ECLI:NL:RBOVE:2017:432

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
08/229296-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met een mes door buurman

Op 2 februari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag op zijn buurvrouw in Albergen, alsook van bedreiging met een mes. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 november 2015 zijn buurvrouw had bedreigd met een mes en haar keel had dichtgeknepen, terwijl hij haar hoofd tegen een muur had geslagen. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster, die gedetailleerd en consistent waren, als betrouwbaar. De verdachte had de aangeefster met geweld mishandeld en haar bedreigd met de dood. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van ruim 4.100 euro aan de aangeefster. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 16 weken geëist, maar de rechtbank vond de feiten ernstiger en legde een zwaardere straf op. De verdachte had eerder geen strafblad en de rechtbank hield rekening met zijn achtergrond en de impact van de feiten op het slachtoffer.

Uitspraak

cRechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/229296-15
Datum vonnis: 2 februari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Eliya, advocaat te Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:geprobeerd heeft [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:[slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 3:poetsmiddel heeft verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2015,
te Albergen in de gemeente Tubbergen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een persoon genaamd [slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- de keel heeft dichtgeknepen en/of (gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen
gehouden, en/althans
- ( met) het (achter)hoofd (van die [slachtoffer 1] ) tegen een muur heeft gebeukt of
geslagen, en/althans
- meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) met (een
van) zijn al dan niet tot vuisten gebalde handen in/op/tegen het gezicht,
de/een o(o)r(en), de/een hand(en) en/of de/een boven- en/of onderarm(en) heeft
geslagen of gestompt en/althans in/op/tegen het gezicht, de/een o(o)r(en),
de/een hand(en) en/of de/een boven- en/of onderarm(en) heeft geschopt of
getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 november 2015,
te Albergen in de gemeente Tubbergen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 1] (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- de keel heeft dichtgeknepen en/of (gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen
gehouden, en/althans
- ( met) het (achter)hoofd (van die [slachtoffer 1] ) tegen een muur heeft gebeukt of
geslagen, en/althans
- meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) met (een
van) zijn al dan niet tot vuisten gebalde handen in/op/tegen het gezicht,
de/een o(o)r(en), de/een hand(en) en/of de/een boven- en/of onderarm(en) heeft
geslagen of gestompt en/althans in/op/tegen het gezicht, de/een o(o)r(en),
de/een hand(en) en/of de/een boven- en/of onderarm(en) heeft geschopt of
getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 november 2015,
te Albergen in de gemeente Tubbergen,
een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (zeer)
(krachtig en/of gewelddadig)
- de keel dicht te knijpen en/of (gedurende enige tijd) de keel dichtgeknepen
te houden, en/althans
- ( met) het (achter)hoofd (van die [slachtoffer 1] ) tegen een muur te beuken of te
slaan, en/althans
- meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) met (een
van) zijn al dan niet tot vuisten gebalde handen in/op/tegen het gezicht,
de/een o(o)r(en), de/een hand(en) en/of de/een boven- en/of onderarm(en) te
slaan of te stompen en/althans in/op/tegen het gezicht, de/een o(o)r(en),
de/een hand(en) en/of de/een boven- en/of onderarm(en) te schoppen of te
trappen;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2015,
te Albergen in de gemeente Tubbergen,
een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (groot) mes gericht gehouden op de keel van voornoemde [slachtoffer 1] en/of daarbij voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “En nu ga ik je vermoorden” en/althans “ik ga jullie vermoorden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 20 mei 2015,
te Albergen in de gemeente Tubbergen,
opzettelijk
een of meer poetsmiddel(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als bewaarder (onder de gehoudenheid die/dat poetsmiddel/-middelen af te geven
aan die [slachtoffer 2] ),
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van feit 1 primair wordt vrijgesproken en voor de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken waarvan acht weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de tijd die verdachte in preventieve hechtenis heeft doorgebracht, met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact, inclusief een kortdurende klinische behandeling, een contactverbod ten aanzien van de familie [slachtoffer 2] en een locatieverbod ten aanzien van het adres van de familie [slachtoffer 2] en het woonadres van de ouders van verdachte. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 317,80 minus de kosten ad € 117,80 voor het verschijnen ter terechtzitting. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering ad € 21.497,27. Tevens heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd inclusief de rente vanaf de pleegdatum.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016005669. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, op basis van onder meer de aangiftes, de foto’s, de letselomschrijving en de getuigenverklaringen in het dossier.
De verdediging heeft zich ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu het bewijs daarvoor ontbreekt in het dossier. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman gesteld dat het poetsmiddel niet aan [slachtoffer 2] toebehoorde, nu hij nog niet de eigenaar was van het goed.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Vaststaande feiten
Op 12 november 2015 komt een melding bij de meldkamer van de Politie Oost-Nederland binnen dat verdachte zijn buurvrouw, mevrouw [slachtoffer 1] , tevens aangeefster, zou hebben bedreigd. Meldster is mevrouw [moeder verdachte] , moeder van verdachte. Korte tijd later komt er een tweede melding binnen dat verdachte zijn buurvrouw [slachtoffer 1] (nader mede te noemen aangeefster) in elkaar zou hebben geslagen. Meldster is [dochter slachtoffer 1] , dochter van aangeefster. De politie gaat ter plaatse en treft de gewonde aangeefster aan.
