De rechtbank oordeelt als volgt. Artikel 7:23 lid 1 BW bepaalt dat de koper er geen beroep meer op kan doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven.
[A] dient als akkerbouwer te voldoen aan de Meststoffenwet. In dat kader is zij ervoor verantwoordelijk dat er niet te veel fosfaten in haar grond terecht komen. Zij dient daarop toe te zien. In dat kader wordt op grond van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet de mest die bij [A] wordt uitgereden onderzocht op het fosfaatgehalte en ontvangt [A] van dit onderzoek de onderzoeksresultaten. [A] maakt in dat kader jaarlijks een mestplan op. Als [A] niet voldoet aan de aan haar gestelde mestwaarden, kan zij een boete opgelegd krijgen. [A] heeft derhalve een eigen verantwoordelijkheid op de controle van de fosfaatwaarden in de aan haar geleverde mest. [A] had derhalve de onderzoeksresultaten sowieso moeten bestuderen. [A] krijgt deze resultaten niet voor niets. Dat [A] het druk had in die periode, doet daar niets aan af. Daarnaast wist [A] dat hij andere mest geleverd kreeg, dan dat oorspronkelijk de bedoeling was. Ook deze omstandigheid geeft aanleiding om goed naar de onderzoeksresultaten te kijken. De rechtbank is van oordeel dat op het moment dat [A] de onderzoeksresultaten had ontvangen, zij redelijkerwijs had kunnen ontdekken of de aan haar geleverde mest aan de overeenkomst beantwoordde. Vaststaat dat [A] dat niet heeft gedaan. [A] is er immers pas achter gekomen in augustus 2012, het moment waarop haar mestboekhouding werd bijgewerkt. Partijen twisten over de vraag wanneer [A] de onderzoeksresultaten heeft ontvangen. [A] voert aan dat zij dat niet meer weet en gaat daarom uit van de wettelijke termijnen die daarvoor gelden. [X] heeft aangevoerd dat deze resultaten op de dag dat de resultaten bekend zijn of een dag daarna naar [A] gezonden moeten zijn. [X] heeft in dit kader een e-mailbericht d.d. 16 juni 2017 in het geding gebracht van de heer [Z] , project coördinator bij Eurofins. Deze verklaart:
“Mijn collega [Y] , die voorheen voor ACMAA werkzaam was, wist mij te melden dat deze mestrapporten destijds doorgaans dezelfde dag of dag na datum rapportage (vermeld in het rapport) per post of e-mail naar de betreffende partijen werden verstuurd.”
De naam van [Y] staat ook vermeld op de relevante mestrapportages. De rechtbank acht deze handelwijze logisch. Waarom zou er nog dagen gewacht gaan worden met verzending van de rapportages. De eerste twee leveringen van [X] hebben plaatsgevonden op 21 en 29 maart 2012. De analyses van de toen geleverde mest dateren van 29 maart en 10 april 2012. De rechtbank gaat ervan uit dat deze rapportages in ieder geval uiterlijk op 3 en 12 april 2012 door [A] zijn ontvangen. Deze gegevens hadden dus vóór de mestleveringen van [X] aan [A] van 15 en 16 april 2012 bij [A] bekend kunnen zijn, als [A] de analyses wel had bestudeerd op het moment dat zij deze had ontvangen. [A] had dan kunnen constateren dat de fosfaatwaarden afweken van hetgeen partijen met elkaar waren overeengekomen. [A] had toen nog de tijd gehad om de daarop volgende mestleveringen te annuleren. Er zou dan sprake geweest zijn van een beperkte overschrijding van de fosfaatnormen, waarbij [A] zich wel had kunnen beroepen op de fosfaatverrekeningsregeling en er was [A] geen boete opgelegd. Dit is door [A] niet betwist.
[A] heeft aangevoerd dat zij, als zij de analyses van de mest wel had geopend en bestudeerd, niet met één opslag had kunnen zien dat zij over het toegestane aantal fosfaten heen zou gaan. [A] had echter bij tijdige opening van haar post wel met één opslag kunnen zien dat de geleverde mest geen 2,9 kg fosfaat per ton bevatte, maar mest met een gemiddeld fosfaatgehalte van 4,83 kg per ton (analyse van 29 maart 2012) en 4,14 kg per ton (analyse van 10 april 2012), derhalve aanzienlijk hoger dan partijen waren overeengekomen. Dat had [A] op dat moment moeten melden aan [X] . Op dat moment konden er nog maatregelen genomen worden, waardoor [A] geen boete opgelegd zou hebben gekregen. [A] heeft derhalve te laat geklaagd in de zin van artikel 7:23 lid 1 BW. [A] kan er derhalve geen beroep meer op doen dat de door [X] geleverde mest niet beantwoordde aan hetgeen partijen waren overeengekomen.