ECLI:NL:RBOVE:2017:4252

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
C/08/207708 / KG ZA 17-309
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang en inzage in administratie van voormalig gezamenlijk gehuurd pand tussen voormalige maatschapspartners

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser [X] toegang tot een voormalig gezamenlijk gehuurd pand en inzage in de administratie van de maatschap Praktijk voor fysio- en manuele therapie Wesselerbrink. De maatschap, opgericht door [X] en [Y] in 1992, is per 1 maart 2007 beëindigd. Na de beëindiging van de maatschap zijn er geschillen ontstaan over het gebruik van het pand en de bijbehorende administratie. [X] heeft de huurovereenkomst van het pand opgezegd en is van mening dat hij recht heeft op toegang tot het pand en inzage in de administratie, terwijl [Y] dit betwist en stelt dat hij [X] nooit de toegang tot het pand heeft ontzegd.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van [X], maar dat het toekennen van sleutels aan [X] op dit moment te ver gaat. Wel wordt [Y] veroordeeld om [X] inzage te geven in de bankafschriften met betrekking tot het pand en de onderhuurders over de periode van 1 maart 2007 tot en met oktober 2017. De vordering van [Y] in reconventie tot betaling van een geldsom wordt afgewezen, omdat niet aannemelijk is dat er sprake is van een spoedeisend belang en de financiële situatie ter discussie staat. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/207708 / KG ZA 17-309
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2017
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.P.B. Kroep te Enschede,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F.J. Bleker te Almelo.
Partijen zullen hierna [X] en [Y] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding inclusief producties
  • de aanvullende producties zijdens [X]
  • de eis in reconventie inclusief producties zijdens [Y]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [X]
  • de pleitnota van [Y] .
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[Y] en [X] hebben in 1992 de maatschap Praktijk voor fysio- en manuele therapie Wesselerbrink (hierna: de maatschap) opgericht.
2.2.
[X] heeft de maatschap opgezegd per 1 maart 2007 en per gelijke datum is de maatschap ook daadwerkelijk geëindigd.
2.3.
De maatschap huurde vanaf 1 april 1993 een pand, staande en gelegen aan de Wesselernering 48 te Enschede (hierna: het pand), waar zowel [Y] als [X] ieder hun eigen fysiotherapiepraktijk dreven.
2.4.
De maatschap verhuurde praktijkruimten uit het pand volledig ge-‘service’-ed, dat wilde onder meer zeggen dat de onderhuurders volledig ontzorgd waren ten aanzien van marketing en reclame in de vorm van één praktijk- en handelsnaam met logo, telefoon en telefaxaansluitingen, website en dergelijke. Alle benodigde fysiotherapeutische apparatuur en hulpmiddelen en receptie waren in de praktijkruime aanwezig, alsmede werd de schoonmaak en het onderhoud voor hen geregeld. Als tegenprestatie voor de huur en het voormelde gebruik betaalden de onderhuurders 25% van hun omzet aan de maatschap.
2.5.
Na einde van de maatschap per 1 maart 2007 ontstonden er twee kampen. [X] en een deel van de onderhuurders gebruikten de ene helft van het pand en [Y] en een ander deel van de onderhuurders gebruikten de andere helft van het pand.
2.6.
[X] is een nieuwe maatschap aangegaan met een aantal onderhuurders en zij hebben het pand per 31 december 2011 verlaten en hun intrek genomen in een ander nabij gelegen pand.
2.7.
[Y] heeft na het vertrek van [X] en de zijnen de sleutels van het pand vervangen.
2.8.
[X] heeft op 31 maart 2017 de huurovereenkomst van het pand opgezegd aan de verhuurder met inachtneming van de geldende opzegtermijn van 1 jaar tegen
1 april 2018.
2.9.
[Y] is een procedure begonnen tegen de onderhuurders aan de zijde van [X] waarin hij namens de maatschap doorbetaling van 25% van de omzet als huur- en gebruiksvergoeding van hen vordert. [X] heeft zich in deze procedure gevoegd. [X] en zijn onderhuurders bestrijden - kort gezegd - dat zij vanaf 1 maart 2007 nog een gebruikersvergoeding zouden moeten betalen aan de maatschap, omdat per einde maatschap de services niet meer aan hen zijn geleverd. De procedure is inmiddels aanhangig bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, alwaar een comparitie van partijen staat gepland op 4 december 2017.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[X] vordert samengevat - primair dat [Y] hem toegang tot het pand, het beheer en de administratie verleent tot respectievelijk overdraagt van het pand, staande en gelegen aan de Wesselernering 48 te Enschede. Subsidiair vordert [X] dat [Y] hem inzage, afschrift of uittreksel geeft van bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a Rv, al het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [Y] in de kosten van de procedure, alsmede de nakosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
[Y] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1.
[Y] vordert samengevat - [X] te veroordelen om aan [Y] te betalen een bedrag van € 72.798,23, zijnde een voorschot van 50% op de helft van de kosten die [Y] voor de maatschap heeft voorgeschoten in de jaren 2010 tot en met 2016, althans een zodanig bedrag zoals de voorzieningenrechter geraden acht, met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure.
4.2.
[X] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