Bewijsoverwegingen
Aangeefster heeft kort na het incident daarover bij de politie gedetailleerde verklaringen afgelegd. Zij verklaart dat zij zag dat verdachte met een ontbloot bovenlijf bij de hondenren stond en dat hij de honden in de ren aan het opruien was. Aangeefster is toen naar buiten gegaan en heeft verdachte hierop aangesproken. Vervolgens is aangeefster naar binnen gegaan en heeft de camera gepakt om hem te filmen. Hierop draaide verdachte door en heeft hij haar geslagen en geschopt. Aangeefster verklaart dat verdachte haar met twee handen om haar keel heeft gegrepen en haar (achter)hoofd meerdere keren hard tegen de muur heeft gebeukt. Verder verklaart zij dat verdachte haar bij haar bovenarm heeft gepakt en haar in de richting van de hondenren heeft gesleept. Hij greep haar met zijn vrije arm bij haar keel en drukte haar met kracht achterover met zijn arm om haar keel. Zijn boven- en onderarm knelden de zijkant van haar keel af.
Voorst verklaart aangeefster dat verdachte haar geslagen en geschopt heeft terwijl zij op de grond lag en met gebalde vuisten met volle kracht in haar gezicht heeft gestompt. Verdachte bleef met gebalde vuisten op haar inbeuken. Zij voelde dat hij haar sloeg tegen haar gezicht, haar oren, haar handen en haar boven- en onderarmen. Aangeefster voelde hevige pijn aan haar hals en hoofd en raakte voorts voor korte tijd buiten bewustzijn.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij aangeefster heeft geslagen en geschopt. Hij ontkent dat hij haar keel heeft dichtgeknepen en hij verklaart dat hij niet meer weet of hij haar hoofd tegen de muur heeft geslagen, maar hij kan het zich niet voorstellen.
De rechtbank acht de ontkennende verklaring van verdachte ter zitting dat hij aangeefsters keel zou hebben dichtgeknepen en haar hoofd tegen de muur zou hebben gebeukt, niet geloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen die de aangeefster bij de politie heeft afgelegd, gedetailleerd en consistent zijn en derhalve als betrouwbaar aangemerkt dienen te worden. Daar komt bij dat het letsel dat blijkens de zich in het procesdossier bevindende letselomschrijving bij aangeefster is geconstateerd, past bij de verklaringen die zij heeft afgelegd over de wijze van toebrengen van dit letsel. Tevens heeft de rechtbank uit eigen waarneming op foto’s (pag. 41 t/m 47 van het dossier) het letsel in de nek en aan het hoofd kunnen constateren dat ook past bij de verklaringen van aangeefster.
Opzet
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op de dood of zware mishandeling van aangeefster.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood of het zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is voorts niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (vgl. HR 30 december 2012, LJN BX5396 en 25 maart 2003, LJN AE9049).
De vraag die voorligt is of uit het handelen van verdachte op de wijze zoals hiervoor is vastgesteld, kan worden afgeleid dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij aangeefster zou doden of zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Verdachte heeft doelgericht de keel van aangeefster dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen gehouden en dusdoende haar hoofd tegen de muur gebeukt. Uit de verwondingen van aangeefster, alsmede uit de waarneming van de rechtbank van de foto’s in het dossier van het letsel bij aangeefster, leidt de rechtbank af dat het dichtknijpen van de keel en het slaan van het hoofd tegen de muur met kracht moet zijn gebeurd. Het met kracht dichtknijpen van de keel en het met kracht beuken van een hoofd tegen een muur bergt een aanmerkelijke kans op de dood in zich. Verdachte moet geacht worden daarvan op de hoogte te zijn. Aangeefster is hierdoor ook buiten bewustzijn geraakt. Door niettemin het hiervoor omschreven geweld uit te oefenen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelen een dodelijk gevolg zou hebben en heeft verdachte daarmee - in voorwaardelijke vorm - opzet gehad op de dood van aangeefster. De rechtbank betrekt in haar overweging het verschil in postuur en leeftijd tussen verdachte, een jonge grote man en aangeefster, een beduidend kleinere vrouw van 66 jaar oud.
De rechtbank acht op basis van het vorenstaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 november 2015 geprobeerd heeft om aangeefster, mevrouw [slachtoffer 1] , van het leven te beroven. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Verdachte heeft voorts gedreigd aangeefster van het leven te beroven. Aangeefster heeft verklaard dat nadat zij weer bij bewustzijn was, zij verdachte weer zag aankomen met een mes. Aangeefster zag dat het mes dat verdachte vast had, “onbenullig” groot was en dat hij haar heeft bedreigd met de woorden “ik vermoord jullie alle twee”. De verklaring van aangeefster wordt op essentiële punten ondersteund door de verklaringen van getuigen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij verdachte bij de hondenren hoorde schreeuwen. Zij zag dat aangeefster op de grond zat en dat verdachte voor haar stond met een mes in zijn handen. De afstand tussen beiden was ongeveer anderhalve meter. Ook getuige [getuige 2] zag dat verdachte een groot (vlees)mes in zijn handen vasthield en in de richting wees van aangeefster. Volgens getuige [getuige 2] stond verdachte op één meter afstand van aangeefster. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij weliswaar een mes in zijn hand heeft gehad, maar dat hij aan de andere kant van het hek stond en dat hij haar niet heeft bedreigd. De verklaring van verdachte dat hij aangeefster niet zou hebben bedreigd met de woorden dat hij haar en haar man zou vermoorden, acht de rechtbank op basis van de verklaringen van aangeefster niet aannemelijk en niet geloofwaardig. De rechtbank heeft geen reden aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen nu haar verklaring met betrekking tot de bedreiging overigens op belangrijke punten wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank acht op basis van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 november 2015 aangeefster, mevrouw [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte poetsmiddelen heeft verduisterd. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat er een bestelauto van het bedrijf [pakketdienst] vlakbij zijn woning stopte en dat verdachte uit zijn woning naar buiten kwam en naar de bestelauto liep. Vervolgens nam verdachte het postpakketje aan en ging met het pakketje in de hand zijn woning binnen. Verdachte heeft het pakket nooit aan aangever overhandigd. Ook getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij, als bezorgster bij het bedrijf [pakketdienst] , een
pakketje heeft afgeleverd te Albergen. Vanuit een woning kwam toen een manspersoon op haar af die haar vertelde dat de buurman niet thuis was en dat hij het pakketje wel wilde aannemen. Hij zou dan zorgdragen dat het pakketje bij de buurman terecht zou komen. Verdachte zelf heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weliswaar een pakketje heeft aangenomen, maar dat hij dacht dat het mogelijk voor zijn ouders bestemd was. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verklaringen die aangever en de getuige hebben afgelegd komen in essentie overeen en de rechtbank acht die verklaringen betrouwbaar. Daarbij komt dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij een pakketje heeft aangenomen van het bedrijf [pakketdienst] .
De rechtbank acht op basis van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 mei 2015, poetsmiddelen toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft verduisterd. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 12 november 2015 te Albergen in de gemeente Tubbergen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] krachtig
- de keel heeft dichtgeknepen en heeft dichtgeknepen gehouden, en
- het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen een muur heeft gebeukt en
- meermalen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, met zijn vuisten tegen het gezicht,
de oren, de handen en de boven- en onderarmen heeft geslagen en gestompt en tegen de
handen en de boven- en onderarmen heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 12 november 2015, te Albergen in de gemeente Tubbergen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een groot mes gericht gehouden op voornoemde [slachtoffer 1] en daarbij voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “En nu ga ik je vermoorden” en “ik ga jullie vermoorden”;
3.
hij op 20 mei 2015 te Albergen in de gemeente Tubbergen, opzettelijk poetsmiddelen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als bewaarder onder de gehoudenheid die poetsmiddelen af te geven
aan die [slachtoffer 2] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 285, 287 en 321 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
het misdrijf: verduistering.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zijn buurvrouw [slachtoffer 1] de keel dichtgeknepen en met kracht haar hoofd meerdere keren tegen de muur gebeukt, terwijl hij onder invloed verkeerde van drank. Ook nadat het slachtoffer op de grond lag en dus weerloos was, is verdachte niet gestopt met het uitoefenen van geweld tegen haar; hij heeft het slachtoffer geslagen en gestompt op haar lichaam. Zij is voor korte tijd buiten bewustzijn geraakt. Dat het slachtoffer deze actie heeft overleefd, is niet de verdienste van verdachte. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring is naar voren gekomen hoe groot de impact van het voorval is op het leven van het slachtoffer. Zij lijdt aan psychische klachten waarvoor behandeling noodzakelijk is.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer 1] . Hij heeft het slachtoffer bedreigd met een mes en daarbij gezegd dat hij haar en haar man zou vermoorden. Door zijn gedrag heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen. Een dergelijk delict veroorzaakt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid.
Verdachte heeft daarnaast een postpakketje verduisterd van zijn buurman [slachtoffer 2] . Dit is een ergerlijk feit. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen financiële schade veroorzaakt, ook heeft hij door het plegen van verduistering blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor het eigendom van [slachtoffer 2] .
Poging tot doodslag is een zeer ernstig strafbaar feit. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Het wettelijk strafmaximum in geval van doodslag is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat in deze zaak geen sprake is van een voltooid delict, maar van een poging tot doodslag.
Ten aanzien van de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de inhoud van zijn strafblad, waaruit blijkt dat verdachte nog niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest, en met het gespreksverslag van mevrouw M. Schuur, reclasseringswerker. Uit het verslag komt naar voren dat het gezin van verdachte al jarenlang ruzie heeft met de buren, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte is dan ook opgegroeid in een leefomgeving waarin ruzies aan de orde van de dag zijn. Door spanningen ontwikkelde hij paniekaanvallen en angsten. Er werd bij hem PTSS geconstateerd.
De reclassering heeft geen advies uitgebracht gelet op zijn ontkenning van het tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder de poging tot doodslag op mevrouw [slachtoffer 1] , een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is. Alles in aanmerking nemende, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opleggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, om te voorkomen dat verdachte zich wederom schuldig zal maken aan soortgelijke strafbare feiten, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarde zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens de reclassering en tevens zal de rechtbank hem een contactverbod met de familie [slachtoffer 1] opleggen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] ,wonende te [adres 1] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 21.497,27, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Zorgkosten ad € 1.172,95;
  • Reiskosten ad € 466,32;
  • Opvang honden Locht ad € 13.858,00;
  • Voorschot smartengeld ad € 6.000,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in de vordering deels ontvankelijk en is de vordering deels gegrond.
De gestelde schade voor wat betreft de opvang van de honden Locht ad € 13.858,00 houdt geen rechtstreeks verband met de strafbare feiten. De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten 1 primair en 2 voor het overige rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en aannemelijk en zal de gevorderde materiële schade dan ook toewijzen voor een bedrag van € 1.639,27, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf 12 november 2015. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade deels toewijzen. Gelet op de onderbouwing van de vordering komt de rechtbank vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,-- billijk voor, nu dit voorstelbare schade is. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.500,-- en bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en voorts dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 2], wonende te [adres 2] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 317,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Aangifte en correspondentie ad € 160,00;
  • Nog bij te wonen rechtszaak ad € 117,80;
  • Verwerken verzoek ad € 40,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk, nu deze schade door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair en feit 2 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: poging tot doodslag;
-
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
-
feit 3
het misdrijf: verduistering;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij:
  • veroordeelt de verdachte tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer 2], wonende te [adres 2] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan-Turan, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016005669. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
1.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Ik heb haar geslagen, gestompt en geschopt.
(…)
Toen ben ik teruggegaan met een mes. Ik had het mes in handen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 12 november 2015, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van aangeefster, pag. 36 t/m 37:
Op 12 november 2015 omstreeks 12.00 uur zag ik de buurjongen [verdachte] . Ik zag
dat hij buiten onze omheining stond bij onze hondenren. Ik zag dat hij een ontbloot
bovenlijf had en met zijn armen wijd stond. Ik zag en hoorde dat hij onze honden in
de ren aan het opruien was zodat zij blaffen. (…)
Ik ben naar buiten gelopen en heb de buurjongen hierop aangesproken. Ik zeg tegen
hem: “Je bent niet goed wijs, stop daar eens mee!” (…). Ik ben
hierop naar binnen gegaan om een camera op te halen. Ik wilde zijn gedrag opnemen
omdat de laatste keer niemand mij geloofde. Ik ben met een camera weer naar buiten
gegaan en heb een stukje opgenomen. Ik wilde hierna weer naar binnengaan en deed de
camera dicht.
Op dat moment stond de buurjongen naast mij. Hij heeft mij ontzettend in elkaar
geslagen. Ik voelde dat hij mij hard tegen de muur duwde. Hierna heeft hij mijn hoofd
met kracht tegen de muur geslagen. Ik voelde een hevige pijn aan mijn hoofd. Hij heeft
mij tegen de grond geslagen en daarna geslagen en geschopt terwijl ik op de grond
lag. Daarna weet ik het niet meer.
Toen ik weer bijkwam zag ik de buurjongen met een groot mes voor mij staan. Ik hoorde
dat hij zei: “Als je denkt dat mijn vader erg is dan vergis je je. Ik ben nog l000x
erger. Ik vermoord je en jouw man ook. Het maakt mij niets uit waar jullie je
verstoppen.
Ik moest de buurjongen beloven dat ik hem of zijn vader nooit meer zou aan kijken
anders zou hij ons vermoorden.
(…)
Ik heb naar aanleiding van de mishandeling erg veel pijn in mijn rug, armen, handen
en hoofd. Ik heb diverse blauwe plekken en bulten en mijn lippen zijn kapot.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , van 14 november 2015, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van aangeefster, pag. 38 t/m 40:
Ik ben gisteren ontslagen van de IC. (…) Ik voel mij op dit moment nog niet goed. Ik heb koorts en een blaasontsteking. Ik ben nog heel erg bang en zie constant het hele gebeuren weer voor mij. Mijn hele lichaam is bont en blauw en alles voelt beurs aan.
Normaal ben ik prima gezond. Ik gebruik geen medicijnen, mij mankeert nooit iets.
Op donderdag 12 november 2015 (…) hoorde ik de honden gillen en blaffen. Ze leken heel erg in paniek.
(…). Opeens zag ik mijn buurjongen, [verdachte] met ontbloot bovenlichaam in
bosschages staan op ongeveer 1 meter afstand van de hondenren. Ik zag dat hij daar
stond te schreeuwen naar de honden met zijn armen wijd.
(…) We hebben geen goed contact met de buren, de familie [verdachte] , woonachtig [adres 3]
te Albergen.
(…).
Ik liep naar aanleiding van wat ik buiten zag en hoorde naar buiten en riep naar
[verdachte] : “Stop ermee, ik ga dit filmen, niemand gelooft mij”.
Ik hoor [verdachte] roepen: “Film het maar, kunnen ze het mooi zien”.
(…)
Ik liep naar binnen om onze videocamera te pakken. (…)
Ik loop weer naar buiten en ga links naast het keukenraam staan. Ik begin te filmen.
(…)
Ik heb een klein stukje gefilmd en toen de camera uitgezet.
Opeens staat [verdachte] uit het niets voor mij.
[verdachte] grijpt mij met twee handen om mijn keel.
Ik rook dat hij een alcoholwalm om zich heen had. Ik vroeg aan hem: “Heb je
gedronken?”. [verdachte] antwoordde: “Ja, ik ben dronken”.
Ik voelde dat [verdachte] mijn achterhoofd met kracht tegen de muur achter mij beukte. Dit
deed hij een keer of 5 à 6.
Ik voelde een enorme pijn om mijn hals door zijn handen. Ik voelde een enorme pijn in
mijn hoofd door het gebeuk tegen de muur. Ik dacht ik ga dood, dit overleef ik niet.
Ik liet me door mijn knieën zakken. Ik deed dit om met mijn hoofd bij de muur weg te
zijn. Mijn bril viel af.
[verdachte] pakte mij bij mijn bovenarmen en sleepte/duwde mij in de richting van de
hondenren. Ik voelde dat hij zijn handen met veel kracht om mijn bovenarmen drukte.
Om van de muur van de woning bij de hondenren te komen, moet je een trapje van twee
treden af. Hij trok mij hier overheen.
Ik stond met mijn buik tegen het hekwerk.
Hij hield mijn trui op mijn linkerschouder stevig vast.
Ik voelde dat hij met zijn vrije arm mij via de schouder om mijn keel greep.
Zijn onder- en bovenarm knelde hij om de zijkant van mijn keel.
Ik voelde dat hij mij met een zeer grote kracht achterover trok met zijn arm om mijn
keel. Mijn rug stond helemaal hol.
Ik werd gek van de pijn. Ik liet mij op dat moment vallen van de pijn.
Ik kwam op de grond te liggen. Ik lag met mijn hoofd in de richting van de hondenren
en met mijn voeten in de richting van onze woning.
Ik zie dat [verdachte] over mij heen gaat staan met zijn blote voeten ter hoogte van mijn
heupen.
Ik zie dat [verdachte] zijn vuisten balt en mij daarmee met volle kracht raakt in mijn
gezicht. Ik voel een enorme pijn en bescherm mijn hoofd met mijn handen en onderarmen.
[verdachte] blijft met gebalde vuisten op mij inbeuken. Hij slaat zowel met zijn rechter
als linker vuist. Ik voel dat hij mij raakt in mijn gezicht, mijn oren, mijn handen,
mijn boven- en onderarmen.
Ik voelde warmte uit mijn neus stromen, ik had een bloedneus.
(…)
Ik hoorde dat hij zei: “Geef maar hier, die camera”.
Ik ben toen buiten bewust zijn geraakt. Ik weet niet hoe lang ik daar gelegen heb.
Toen ik weer bijkwam, zag en voelde ik dat ik mijn urine had laten lopen. Ik zag
dat [verdachte] niet meer bij mij in de buurt was.
Ik lag op mijn rechter zij.
Ik ben zo nog even blijven liggen en heb me toen aan het hekwerk opgetrokken totdat
ik zat. Ik dacht: Ik heb het overleefd!
Ik zat met de rug naar de tuin. Mijn rechterzij naar de hondenren, mijn linker zij
naar het huis.
Ik zie opeens vanuit mijn linker ooghoek iemand op mij af komen lopen.
Ik herken die persoon onmiddellijk als [verdachte] .
Ik denk: het is nog niet afgelopen, daar komt hij weer aan.
Ik zie, wanneer [verdachte] naast mij staat, dat hij een enorm mes in zijn rechter hand
vast heeft.
Had te veel pijn om direct te kunnen reageren.
Ik zag dat het mes dat [verdachte] vast had onbenullig groot was. Ik zie dat soort messen
alleen bij de slager. Ik zag dat het handvat van het mes donker tot zwart, mat, van
kleur was.
Ik denk dat het lemmet ongeveer 4 cm breed was. Ik weet niet hoelang het lemmet was.
Ik zag dat het lemmet zonder kartels was en voorzien van een hele scherpe punt.
Ik stond doodsangsten uit.
Ik was zo blij dat mijn man nog niet thuis was. Mijn man had mij geholpen en dan had
hij ons allebei neer gestoken.
[verdachte] gaat tegenover mij staan. Hij bukt zich en neemt het mes in zijn linker hand.
[verdachte] houdt het mes op mij gericht met de punt in de richting van mijn keel. Ik
voelde niet dat de punt van het mes mijn huid raakte.
Ik hoorde dat [verdachte] zei: ‘En nu ga ik je vermoorden”.
(…)
Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen: “Je mag mij nooit meer aankijken wanneer ik
boodschappen ga doen en mijn vader en moeder ook niet”.
Ik heb hem toen geantwoord: “Maar dat doe ik nooit”.
Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen: “Ik wil dat ook niet hebben, ik ben 23. Het kan me
niet schelen wat er met mijn leven gebeurt maar ik ga jullie vermoorden”.
Ik zag dat [verdachte] het mes overpakte van zijn linker naar zijn rechter hand.
Ik zat met mijn rechterkant van mijn lichaam tegen het hek van de hondenren.
Ik zag dat [verdachte] het mes met de snijkant naar mijn linker hals bracht. Ik voelde het
mes niet op mijn huid.
Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: “Je denkt dat mijn vader erg is, dat hij jullie
leven zuur maakt? Maar ik ben 100% erger, heb je dat begrepen?”.
Ik antwoordde: “Ik heb dat begrepen”.
Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: “Je kunt niet zo ver weg kruipen of ik vind je. Ik
vermoord jullie alle twee. Ik vermoord jou en je man ook. Heb je dat begrepen?”.
Ik antwoordde: “Ja, dat heb ik begrepen”.
Ik heb overal maar bevestigend op geantwoord om van deze dreiging af te zijn.
Ik was zo bang, zo doodsbang.
Ik zag dat [verdachte] opeens weg liep. (…)
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 14 november 2015, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van getuige, pag. 48 t/m 49:
Op donderdag 12 november 2015 was ik thuis en zat ik in de woonkamer. Het was
ongeveer 12.15 uur. Mijn zoon kwam naar beneden en vertelde dat hij had gezien dat
[verdachte] met een ontbloot bovenlichaam bij de kennel stond te schreeuwen. Deze kennel
bevindt zich op het erf van de familie [slachtoffer 2] . Ik ben met mijn zoon [getuige 2] door de
deur in het hek gelopen en wij zijn achter de muur blijven staan. Ik zag dat [verdachte]
op het erf van de familie [slachtoffer 2] stond. Ik hoorde [verdachte] roepen: “Je moet
stoppen met filmen”. Ik had geen zicht op [slachtoffer 1] . Ik zag dat [verdachte] op een
gegeven moment terug liep naar zijn eigen woning. Ik vroeg aan [getuige 2] “wat heeft [verdachte]
in zijn handen”. Volgens mijn zoon had [verdachte] een camera in de handen.
Ik ben samen met [getuige 2] weer in de richting van onze woning gelopen. [getuige 2] is weer naar
zijn slaapkamer gegaan op de bovenverdieping van onze woning.
[getuige 2] kwam na een aantal minuten weer naar beneden en vertelde dat [verdachte] met een mes
in de handen op het erf van [slachtoffer 2] stond.
Ik ben samen met [getuige 2] weer door de deur in het hek gelopen en ik ben samen met [getuige 2]
achter de muur blijven staan. Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond zat en dat [verdachte]
voor haar stond. Ik zag dat de afstand tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] ongeveer anderhalve meter
was (1,5 m). Ik hoorde [verdachte] schreeuwen. Wat precies weet ik niet in verband met het blaffen van de honden.
Ik zag dat [slachtoffer 1] aan het knikken en aan het schudden was met haar hoofd. Ik zag dat
[verdachte] met een mes in zijn handen voor [slachtoffer 1] stond. Ik zag dat [verdachte] zijn arm met het
mes halverwege zijn lichaam had. Ik had het idee dat het een slagersmes betrof ter
grootte van een broodmes.
Ik ben iets terug gelopen mijn eigen erf op zodat ik niet gezien en gehoord zou worden.
Ik heb [moeder verdachte] (moeder van [verdachte] ) gebeld. Dit was al de tweede keer dat ik
haar belde alleen nu vertelde ik haar dat [verdachte] met een mes in de handen stond.
Ik hoorde [moeder verdachte] zeggen dat zij de politie zou bellen. Ik weet zeker dat het [verdachte]
was die voor [slachtoffer 1] stond omdat ik [verdachte] al 5 jaar ken en naast hem
woon.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 14 november 2015, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van getuige, pag. 51:
Op donderdag 12 november 2015 omstreeks 12.15 uur zat ik op mijn slaapkamer. Ik
hoorde de honden van de buren blaffen. Ik heb toen naar buiten gekeken en hoorde
schreeuwen. Ik zag kort daarop [verdachte] lopen op het erf van de buren, familie
[slachtoffer 2] . Ik ben naar beneden gelopen naar mijn moeder en heb gezegd dat zij de
politie moest bellen. Ik ben samen met mijn moeder naar het hek gelopen en ik ben met
mijn moeder door de deur in de richting van de scheidingsmuur gelopen. Ik zag [verdachte]
lopen met een camera in de hand. Ik weet dat dit een camera was omdat ik een lens
zag en de manier waarop hij deze vasthield. Ik zag dat [verdachte] naar binnen liep bij
zijn eigen woning. Ik zag dat [verdachte] een ontbloot bovenlichaam had. Ik zag en hoorde
dat mijn moeder [moeder verdachte] belde (moeder van [verdachte] ).
Ik ben weer naar huis gelopen. Na ongeveer 5 minuten hoorde ik weer schreeuwen. Ik ben
met mijn moeder weer naar het hek gelopen.
Ik zag dat [verdachte] voor [slachtoffer 1] stond. Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond zat/lag.
Ik zag dat de afstand tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] ongeveer één meter was.
Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn hand had. Ik zag dat [verdachte] het mes in zijn
rechterhand vast hield.
Ik zag dat het een vleesmes was. Ik stond op ongeveer 10 meter afstand van [verdachte] .
Ik zag dat [verdachte] het mes op romphoogte vasthield en in de richting van [slachtoffer 1] wees met
het mes.
Ik zag dat [verdachte] wegliep met het mes in zijn hand.
Ik ben met mijn moeder weer naar huis gelopen. Ik hoorde mijn moeder bellen met
[moeder verdachte] om te vertellen dat [verdachte] nu met een mes in de handen stond.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2015, pag. 56 t/m 57:
Op donderdag 12 november 2015, omstreeks 12.30 uur, werd door het Regionale
Meldcentrum Oost Nederland de melding uitgegeven dat er aan de [adres 1] te
Albergen iemand met een mes zou lopen te zwaaien. Het zou gaan om de buurjongen die
op [adres 3] woonde. De meldkamer gaf door dat de moeder van de jongeman was gebeld
door de buurvrouw die het een en ander had gezien. Hierop heeft de moeder van de
jongeman de politie gebeld.
Ik, verbalisant, reed in een opvallend dienstvoertuig en was gekleed in uniform.
Ik ben hierop ter plaatse gegaan. Al aanrijdend gaven de inmiddels ter plaatse
gekomen collega’s door dat de situatie rustig was en dat men met de jongeman zat te
praten.
Enkele minuten later gaf de meldkamer door dat men gebeld was door de dochter van de
bewoners van [adres 1] . Zij had aangegeven dat haar moeder gewond was en dat
men een ambulance nodig had.
Ik, verbalisant, ben vervolgens naar deze woning gereden. Ter plaatse gekomen werd ik
opgevangen door een man. Dit bleek de echtgenoot van het slachtoffer te zijn die vlak
voor mij daar was aangekomen. Ik ben via de tuindeur naar binnen gelaten. In de
woonkamer zag ik een oudere vrouw op de bank zitten. Ik zag dat de vrouw hevig
overstuur was en haar hoofd zat deels onder het bloed. Verder zag ik dat haar handen
en polsen dik en blauw waren. Ik hoorde haar zeggen dat zij veel pijn aan haar rug en
hoofd had.
Op mijn vraag hoe dit kwam antwoordde zei: “Dit heeft mijn buurjongen [verdachte]
gedaan.” Omdat mevrouw erg emotioneel en overstuur was, was het gesprek in eerste
instantie lastig te volgen. Ik, verbalisant, hoorde haar zeggen dat de buurjongen hun
honden aan het ophitsen was door wolven geluiden na te bootsen. Hier reageerden de
honden op door te beginnen met blaffen. Zij zag dat haar buurjongen een ontbloot
bovenlichaam had. Ik hoorde haar zeggen dat zij bang was dat dit uit de hand ging
lopen. Hierop heeft zij haar grijze Panasonic filmcamera gepakt en is zij haar
buurjongen gaan filmen.
Volgens haar werd de buurjongen hierdoor nog gekker. Haar buurjongen verdween
kortstondig uit haar blikveld. Enkele ogenblikken stond haar buurjongen voor haar op
haar eigen erf. De buurjongen pakte haar camera af en greep haar vast. Ik,
verbalisant, hoorde haar zeggen dat de buurjongen haar, met haar hoofd tegen de muur
van het huis sloeg. Uiteindelijk kwam zij ten val. Zij gaf aan, dat nadat zij op de
grond lag de buurjongen haar trapte en sloeg op haar hele lichaam. Ik hoorde haar
zeggen dat zij even haar bewustzijn was verloren. Ik hoorde haar ook zeggen dat [verdachte]
had aangegeven dat hij haar en haar man een volgende keer zou dood maken.
Nadat ik dit verhaal had aangehoord en andere collega’s inmiddels ter plaatse waren
ben in naar de woning van de familie [verdachte] gegaan.
Ik zag dat de collega’s in gesprek waren met [verdachte] en zijn ouders. Ik hoorde
dat [verdachte] aan het praten was. Ik heb de collega’s medegedeeld dat [verdachte] kon worden
aangehouden voor mishandeling van zijn buurvrouw.
Ik zag dat [verdachte] opstond. Ik zag dat hij onvast ter been was. Ik, verbalisant, stond
dicht bij [verdachte] . Terwijl [verdachte] aan het praten was rook ik dat zijn adem riekte naar
het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank. Ik zag dat [verdachte] bloed doorlopen ogen
had.
7.
De eigen waarneming van de rechtbank ten aanzien van de zich in het dossier bevindende foto’s, pag. 41 t/m 47;
8.
De letselomschrijving(en) van Forensische Geneeskunde van 13 november 2015 van drs. TH. Loef, forensisch arts KNMG/FMG:
opgegeven toedracht Mishandeld in verband met conflict over honden door buurjongen. Ze werd
bedreigd met een mes, geschopt en geslagen met name op het hoofd. Was
kort buiten bewustzijn. Tijdens aangifte bewustzijnsverlies en per
ambulance naar ziekenhuis.
eerste hulp verleend Nee
SEH formulier Gezien
SEH diagnose Misselijk en braken. Hoofdpijn.
Drukpijn rechterzijde borstkas; zwelling voorhoofd links en linker zijde
hoofd; zwelling achter linker oor; bloeduitstorting linker handrug vanwege
verstuiking hand.
Geen fracturen hoofd, ribben, wervelkolom en armen.
Opgenomen ter observatie.
subjectieve klachten Hoofdpijn, pijn borstkas en misselijk
vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel Ja
toelichting Gekneusde ribben rechts; blijft nog ter observatie in het ziekenhuis
vermoeden van blijvende beperking van fysieke functies Nee
toelichting
schatting duur verdere genezing zichtbare letsels 10 weken
schatting duur verdere genezing overige letsels n.v.t.
ouderdom letsels
past het letsel bij de opgegeven toedracht goed
omdat verwondingen goed passen bij stomp inwerkend geweld.
Letsel beschrijving(en)
lichaamdeel
beschrijving Hoofd overzicht:
linker oog blauwrode verkleuring en zwelling van boven- en onderooglid
soort Bloeduitstorting
past bij toedracht
lichaamdeel
beschrijving Linker oor:
blauw/rode verkleuring oorschelp met donkerblauwe verkleuring achter
linker oor met forse zwelling
soort Bloeduitstorting
past bij toedracht
lichaamdeel
beschrijving rechter oor:
geringe blauwrode verkleuring oorschelp
soort Bloeduitstorting
past bij toedracht
lichaamdeel
beschrijving rechter hand: pink en pinkzijde hand blauw/rode verkleuring
soort Bloeduitstorting
past bij toedracht
lichaamdeel
beschrijving linker hand:
fors gezwollen en blauw/groen/geel verkleurd
soort Bloeduitstorting
past bij toedracht
lichaamdeel
beschrijving linker pink: rugzijde topje van de pink kleine verwonding met korstje
soort Oppervlakkig schaafletsel
past bij toedracht
Iichaamdeel
beschrijving rechter elleboog en onderarm: forse blauw/groen/gele verkleuring
soort Bloeduitstorting
past bij toedracht
lichaamdeel
beschrijving rechter bovenarm: achterzijde gehele bovenarm blauw/groen/gele
verkleuringen; nabij elleboog meer intens blauwe verkleuring
soort Bloeduitstorting
past bij toedracht
lichaamdeel
beschrijving linker onderarm: uitgebreide wat vagere groen/gele verkleuringen
soort Bloeduitstorting
past bij toedracht
lichaamdeel
beschrijving rugzijde borstkas: geen duidelijke afwijkingen
soort Overig letsel
past bij toedracht
Ten aanzien van feit 3:
1.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Ik heb een pakketje aangenomen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 2 juli 2015 zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van aangever, pag. 24 t/m 25:
Ik wens aangifte te doen van verduistering. Door een mij bekend persoon zijn er
goederen die voor mij bestemd waren, verduisterd. Dit deed hij door de postzending
waar de goederen inzaten van de bezorger aan te pakken en deze niet aan mij te
overhandigen. Hij heeft zich de goederen dus toegeëigend zonder mijn toestemming.
Ik kan hierover als volgt verklaren.
Ik had rond 18 mei 2015 een aantal goederen besteld hij een bedrijf uit volgens
mij Rotterdam. Dat bedrijf heet [bedrijf] . (…)
Door het genoemde bedrijf zijn de door mij bestelde goederen voor bezorging aan mij
aan het bedrijf [pakketdienst] toevertrouwd. De zending was via de track and trace te volgen.
Zo is te zien dat de bestelling op 20 mei 2015 te 07.26 uur aangemerkt stond als
“is onderweg voor aflevering”.
Op die dag, te 16.40 uur staat de zending geboekt als zijnde “afgeleverd”, met als
toelichting: “getekend door [verdachte] ”. Op dat tijdstip heeft [pakketdienst] dus abusievelijk
mijn bestelling afgeleverd op het adres [adres 3] . Daar woont de familie
[verdachte] .
Op dat tijdstip was ik thuis. Ik zag dat er een bestelauto van [pakketdienst] vlakbij mijn
woning stopte. De woning van [verdachte] staat dichtbij mijn woning. Ik zag dat [verdachte]
uit zijn woning naar buiten kwam en naar de bestelauto liep. Ik zag dat
hij een pakketje aanpakte. Ik zag hij dat hij kennelijk zijn naam zette op het bekende apparaatje dat die koeriersdiensten gebruiken.
Ik zag toen dat de koerier wegreed en dat [verdachte] met het pakketje in de hand
zijn woning binnenging.
De bewijsvoering hiervoor staat op een e-mail die ik ontving aangaande het traject
dat het bestelde pakketje heeft gevolgd. Een kopie daarvan stel ik voor het
onderzoek ter beschikking.
(…)
Ik ben van mening dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering.
Hij heeft namelijk een goed, dat hij anders dan door misdrijf onder zich had,
zonder toestemming toegeëigend.
3.
Een e-mailbericht van 20 mei 2015, tussen aangever [slachtoffer 2] en [naam] , namens [bedrijf] , pag. 26 t/m 27.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , van 23 september 2015, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van getuige, pag. 28:
Ik werk als bezorgster bij het bedrijf [pakketdienst] . Ik weet me nog te herinneren dat ik een
pakketje heb afgeleverd te Albergen. De exacte datum weet ik niet meer, maar als u zegt dat het op 20 mei 2015 was, geloof ik dat.
Ik weet nog dat ik het juiste huisnummer niet goed kon vinden in dat buitengebied.
Vanuit een woning kwam toen een manspersoon op mij af die mij vertelde dat de buurman
niet thuis was en dat hij het pakketje wel wilde aannemen. Hij zou dan zorgdragen dat
het pakketje bij de buurman terecht zou komen.
Omdat dat op het platteland ook onder de “noaberplicht” valt, had ik er geen moeite
mee. Ik heb die jongeman het pakketje gegeven in het volste vertrouwen dat het
pakketje op het juiste adres terecht zou komen.
Nu blijkt dus helaas dat dat niet gebeurd is.
Ik weet niet goed meer hoe die persoon er uitzag, maar ik weet nog dat het een jonge
man was met tattoo’s op zijn armen. Vanuit de richting van de woning waaruit die
persoon kwam, hoorde ik een aantal honden hard blaffen.