de vrouw de volmacht ingetrokken. Op 21 juli 2017 heeft de vrouw opnieuw een volmacht afgegeven bij de notaris.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert samengevat:
primair:
I. de man te veroordelen om binnen een week na betekening van het te wijzen vonnis er zorg voor te dragen dat de woning aan de [woonplaats] te [plaats] op naam van de man wordt gesteld en de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is ontslagen, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat de man hieraan niet zal voldoen;
II. de man te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
subsidiair:
I. de vrouw te machtigen tot het te gelde maken van de woning aan de [woonplaats] te [plaats] en de vrouw te machtigen om alles te doen wat redelijkerwijs noodzakelijk is voor deze verkoop, met inachtneming van een door de in te schakelen makelaar geadviseerde verkoopprijs met als uitgangpunt een verkoop binnen een maand, en daarbij te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man voor het in verkoop geven van de woning bij een makelaar en te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
II. de man te veroordelen om er zorg voor te dragen dat de door de vrouw in te schakelen makelaar telkens op eerste verzoek, met inachtneming van een termijn van een dag, de woning kan betreden voor het maken van foto's, het houden van bezichtigingen en al hetgeen voor een spoedige verkoop noodzakelijk is, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per keer dat de man hieraan niet zal voldoen;
III. de man te veroordelen om er zorg voor het dragen dat, telkens als de makelaar de woning zal betreden, de woning opgeruimd en netjes is, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per keer dat de man hieraan niet zal voldoen;
IV. de man te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
3.2.
De vrouw stelt daartoe dat zij, ondanks toezeggingen van de man, nu bijna drie jaar nadat het vonnis waarbij de woning en de hypotheekschuld aan de man zijn toegescheiden is gewezen nog steeds niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die schuld is ontslagen. De man heeft in de afgelopen jaren regelmatig verklaard dat hij de financiering rond kon krijgen en dat de woning aan hem geleverd kon worden. Uiteindelijk bleek dat nimmer het geval. Eerder dit jaar heeft de man in kort geding gevorderd de vrouw te veroordelen tot opheffing van het beslag en overdracht van de woning. Hij had naar eigen zeggen de mogelijkheid om een nieuwe hypotheek af te sluiten en de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te laten ontstaan, maar dan moest wel het beslag worden opgeheven om over te kunnen gaan tot overdracht van de woning. De vrouw heeft het beslag opgeheven, maar vervolgens is er niets gebeurd. De vrouw heeft tot op heden alleen een offerte van juli 2015 gezien, die inmiddels al lang is verlopen. De man stelt dat hij opnieuw een aanvraag heeft ingediend, maar onderbouwt zijn stellingen niet met enig bewijsstuk. De man heeft 29 september 2017 enkel een blanco formulier “Aanvraag ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid” aan de vrouw toegestuurd. Dat de man alles financieel rond kan krijgen, blijkt nergens uit. Volgens de vrouw heeft zij een spoedeisend belang, nu zij nog steeds aansprakelijk is voor de (forse) hypothecaire schuld voor een woning waarin zij niet verblijft, waar zij geen bemoeienis mee heeft en die al geruime tijd geleden aan de man is toebedeeld. De onverdeeldheid kan voor de vrouw tot nadelige financiële consequenties leiden.
3.3.
De man voert verweer. Dat de vrouw nog niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is ontslagen, wordt volgens de man (mede) veroorzaakt door haar eigen opstelling.
In juli 2015 lag er een offerte. De voorwaarde voor verkrijging van een geldlening was dat de vrouw haar handtekening zou zetten voor het beëindigen van de levensverzekering, die gekoppeld is aan de hypotheek. De vrouw heeft geweigerd haar handtekening te zetten. Daarnaast weigerde de vrouw het (conservatoire) beslag op de woning op te heffen. Het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid was alleen mogelijk als het beslag werd opgeheven, zoals blijkt uit de mails van Quion van 23 december 2015 respectievelijk 11 januari 2016. Het beslag is pas op 19 juli 2017 opgeheven. De man is vervolgens tegen het probleem aangelopen dat de vrouw haar volmacht had ingetrokken. De vrouw heeft op 21 juli 2017 weer een volmacht bij de notaris afgegeven. De man heeft vervolgens contact opgenomen met zijn tussenpersoon met het verzoek om de hypotheek over te zetten en het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te regelen. De man is echter afhankelijk van de bank. De man heeft ook belang om uitvoering te geven aan het vonnis van 28 januari 2015. De man concludeert tot afwijzing van zowel het primair als het subsidiair door de vrouw gevorderde, met veroordeling van de vrouw in de kosten.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 254, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende gevallen waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven.