Spoedeisend belang

5.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat er een spoedeisend belang is bij de gevorderde voorzieningen.
Vordering in conventie
5.2.
[X] vordert primair dat [Y] hem toegang, het beheer en de administratie verleent tot respectievelijk overdraagt van het pand en subsidiair dat [Y] hem inzage, afschrift of uittreksel geeft van bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a Rv.
5.3.
Vast staat dat partijen al geruime tijd niet meer ‘on speaking terms’ zijn, dat de afwikkeling van de ontbonden maatschap nog niet is afgerond en dat er thans nog een bodemprocedure aanhangig is bij het gerechtshof die van belang is voor de afwikkeling van de maatschap. Voorts geldt dat niet in discussie is dat [X] sinds zijn vertrek uit het pand niet meer over een sleutel beschikt om het pand te kunnen betreden nu [Y] de sloten heeft vervangen. Daarentegen heeft [Y] betoogd dat hij [X] nimmer toegang tot het pand heeft ontzegd en dat [X] het pand mag en kan betreden wanneer hij [Y] daartoe verzoekt en partijen een afspraak maken. Volgens [Y] is het dan ook niet nodig om [X] van sleutels te voorzien, met name omdat er voorvallen in het verleden zijn geweest die maken dat [Y] [X] niet vertrouwt, meer in het bijzonder het wegnemen van zaken uit het pand en het ‘meenemen’ van het gezamenlijke telefoonnummer van de ‘oude’ maatschap. [X] heeft betoogd dat hij belang heeft bij zijn vorderingen gelet op het feit dat hij de huurovereenkomst met de huidige verhuurder heeft opgezegd en indien de verhuurder met [Y] niet tot overeenstemming kan komen, [X] het pand schoon en leeg zal moeten opleveren per april 2018. [X] zal daartoe de gelegenheid moeten krijgen en ook om de huidige staat van het pand te kunnen bekijken. [Y] stelt daarentegen dat de verhuurder overname van de huurovereenkomst door [Y] wel ziet zitten en dat dit binnenkort ook formeel gerealiseerd zal worden. Dit proces heeft echter enige vertraging opgelopen in verband met de ziekte van [Y] .
5.4.
De voorzieningenrechter is het met [Y] eens, dat afgifte van sleutels in dit stadium een te vergaand middel is, nu [Y] heeft toegezegd dat [X] op afspraak het pand kan bezichtigen. Niet valt in te zien dat het belang van [X] met zich meebrengt dat hij op dit moment te allen tijde toegang tot het pand moet kunnen krijgen, terwijl hij in het pand geen praktijk meer uitoefent.
5.5.
[X] heeft voorts gevorderd [Y] te veroordelen tot afgifte van de volledige administratie vanaf 1 maart 2007 tot en met heden met betrekking tot het pand, waaronder alle huurcontracten en correspondentie met onderhuurders, alsmede dagafschriften van alle bankrekeningen (waarop betalingen van de onderhuurders zijn binnengekomen) naar [X] te brengen en aan hem af te geven, althans kopieën daarvan. De voorzieningenrechter is met [X] eens dat, indien [Y] aanspraak maakt op betaling van vergoeding van kosten, hij ook inzicht zal moeten verschaffen in zijn administratie. Hoewel, zoals ter mondelinge behandeling ook is besproken, afgifte van de volledige administratie en alle huurcontracten en correspondentie met onderhuurders te ver gaat gelet op de tijdsperiode en het feit dat er een aantal huurcontracten niet meer aanwezig is, is het een kleine moeite om [X] inzicht in de bankafschriften en -betalingen te verschaffen, en met name de af- en bijschrijvingen die zien op het pand en de onderhuurders.
5.6.
De voorzieningenrechter zal het hiervoor besprokene derhalve toewijzen als hierna te melden, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De gevorderde dwangsom zal echter worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
Vordering in reconventie
5.7.
Krachtens bestendige jurisprudentie zijn voor toewijzing van een geldvordering in kort geding een drietal criteria ontwikkeld waaraan het gevorderde dient voldoen. Deze criteria hebben achtereenvolgens betrekking op de spoedeisendheid van de vordering, de aannemelijkheid dat de rechter in een bodemprocedure redelijkerwijs (tenminste een deel van) de vordering zal toewijzen en het restitutierisico.
Reeds bij het eerste criterium faalt de vordering van [Y] op dit punt. Niet aannemelijk is geworden dat [Y] een dermate spoedeisend belang heeft dat een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereist is. De enkele stelling van [Y] dat niet van hem gevergd kan worden de bodemprocedure af te wachten is daarvoor onvoldoende. Van een financiële noodsituatie is evenmin gebleken. Voorts geldt dat de verschuldigdheid van de geldvordering en de opeisbaarheid ter discussie staan. Immers, de afwikkeling van de contractuele relatie van partijen is nog niet afgerond, waarbij de mogelijkheid bestaat dat [X] in het kader van de afwikkeling tussen partijen nog het één en ander van [Y] te vorderen heeft, zoals [X] heeft betoogd. De vaststelling van hetgeen partijen over en weer uiteindelijk aan elkaar verschuldigd zijn leent zich niet voor kort geding. En meer in zijn algemeenheid geldt dat de door partijen genoemde bedragen, alsmede de over en weer aangevoerde standpunten en stellingen nog veel te discutabel zijn om op basis daarvan in een - met onvoldoende waarborgen omklede - kort gedingprocedure als de onderhavige vergaande maatregelen te treffen. De vordering tot betaling van de geldsom zal dan ook worden afgewezen. Het restitutierisico behoeft geen nadere bespreking.
Proceskosten
5.8.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [Y] tot afgifte aan [X] van bankafschriften (al dan niet in kopie) waarop alle betalingen en bijschrijvingen met betrekking tot het pand en de onderhuurders zichtbaar zijn over de periode van 1 maart 2007 tot en met oktober 2017,
6.2.
veroordeelt [Y] om aan [X] een dwangsom te betalen van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 6.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,-- is bereikt,
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.4.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2017.