ECLI:NL:RBOVE:2017:4305

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
ak_17 _ 1294
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges voor aanvraag ontheffing Wet luchtvaart; rechtsongelijkheid en onrechtvaardige kostenstructuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de heffingsambtenaar van de provincie Overijssel over de leges voor een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart. Eiseres was aangeslagen voor leges ten bedrage van € 634,- voor de aanvraag, welke door de provincie op 30 januari 2017 was opgelegd. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd door de provincie ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 14 september 2017 gehouden, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door twee personen en de provincie door haar gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de aanvraag op 12 december 2016 had ingediend en deze op 10 januari 2017 had ingetrokken. De provincie had echter aangegeven dat de leges niet verminderd konden worden, omdat de intrekking niet binnen vier weken na indiening had plaatsgevonden. Eiseres stelde dat de leges te hoog waren en dat er sprake was van rechtsongelijkheid, omdat andere commerciële bedrijven geen ontheffing hoefden aan te vragen voor vergelijkbare diensten.

De rechtbank oordeelde dat de legesaanslag terecht was opgelegd en dat er geen sprake was van rechtsongelijkheid of een onrechtvaardige kostenstructuur. De rechtbank concludeerde dat de leges terecht en tot de juiste hoogte aan eiseres in rekening waren gebracht en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 17/1294
uitspraak van de meervoudige belastingkamer in het geschil tussen
[naam 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de provincie Overijssel,verweerder,
gemachtigde: mr. M.A.J. Mehciz.
17/1294

1.Ontstaan en loop van het geding

Met dagtekening 30 januari 2017 heeft verweerder eiseres aangeslagen in de leges ten bedrage van € 634,- voor een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart.
Bij uitspraak op bezwaar van 4 mei 2017 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 1 juni 2017 aan de provincie gereageerd op voormelde uitspraak op bezwaar. De provincie heeft deze brief op 13 juni 2017 naar de rechtbank doorgezonden met het verzoek deze brief als beroepschrift in behandeling te nemen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2017. Namens eiseres zijn [naam 2] en [naam 3] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2.De feiten

Eiseres heeft op 12 december 2016 per e-mail bij de provincie Overijssel een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart ingediend. Blijkens de aanvraag geeft een op deze aanvraag verleende ontheffing afhankelijk van de aanvraag voor 1 tot 12 dagen per kalenderjaar het recht op het gebruik door een luchtvaartuig van een terrein dat geschikt is voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik (TUG) in de zin van de Wet luchtvaart, het Besluit burgerluchthavens en de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.
Bij e-mail van mevrouw [naam 4] , adviseur geluid en luchtvaart bij de provincie Overijssel, van 5 januari 2017 is eiseres erop gewezen dat de periode voor de ontheffing kan worden aangepast naar drie jaar en dat de leges voor een TUG-aanvraag voor helikopter-vluchten € 634,- bedraagt.
Bij e-mail van [naam 5] van 10 januari 2017 heeft eiseres de aanvraag ingetrokken.
Bij brief van [naam 6] teamleider vergunningverlening, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel van 16 januari 2017 is de intrekking van de aanvraag op 10 januari 2017 bevestigd. Aan eiseres is medegedeeld dat op grond van artikel 5.2.1 van de Belastingverordening provincie Overijssel 2016 een bedrag van € 634,- aan leges is verschuldigd en dat dit legesbedrag niet wordt verminderd, omdat de aanvraag niet binnen vier weken na het indienen ervan is ingetrokken.
Bij brief van eiseres van 19 januari 2017 is bezwaar gemaakt tegen de leges.
Bij aanslag met dagtekening 30 januari 2017 is aan eiseres een legesbedrag van € 634,- in rekening gebracht.

3.Het geschil

In geschil is of de legesaanslag terecht en tot de juiste hoogte aan eiseres is opgelegd.
Eiseres heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat zij ten onrechte in de legesheffing is betrokken.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de leges terecht en tot de juiste hoogte zijn geheven.
Voor een meer uitvoerige weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.1
De rechtbank stelt ambtshalve vast dat eiseres bij brief van 19 januari 2017 bezwaar heeft gemaakt tegen de leges en dat de legesaanslag is gedagtekend op 30 januari 2017. In zoverre is dan ook sprake van een prematuur ingediend bezwaarschrift.
4.1.2
Ingevolge artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht blijft niet-ontvankelijkverklaring van een prematuur ingediend bezwaarschrift achterwege als het besluit ten tijde van de indiening nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was.
4.1.3
Nu de teamleider vergunningverlening namens Gedeputeerde Staten van Overijssel in zijn brief van 16 januari 2017 heeft aangegeven dat eiseres ter zake van de TUG-aanvraag een bedrag van € 634,- aan leges verschuldigd was, kon eiseres redelijkerwijs menen dat de legesaanslag reeds tot stand was gekomen. De rechtbank acht eiseres dan ook ontvankelijk in haar bezwaar.
4.2
Ingevolge artikel 223, eerste lid, van de Provinciewet kunnen rechten worden geheven ter zake van:
a. het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde provinciale bezittingen of van de voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de provincie in beheer of in onderhoud zijn;
b. het genot van door of vanwege het provinciebestuur verstrekte diensten.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel worden voor de toepassing van dit hoofdstuk de in het eerste lid bedoelde rechten aangemerkt als provinciale belastingen.
4.3
De Belastingverordening Overijssel, zoals gepubliceerd in het Provinciaal Blad 2006-123, is bij besluit van Provinciale Staten van 12 november 2015 (opnieuw) gewijzigd; de wijzigingen treden op 1 januari 2016 in werking. Deze Belastingverordening provincie Overijssel 2016 is op 11 december 2015 gepubliceerd in het Provinciaal Blad, nr. 8132.
Ingevolge artikel 1.1, tweede lid, van de Belastingverordening Overijssel wordt onder de naam ‘leges’ als bedoeld in artikel 223 van de Provinciewet een directe provinciale belasting geheven ter zake van het genot van door of vanwege de provincie verstrekte diensten overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en de bijbehorende tarieventabel.
Ingevolge artikel 5.2 en 5.2.1 van de tarieventabel bij de Belastingverordening provincie Overijssel 2016 bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart voor het opstijgen en landen met helikopters € 634,-.
4.4
In het navolgende zal de rechtbank ervan uitgaan dat hetgeen in de jurisprudentie is vermeld over de bepalingen met betrekking tot de gemeentelijke legesheffing, op de provinciale legesheffing van overeenkomstige toepassing is.
4.5.1
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de leges te hoog zijn. Zij heeft verweerder verzocht om een onderbouwing te geven van de kostendekkendheid van de legestarieven.
4.5.2
Aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat eiseres ervan uitgaat dat het door verweerder verstrekte overzicht van de kosten en baten juist is en dat eiseres niet heeft bedoeld te betogen dat de opbrengstlimiet is overschreden. Wel heeft eiseres gesteld dat de kostenstructuur onrechtvaardig is. Een commercieel bedrijf als ANWB Medical Air Assistance hoeft geen ontheffing te vragen voor hun “Lifeliner” helikopters, terwijl de door dit bedrijf verrichte diensten wel in rekening worden gebracht bij de Nederlandse ziektekostenverzekeraars. Daardoor loopt de provincie legesinkomsten mis. Omdat eiseres haar helikopter ook voor noodgevallen gebruikt, levert dit rechtsongelijkheid op.
4.5.3
Ingevolge artikel 8.1a, eerste lid, van de Wet luchtvaart is het verboden met een luchtvaartuig op te stijgen of te landen, anders dan van of op een luchthaven.
Ingevolge artikel 8a.50 van de Wet luchtvaart is de verbodsbepaling bedoeld in artikel 8.1a, eerste lid, niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen luchtvaartuigen.
Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit burgerluchthavens. In artikel 20 van dit Besluit, voor zover hier van belang, worden als luchtvaartuig als bedoeld in artikel 8a.50, eerste lid, van de wet aangewezen:
(a. t/m i.)
j. helikopters die worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van politietaken als bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012;
k. helikopters die worden gebruikt ten behoeve van het voorkomen, beperken of bestrijden van brand;
l. helikopters die worden gebruikt door de SAR-dienst als bedoeld in artikel 1 van de Regeling inzake de SAR-dienst 1994, ten behoeve van de opsporing en redding van een mens of dier in levensbedreigende omstandigheden;
m. helikopters die worden gebruikt door de houder van een HEMS-vergunning krachtens artikel 16b van de Luchtvaartwet ten behoeve van het verlenen van spoedeisende medische hulp;
n. helikopters die worden gebruikt ten behoeve van het treffen van spoedeisende maatregelen om schade aan transportleidingen te voorkomen, te beperken of te verhelpen.
4.5.4
Eiseres heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat haar helikopter wordt gebruikt om de heer [naam 2] op verzoek van bijvoorbeeld de politie, het Openbaar Ministerie of een verzekeringsmaatschappij als expert snel ter plaatse van een ongeval of ramp te brengen. Waar de “Lifeliner” helikopters (de zgn. traumahelikopters) worden ingezet voor het verlenen van spoedeisende medische hulp en onder de uitzondering sub m. vallen, is de inzet van de helikopter van eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet te scharen onder één van de hiervoor genoemde uitzonderingen op het verbod met een luchtvaartuig op te stijgen of te landen, anders dan van of op een luchthaven. Van rechtsongelijkheid en van een onrechtvaardige kostenstructuur is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
4.6
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat tot het in behandeling nemen van de aanvraag geen handelingen zijn verricht die een tarief van € 634,- rechtvaardigen, overweegt de rechtbank dat volgens vaste jurisprudentie met betrekking tot de gemeentelijke leges (o.m. het arrest van de Hoge Raad van 24 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3345 en meer recent de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3080) tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds geen rechtstreeks verband is vereist.
4.7.1
Eiseres heeft ten slotte aangevoerd dat de leges dienen te worden verminderd tot
€ 310,-.
4.7.2
Blijkens Bijlage I bij de Belastingverordening provincie Overijssel 2016 onder II worden ten behoeve van uniformiteit in Hoofdstuk 3 de artikelen 3.3 en 3.4 vervangen. Ingevolge het nieuwe artikel 3.3, eerste lid, worden, indien aanvrager een aanvraag om vergunning, ontheffing of beoordeling binnen 4 weken na het indienen daarvan, maar voordat op het verzoek is beschikt, geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) intrekt, de met toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten met 50 % verminderd.
4.7.3
Eiseres heeft de aanvraag op 12 december 2016 ingediend en op 10 januari 2017 ingetrokken. Nu aldus tussen de aanvraag en de intrekking vier weken en één dag zijn gelegen, is verweerder terecht niet overgegaan tot vermindering van de leges.
4.8
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de leges terecht en tot de juiste hoogte aan eiseres in rekening zijn gebracht.
4.9
Het beroep is ongegrond.
4.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Y. Gramsbergen, voorzitter, en mr. W.F. Bijloo en
mr. P.H. Banda, leden, in aanwezigheid van H. Blekkenhorst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.