4.2.
Vooropgesteld moet worden dat beide partijen uitvoering moeten geven aan het vonnis van deze rechtbank van 28 januari 2015 en dat de man er dus voor dient te zorgen dat de vrouw (uiteindelijk) wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de geldlening bij Quion. Voorts geldt dat van de vrouw niet verlangd kan worden dat zij wat betreft de woning in de onverdeeldheid blijft zitten, hetgeen overigens eveneens geldt voor de man, en dat zij als deelgenoot bevoegd is op grond van artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek in geval van een gewichtige reden machtiging te vragen om de woning te gelde te maken.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad als door de vrouw gevorderd wordt vereist. Hij overweegt daartoe als volgt.
4.4
Vast staat dat de man tot op heden steeds alle hypotheeklasten voor de woning volledig en tijdig heeft voldaan, zodat (vooralsnog) geen grond bestaat voor de vrees dat zij door Quion (op korte termijn) zal worden aangesproken tot betaling van de hypothecaire schuld. Voorts heeft de man voldoende aannemelijk gemaakt dat er ook thans nog sprake is van overwaarde van het huis en dat hij op 15 januari 2016 het bedrag van zijn overbedeling ten opzichte van de vrouw in verband met de toescheiding van de woning aan hem in depot heeft gestort (zie hiervoor onder 2.5.).
Daar komt bij dat het feit dat de vrouw nog steeds niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de bank is ontslagen mede te wijten is aan de vrouw zelf. De vrouw heeft in 2015 geweigerd haar handtekening te zetten voor de beëindiging van de levensverzekering, wat een voorwaarde was om tot uitkering van de levensverzekering en (uiteindelijk) ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te komen. De vrouw heeft verder in 2013 beslag doen leggen op (de onverdeelde helft van) de woning en dit pas op 19 juli 2017 laten doorhalen, alsook een in 2014 gegeven volmacht voor de levering van de woning in 2016 ingetrokken, terwijl voldoende aannemelijk is geworden dat dit een struikelblok vormde voor de verkrijging van een nieuwe hypotheek door de man en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw.
Ook is van belang dat de vrouw noch in de dagvaarding noch ter zitting (waar zij niet is verschenen) enige toelichting heeft gegeven op haar spoedeisende belang bij de vordering, anders dan dat het allemaal al lang geduurd heeft. Meer op haar persoon toegesneden belangen zijn niet vermeld, zodat daarmee ook geen rekening kan worden gehouden.
Mede gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de man wel degelijk uitvoering wil geven aan het vonnis van 28 januari 2015 en daartoe in 2015 en 2017 ook pogingen in het werk heeft gesteld. De man is echter mede afhankelijk van factoren die liggen buiten zijn invloedsfeer.
4.5
Uit de door de man als productie 6 overgelegde stukken blijkt dat de man weer doende is om een hypotheek aan te vragen en het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening te regelen. De voorzieningenrechter gaat er vanuit, nu beide partijen hebben verklaard belang te hebben bij uitvoering van het vonnis van 28 januari 2015, het beslag van de zijde van de vrouw is opgeheven en de vrouw weer een volmacht heeft verstrekt, dat zij beiden hun (volledige) medewerking verlenen om het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw ook echt te bewerkstelligen.
4.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de wederzijdse belangen heeft de vrouw thans niet een zodanig spoedeisend belang bij haar vorderingen dat een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist. Daarom zullen de vorderingen van de vrouw worden afgewezen.
4.7
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan en het feit dat dit geschil de aan hen samen in eigendom toebehorende woning betreft, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van de vrouw af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2017. [1]

Voetnoten

1.type: